Vergadering van Notabelen, 29 maart 1814
Op 29 maart 1814 kwamen in de Nieuwe Kerk te Amsterdam 474 vooraanstaande burgers bijeen, die moesten beslissen over de ontwerp-Grondwet. De door de vorst benoemde 'aanzienlijken' werden als vertegenwoordigers van het Nederlandse volk gezien. De ontwerp-Grondwet1 was gemaakt door een commissie onder leiding van G.K. van Hogendorp2 en zou worden verdedigd door C.F. van Maanen3, president van het Hooggerechtshof en lid van de Grondwetscommissie.
Er werden op 2 maart 1814, een dag na voltooiing van de ontwerp-Grondwet, door de soeverein vorst 600 leden benoemd van de Notabelenvergadering (formeel de Grote Vergadering, representerende de Verenigde Nederlanden), maar niet allen waren verschenen. Het houden van een volksstemming werd onwenselijk gevonden, want daarmee waren in de Bataafs-Franse tijd nogal slechte ervaringen geweest. Oorspronkelijk was de vergadering voor 28 maart voorzien, maar dat werd de 29ste.
Bepaald was dat de vorst na aanneming van het ontwerp in dezelfde Vergadering de eed op de Grondwet zou afleggen en door de notabelen zou worden ingehuldigd. Dit geschiedde aldus op 30 maart 1814.
Contents
Op 14 februari 1814 was bepaald dat 600 aanzienlijken de ontwerp-Grondwet zouden beoordelen. Een commissie van negen stelden de lijsten per (negen) departement op. Hierbij gold nog de departementale indeling uit de Franse Tijd. Zo was er een departement Zuiderzee dat ongeveer het gebied van Noord-Holland en Utrecht besloeg en een departement Boven-IJssel dat overeenkwam met wat nu ongeveer Gelderland is.
(Vrije) burgers hadden tot acht dagen na de samenstelling van de vergadering recht om bezwaren te maken tegen voorgestelde personen. Als zij daarvan zouden afzien, beschouwde de vorst de aangewezenen als 'representanten van het gehele volk'.
Voorzitter van de Notabelenvergadering was de Geldersman A.W.C. van Nagell tot Ampsen4.
aantallen per departement
departement |
benoemd |
verschenen |
---|---|---|
Boven-IJssel |
74 |
65 |
Friesland |
52 |
38 |
Monden van de IJssel |
43 |
37 |
Monden van de Maas |
118 |
92 |
Monden van de Rijn |
83 |
55 |
Monden van de Schelde |
25 |
18 |
Wester-Eems |
53 |
35 |
Zuiderzee |
152 |
134 |
600 |
474 |
De 474 Grondwetsnotabelen (aanzienlijken) waren door de nieuwe soevereine vorst (Willem I5) uitgekozen, omdat ze nu eenmaal tot de elite behoorden en op grond van geboorte en positie ook in zijn ogen waren 'geroepen' om te regeren. Bij de selectie speelde secretaris van staat6 A.R. Falck7 een belangrijke rol.
Die elite bestond allereerst uit (oude) regenten uit de tijd van de Republiek. De val van het stadhouderlijk bewind in 1795 en de komst van een democratischer bestuur in steden en provincies en de komst van een eenheidsstaat waren (vanaf 1801) gevolgd door restauratie en terugkeer van prinsgezinden. De namen van oude regentenfamilies doken toen weer op. Daarnaast waren er echter ook nieuwelingen die pas na 1795 in bestuur en ambtenarij waren gekomen. De Bataafs-Franse tijd had gezorgd voor nieuwe nationale instellingen, zoals ministeries, een Staatsraad8 (Raad van State) en belastingdienst. Vertegenwoordigers van oud en nieuw troffen we dan ook aan in de Vergadering van Notabelen. Voor het merendeel waren de notabelen 'prinsgezind' en aristocratisch.
In een bijna geheel agrarisch land, met alleen in de steden handel en nijverheid, lag voor vele aanzienlijken in het grondbezit de basis voor hun maatschappelijke positie. Rijkdom stelde een relatief klein aantal families (circa tweehonderd) in staat te rentenieren en daarnaast andere bestuurlijke functies uit te oefenen. Dat het om een relatief klein aantal families ging, was te zien in de vele onderlinge familiebanden die bestonden tussen de grondwetsnotabelen. Ruim een derde van alle aanwezige leden was familie van elkaar.
De gewestelijke delegaties naar de Vergadering van Notabelen bestonden uit stadsbestuurders, landelijke bestuurders en een veel kleiner aantal leger- en marineofficieren, hoogleraren en bankiers en handelaren. Onder de 134 verschenen leden uit het departement van de Zuiderzee (Noord-Holland en Utrecht) kwamen er bijvoorbeeld ruim vijftig uit Amsterdam, tien uit Haarlem, vier uit Hoorn en vier uit Enkuizen, drie uit Alkmaar en drie uit Purmerend, en één uit Edam, één uit Zaandam en één uit Monninckendam.
Onder de Amsterdammers troffen we de namen van oude regentengeslachten zoals Alewijn, Bicker, Van Boetzelaer, Dedel, Elias, Hooft, Huydecoper, Van Lennep, Van Loon, Van de Poll en Six. Daarnaast naast waren er telgen van 'jongere' handels- en bankiersfamilies als Bondt, Goll van Frankenstein, Van der Hoop en Hovy.
Bijna de helft van de Amsterdammers was familie van elkaar; bijna twintig waren zwagers en er was één vader-zoon-relatie (D.W. Elias9 en G. Faas Elias10). Van het lid Willem Alewijn11 zaten bijvoorbeeld ook diens zwager (P.A. van Boetzelaer12) en zijn neven N. Calkoen13, A.J. van Vollenhoven14, P.I. Hogguer15, E. van Weede16 en G. Clifford17, alsmede een oom, A. Backer18, in de Notabelenvergadering.
Dat beeld was voor andere steden niet anders en het gold ook voor de afgevaardigden uit landelijke gebieden. Onder hen troffen we (land)adellijke families zoals de Friezen Van Burmania Rengers, Van Sminia en Van Sytzama, de Groningers Alberda, Lewe en Van Swinderen, en de Gelderlanders Van Heeckeren, Van Lynden, Van Nagell en Van Rappard.
Uit Friesland en Holland kwamen overigens ook enkele niet tot adel of patriciaat behorende leden, zoals de herenboer Jacob Waiboer19 uit de Wieringerwaard, de koopman Harmen Bakker20 uit Broek in Waterland, en de Moordrechtse landeigenaar en broodbakker Nicolaas Okhuysen21.
Het merendeel van de Notabelen bekleedde bestuursfuncties. Dat gold voor bijna 45 procent van alle aanwezige notabelen. Allereerst ging het daarbij om stadsbestuurders. Uit Gelderland (Boven-IJssel) kwamen bijvoorbeeld de burgemeesters van Zaltbommel, Groenlo, Nijmegen en Wageningen en uit Monden van de Maas (Zuid-Holland) burgemeesters (maires) van Schiedam, Leiden, Gorinchem en Vlaardingen. Daarnaast waren er enkele provinciebestuurders, zoals de voormalige Landdrost en préfect van Drenthe en Overijssel, Petrus Hofstede22. Verder zaten in de Notabelenvergadering diverse leden die betrokken waren bij het waterstaatsbestuur.
Een belangrijke plaats namen ook rechters in. Ongeveer vijftien procent van de aanwezigen was als zodanig werkzaam. Dertig leden waren officier, onder wie in hun tijd bekende legeraanvoerders als Van der Goltz23, Van Hoeij24 en Van Brienen van Ramerus25. Laatstgenoemde had een belangrijke rol gespeeld bij het bewaren van de rust in Amsterdam na het vertrek van de Fransen. Onder de dertig officieren waren zeven marineofficieren, zoals de vice-admiraals Van Bylandt Halt26 en John Seaburne May27.
Het aantal hoogleraren was geringer: vijf. Onder hen de Amsterdamse rechtsfilosoof H.C. Cras28, de geschied- en letterkundige en statisticus Herman Tollius29 (voormalige leraar van Willem I), en de hoogleraar-arts (lijfarts van Lodewijk Napoleon en Willem I) J.C.B. Bernard30. Andere artsen waren onder anderen P.J. Groen van Prinsterer31 (de vader van de antirevolutionaire voorman) en P.J. van Maanen32, een broer van minister Van Maanen (in de Notabelenvergadering 'verdediger' van het Grondwetontwerp). Uit de wetenschap kwam tevens de Haarlemmmer Martinus van Marum33, directeur van Teylers' Museum.
Er waren slechts enkele 'ondernemers', zoals de Amsterdamse brouwer A.J. van Vollenhoven. Naast vooral Amsterdamse koopmannen en bankiers kan verder nog worden genoemd de Utrechtenaar Van der Burgh34, die plantage-eigenaar in Suriname was.
Opvallende afwezigen in de Notabelenvergadering waren democratische patriotten. Tot de benoemden behoorden wel Cornelis ('Kees') de Gijselaar35, leider van de patriotten in 1787, en de Gouwenaar Martinus van Toulon36, die betrokken was geweest bij de aanhouding van prinses Wilhelmina bij Goejanverwellesluis. De Gijselaar bleef echter weg uit de Notabelenvergadering, omdat hij die bijeenkomst een schertsvertoning vond.
Slechts tien van de 474 notabelen hadden in 1796-1798 zitting gehad in de Nationale Vergadering, waarin een (democratische) Grondwet was opgesteld. De notabelen De Crane37 en Van Wickevoort Crommelin38 hadden daarna ook nog zitting gehad in het Vertegenwoordigend Lichaam en in het Wetgevend Lichaam. Zij behoorden evenwel niet tot de democratisch gezinde patriotten.
In de Notabelenvergadering speelde 'politieke kleur' vrijwel geen rol. Van belang was veel meer de afwezigheid van diverse benoemden. Een enkeling omkleedde dat ook met redenen, zoals J.J. Cau39. Hij twijfelde aan de bevoegdheid van de vergadering om namens het volk te spreken. Ook De Gijselaar bleef om die reden weg. Voor velen was het belangrijkste inhoudelijke motief om weg te blijven, hetgeen in de ontwerp-Grondwet was vermeld over de godsdienst, en met name de bepaling dat de vorst protestants moest zijn. Vooral katholieken bleven om die reden weg. Van de aanwezige katholieken stemden sommigen tegen.
De leden van de Notabelenvergadering waren overwegend protestants. Onder hen bevonden zich een kleine zestig katholieken en voorts vijf doopsgezinden, drie Luthersen en drie Joodse leden, onder wie de bekende Amsterdamse rechtsgeleerde Jonas Daniël Meijer40.
Het merendeel van de leden was tussen de 40 en 60 jaar. Bijna negentig leden waren jonger dan veertig jaar. Het jongste lid was lid was D. Hooft41 uit Amsterdam. Hij was ruim 25 jaar. Er waren vijftien aanwezigen van 71 jaar of ouder. Het oudste lid was eveneens een Amsterdammer, de tachtigjarige J. Graafland42.
Van de 600 notabelen waren er 126 afwezig. Drie van de benoemden waren inmiddels overleden. Veel afwezigen gaven daarvoor een reden op. Liefst zestig notabelen waren verhinderd door ziekte. Ook verschenen diverse officieren niet, omdat zij het commando voerden over troepen.
Vooraf was bepaald dat er geen plenaire discussie zou plaatsvinden, maar dat er alleen gestemd zou worden. Een debat over de vele artikelen zou, zo vond met name Van Maanen, te veel tijd kosten.
De vergadering in de Nieuwe Kerk in Amsterdam begon om 9.00 uur. J.E.N. van Lynden van Hoevelaken43, voorzitter van de commissie die de lijsten van Notabelen had opgesteld, trad op als waarnemend voorzitter. Hij deelde de benoeming tot voorzitter van Van Nagell tot Ampsen mee, alsmede van tien vicevoorzitters en van een secretaris, J. Bondt44. Daarna verdeelde de vergadering zich via loting in tien afdelingen, die werden voorgezeten door de tien vicepresidenten. Mogelijk hebben in die afdelingen wel beraadslagingen plaatsgevonden.
Soeverein vorst Willem5 begaf zich om 10.30 uur naar de kerk. Dat deel van de vergadering werd door hem geopend met een toespraak. Hij zei onder meer:
"Ik heb op de verklaring van het merendeel der natie, dat zij de uitoefening van de soevereine regten bij voorkeur in mijne handen zag, gezegd, alléén op één voorwaarde daarin genoegen te zullen nemen, en wel op die, dat eene naar Hollands behoefte en den tegenwoordigen toestand van Europa die vrijheid van personen, de veiligheid van goederen, en met één woord, alle de burgerlijke regten, welke inderdaad een vrij volk kenschetsen, genoegzaam zoude verzekeren." (...)
Overtuigd, door hetgeen wij geduurende twintig jaren gezien hebben, dat eene hoofdelijke stemming van het geheele volk, uit de aard der zaak bijna, niet anders dan eene blote vertoning is, heb ik juist daarom deze Vergadering bijeengeroepen, om zeker te zijn dat mannen, uit alle orden van het vaderland uit de achtenswaardigste burgers gekozen, niet bij overijling, maar na een bedaard overleg ten hunnent, zonder werking van invloed of overreding, de vraag beantwoorden zouden, of zij de Grondwet genoegzame waarborg voor hun geluk en voor hunne veiligheid niet alleen, maar ook die van hunne kinderen vonden."
Van Maanen hield een algemene rede ter verdediging van het ontwerp, waarin hij de notabelen voorhield dat zij geen lasthebbers waren van hun provincie, maar vertegenwoordigers van de gehele natie. Ook in de toekomst zou dit zo blijven en zouden parlemensleden en vorst gezamenlijk als wetgever optreden. Verder verdedigde hij met name de vrijheid van geweten en van godsdienst.
De vorst en de leden van de Grondwetscommissie ondertekenden de ontwerp-Grondwet en de voorzitter beantwoordde vervolgens de rede van de vorst, die toen weer vertrok.
De notabelen verdeelden zich opnieuw over tien afdelingen, waar zij hoofdelijk hun stem uitbrachten. Sommigen wilden een stemverklaring afleggen, maar besloten werd dat dit alleen schriftelijk kon en dat deze verklaringen aan het verslag zouden worden toegevoegd. Sommigen maakten wel kanttekeningen, maar stemden wel in met het ontwerp.
Van de notabelen waren er 448 vóór en 26 tegen.
Tegen stemden twintig katholieke leden, die zich keerden tegen de bepaling dat de vorst Hervormd moest zijn. De katholieke notabele B.J. van Sonsbeeck45 wilde dat de financiële banden van de staat met kerkgenootschappen geheel werden doorgesneden.
Verder was onder meer een leidende figuur uit de Bataafse tijd, prof. J.H. van Swinden46, tegen. Hij keurde het ontwerp inhoudelijk af, evenals de Amsterdammer H. Hovy47. De Utrechtse notabele J. Both Hendriksen48 vond dat de Hervormde kerk staatskerk moest worden.
Een aansluitend aan de stemming benoemde delegatie uit de vergadering bood de door de voorzitter, vicevoorzitters en secretaris ondertekende Grondwet hierna op het Paleis op de Dam aan de soeverein vorst aan.
Met aanvaarding van de ontwerptekst kwam de eerste Grondwet49 tot stand. Na de bijeenkomst werd deze officieel gepubliceerd en om 14.00 uur met kanonsschoten afgekondigd.
Een dag later werd in het bijzijn van de notabelen de vorst in de Nieuwe Kerk ingehuldigd, nadat hij de eed op de Grondwet had afgelegd.
De voorzitter las daartoe de eedformule voor, die vervolgens gelijktijdig door de voorzitter en alle notabelen werd bezworen en waarbij de vorst met ongedekt hoofd toehoorde.
De inhuldiging werd afgekondigde door de wapenheraut met de woorden: "Leve Willem Frederik, souvereine vorst der Verenigde Nederlanden"!!
Er werd tot slot een Akte van inhuldiging opgesteld, die door de vorst, de algemeen secretaris van staat6, en de voorzitter, vicevoorzitters en leden van de Notabelenvergadering werd ondertekend. Tevens werden gouden en zilveren gedenkpenningen uitgereikt. Een door de voorzitter geleide delegatie van twintig leden bood de Akte daarna aan de, inmiddels naar het Paleis op de Dam vertrokken, vorst aan.
Van de plechtigheid werd op 31 maart een officieel verslag (verbaal) gemaakt door een commissie uit de Notabelenvergadering, dat op diezelfde dag aan de vorst werd overhandigd.
Wie de namen van de aanwezige aanzienlijken op zich laat inwerken, zal zien dat zij in veel opzichten de schakel waren tussen de oude Republiek en het nieuwe Koninkrijk dat in 1814 ontstond. Een veertigtal leden keerde in 1814 en de jaren daarna terug als lid van Staten-Generaal (1814-1815) of Tweede en Eerste Kamer.
Families als De Beaufort, Borret, Gockinga, Van Harinxma thoe Slooten, Van Lidth de Jeude, Linthorst Homan, Mackay, Van Rijckevorsel, De Savornin Lohman, Verheyen, De Vos van Steenwijk en Van Zuylen van Nijevelt zouden nog lang een rol in het Nederlandse staatsbestel spelen. Zij waren 'stamvaders' van bestuurlijke geslachten.
Meer over
- 1.Op 29 maart 1814 keurde een 'Grote Vergadering representerende de Verenigde Nederlanden' het door een commissie ontworpen Grondwet goed. Deze ontwerp-Grondwet was gemaakt door een commissie onder leiding van Gijsbert Karel van Hogendorp.
- 2.Gematigde Rotterdamse orangist en liberaal. Grondlegger van het Nederlandse staatsbestel. Ontwierp in de Bataafs-Franse Tijd een Grondwet. Die 'Schetsen' vormden de basis voor de Grondwet van 1814. Was zelf voorzitter van de Grondwetscommissies in 1813/1814 en 1815. Vormde in december 1813 met Van der Duyn van Maasdam het Voorlopig Bewind en maakte de weg vrij voor Soeverein Vorst (later koning) Willem I. Kwam later evenwel met die koning in conflict, waarbij hem zelfs de titel 'minister van staat' werd ontnomen. Origineel denker met een scherp verstand die zijn gedachten steeds aan papier toevertrouwde. Tamelijk ijdel.
- 3.Belangrijkste minister onder Willem I. Begon zijn bestuurlijke loopbaan tijdens de Bataafse tijd en was minister van Justitie en Politie onder Lodewijk Napoleon. Maakte deel uit van de Grondwetscommissies in 1814 en 1815. Had een groot aandeel in de totstandkoming van de codificatie van het recht in wetboeken. Aanvankelijk tamelijk verlicht en voorstander van openbare Kamervergaderingen. Onder Willem I speelde hij echter een belangrijke rol bij het tegengaan van oppositie, onder andere door maatregelen om de persvrijheid te beperken. Tegenstander van de invoering van ministeriële verantwoordelijkheid en voorstander van het regeren bij besluit. Willem II verving hem door de liberalere Van Hall.
- 4.Gelderse edelman, die tot de vertrouwelingen van stadhouder Willem V behoorde. Voor 1795 ambassadeur in Londen. Leidde in 1814 de Vergadering van Notabelen waarin de Grondwet werd goedgekeurd. Daarna, als opvolger van Van Hogendorp, minister van Buitenlandse Zaken. Werd na zijn aftreden belast met het toezicht op de koninklijke verzamelingen van kunst en zeldzaamheden.
- 5.De 'Koning-Koopman'. Eerste Nederlandse koning na het herstel van de zelfstandigheid in 1814. Had ervaring als vorst opgedaan in Fulda. Regeerde als verlichte autoritaire vorst en zette zich in voor ontwikkeling van het economisch leven (kanalen!). Weigerde zich lange tijd neer te leggen bij de afscheiding van België van 1830 en veroorzaakte mede daardoor problemen met de staatsfinanciën. Die financiële politiek was de voornaamste bron van kritiek van de oppositie. Trad in 1840 teleurgesteld af na een beperkte Grondwetsherziening. Verloor de grote lijnen vaak uit het oog, doordat hij zich te veel bezighield met details. Beschouwde ministers als zijn dienaren en stelde in hen vaak weinig vertrouwen.
- 6.Tussen 1798 en 1840 bestond de functie van algemeen secretaris van staat. Dit was de hoogste staatsambtenaar, die ondersteuning gaf aan de uitvoerende macht. Eerst was dat het Uitvoerend Bewind en het Staatsbewind (tot 1805), daarna de raadpensionaris (1805-186) en de koning (1806-1810). Onder Willem I en II was er eveneens een (algemeen)secretaris van staat.
- 7.Belangrijk staatsman ten tijde van koning Willem I. Maakte als ambtenaar carrière in de Franse Tijd en vervulde in 1813 een positie in het voorlopig bewind. Werd door soeverein vorst Willem tot Algemeen Secretaris benoemd, een belangrijke politiek-ambtelijke functie. In 1818 minister van het 'superdepartement' van Onderwijs, Nationale Nijverheid en Koloniën. Voerde een krachtig industriebeleid, vooral in de Zuidelijke Nederlanden. Kwam in conflict met Van Maanen en trad af. Daarna ambassadeur in Londen. Na een conflict met de koning over de Belgische kwestie nam hij ook uit deze functie ontslag. In 1839 werd hij nog ambassadeur in Brussel. Verlicht denker en vrijmetselaar.
- 8.De Staatsraad was het advieslichaam van koning Lodewijk Napoleon. Zij was de voortzetting van de Staatsraad uit 1805. De Staatsraad adviseerde over alle wetsvoorstellen en over andere bestuursaangelegenheden. Alle wetsvoorstellen moesten voor advies eerst aan de Staatsraad worden gezonden, voordat ze behandeld werden in het Wetgevend Lichaam.
- 9.Amsterdamse regent tijdens de Republiek en op het einde van zijn leven burgemeester van de hoofdstad. Woonde op de Keizersgracht. Had in maart 1814, net als zijn zoon, zitting in de Vergadering van Notabelen en werd in 1815 in de adelstand verheven.
- 10.Amsterdamse grootburger en schoonzoon van een burgemeester, die diverse bestuursfunctie bekleedde. Zo was hij dijkgraaf en raadslid. In 1814 had hij zitting in de Vergadering van Notabelen.
- 11.Aan vele regentenfamilie gelieerde Amsterdamse grootburger. Had zelf functies bij de schutterij en was opperboekhouder bij de Stadsbank. Maakte deel uit van de Notabelenvergadering van 1814.
- 12.Telg van een Leidse staatsgezinde regentenfamilie, die net als zijn broers Kamerlid was. Was rechter en werd in 1805, toen de voormalige bestuurders waren teruggekeerd in het landsbestuur, lid van het Wetgevend Lichaam. Was na 1813 burgemeester van Amsterdam en in 1814 lid van de Notabelenvergadering die de Grondwet moest goedkeuren. Zes jaar Tweede Kamerlid als vertegenwoordiger van de Amsterdamse stedelijke elite.
- 13.Zeer welgestelde Amsterdamse patriciër die in 1787 bij de patriottische revolte vanwege zijn orangistische gezindheid werd afgezet als regent. Keerde echter spoedig terug toen de Pruisen het oude bewind herstelden. In januari 1795 kwam er door de Franse inval opnieuw (tijdelijk) een einde aan zijn bestuursfuncties, maar in 1802 keerde hij wederom terug. Na lid te zijn geweest van het departementaal bestuur werd hij in 1806 lid van de Staatsraad en in 1808 van het Wetgevend Lichaam. Ook na 1813 speelde hij als lid van de Notabelenvergadering en van de Staten-Generaal nog een rol op nationaal niveau.
- 14.Amsterdamse bierbrouwer, die behoorde tot de stedelijke elite. Had in 1814 zitting in de Vergadering van Notabelen.
- 15.Uit een Zwitserse familie stammende bankier en regent uit Amsterdam. Zat in 1814 in de vergadering van aanzienlijken en was nadien president van de Nederlandsche Bank en stadsbestuurder.
- 16.Telg van een Amsterdams regentengeslacht, die vijfentwintig jaar griffier van de Eerste Kamer was. Maakte deel uit van de Grote Vergadering van Notabelen, die in 1814 oordeelde over de ontwerp-Grondwet. Besloot zijn loopbaan als een de door de koning benoemd Eerste Kamerlid, maar was door ziekte vrijwel nooit aanwezig.
- 17.Uit een Schotse familie van koopmannen en bankiers afkomstige Amsterdamse patriciër, die geruime tijd parlementslid was. Bekleedde ten tijde van de Republiek al regentenfuncties in Amsterdam en werd na de Bataafs-Franse tijd lid van de Notabelenvergadering. Had behalve in de Staten-Generaal en de Tweede Kamer ook zitting in de Amsterdamse raad. Gelieerd aan de regentenfamilies Van de Poll, Dedel en Van Weede en behorend tot de getrouwen van de koning. Een zoon van hem was opperhofmaarschalk.
- 18.Telg van een Amsterdamse regentenfamilie. Was onder meer kerkmeester en secretaris van de Amsterdamse Weeskamer. Had in maart 1814 zitting in de Vergadering van Notabelen, die in de Nieuwe Kerk over de Grondwet besliste.
- 19.Landbouwer, dorps- en waterschapsbestuurder uit de Wieringerwaard. Had zitting in de Notabelenvergadering van maart 1814.
- 20.Koopman en bestuurder uit Broek in Waterland. Was daar maire en later burgemeester en schout. Zat namens het departement van de Zuiderzee in de Notabelenvergadering van 1814.
- 21.Bakker, landeigenaar en bestuurder (maire) uit Moordrecht, die zitting had in de Eerste Nationale Vergadering en later in het Vertegenwoordigend Lichaam. Was in 1814 lid van de Notabelenvergadering.
- 22.Autoritaire Drentse bestuurder die als Landdorst en Gouverneur Assen tot culturele bloei bracht. Woonde op het landgoed Vredeveld en was bekend vanwege de luisterrijke feesten en diners die hij daar gaf. Desondanks niet geliefd bij de bevolking. In 1815 lid van de Dubbele Staten-Generaal voor de behandeling van de ontwerp-Grondwet.
- 23.Beroepsofficier en hofdignitaris van Pruisische afkomst, die onder Willem I minister van Oorlog was. Na een conflict met de kroonprins trad hij af. Werd daarna tot Eerste Kamerlid benoemd, waarvan hij tot op hoge leeftijd deel bleef uitmaken. Was de laatste jaren echter steeds afwezig.
- 24.Officier, die in 1814 namens het departement van de Monden van de Rijn (Brabant) deel uitmaakte van de Notabelenvergadering. Streed in 1794 in de Oostenrijkse Nederlanden aan geallieerde zijde mee tegen de Fransen (Slag bij Landrecies) en was vanaf 1813 commandant in Noord-Brabant. Besloot zijn loopbaan als lid van het Hoog Militair Gerechtshof.
- 25.Officier, die in de Franse tijd dienst deed in Amsterdam. Speelde in november 1813 samen met onder meer A.R. Falck en J.S. May een belangrijke rol bij het bewaren van de orde in Amsterdam na het wegtrekken van de Franse troepen. Samen met Falck maakte hij de weg vrij voor een voorlopig bestuur in Amsterdam onder leiding van J.C. van der Hoop. Zat in 1814 in de Vergadering van Notabelen die over de Grondwet besliste en die de vorst inhuldigde.
- 26.Gelderse edelman, die op jonge leeftijd bij de marine kwam en daar zijn opleiding kreeg bij de vlootvoogd Van Kinsbergen. Vocht onder meer mee tegen de Marokkaanse zeerovers en was later commandant van diverse eskaders. Tijdens de Republiek voorstander van modernisering van de marine. Onder koning Lodewijk was hij voorzitter van het Wetgevend Lichaam. De soeverein vorst, met wie hij overigens een slechte verhouding had, benoemde hem in 1814 tot lid van de Raad van State en verleende hem de titel graaf. Aan zijn lidmaatschap van de Raad van State kwam echter spoedig een einde.
- 27.Populaire marineofficier in zowel Staatse als daarna Bataafse dienst. Kleinzoon van een Engelse scheepsbouwer in dienst van de Admiraliteit en zoon van een marineofficier. Hij speelde in november 1813 een belangrijke rol bij het beteugelen van onrust in Amsterdam. Had in maart 1814 zitting in de Vergadering van Notabelen en werd daarna belast met de leiding van de Marine in Rotterdam. Ontwierp het kanaal van Voorne.
- 28.Rechtsfilosoof, die in 1814 deel uitmaakte van de Notabelenvergadering die besliste over de eerste Grondwet. Werd al kort na zijn promotie tot hoogleraar aan het Atheneum in Amsterdam benoemd en onderwees daar het publiek-, natuur- en volkenrecht. Bestudeerde verder vooral de wijsbegeerte van het recht en stond bekend als een werkzaam, bekwaam en geliefd docent. Wees hoogleraarbenoemingen in Utrecht en Leiden af en bleef daardoor bijna een halve eeuw actief in Amsterdam. Onder meer leermeester van J.M. Kemper, Jonas Daniël Meyer, Falck en Van Hall. Had in de Bataafs-Franse tijd zitting in een commissie die het burgerlijk wetboek moest samenstellen.
- 29.Veelzijdige geleerde die hoogleraar in Harderwijk en Leiden was. Doceerde in Harderwijk geschiedenis, Grieks en welsprekendheid en na 1809 in Leiden onder meer diplomatie en Griekse letterkunde. Speelde een belangrijke rol bij de scholing van de kinderen van de prins-erfstadhouder (de latere Willem I) en bij het beheer van diens landerijen in Polen. Had in maart 1814 zitting in de Vergadering van Notabelen in Amsterdam. Medeoprichter van de Leidse Maatschappij van Nederlandse Letterkunde.
- 30.Arts en filosoof uit Haarlem, die in 1814 zitting had in de Vergadering van aanzienlijken in Amsterdam. Was lijfarts van Lodewijk Napoleon en Willem I en hoogleraar in Leiden. Ten tijde van het koninkrijk Holland was hij adjunct-maire van Haarlem.
- 31.Vader van de antirevolutionaire voorman Guillaume Groen van Prinsterer. Was arts, onder meer van koning Lodewijk Napoleon, en gezondheidsinspecteur. Kwam in 1811 in het stadsbestuur van Den Haag en had zitting in de Notabelenvergadering van 1814. Was nadien raads- en Statenlid en staatsraad in buitengewone dienst.
- 32.Hoogleraar geneeskunde in Harderwijk en later in de chirurgie in Amsterdam, broer van C.F. van Maanen, die zitting had in de Vergadering van Notabelen van 1814. Was lijfarts van koning Lodewijk Napoleon en lid van diverse wetenschappelijke genootschappen.
- 33.Natuurkundige, medicus en botanicus. Lid van de Notabelenvergadering van 1814. Begon zijn loopbaan als arts in Haarlem en was tevens als wetenschapper in die stad verbonden aan de Teylers-stichting. Ontwierp onder meer een draagbare brandspuit en verrichtte proeven met elektriciteit. Was later directeur en conservator van Teylers' Museum.
- 34.Eigenaar van een suikerplantage in Suriname en ambtsheer van Kronenburg en Loenen, die in 1814 deel uitmaakte van de Notabelenvergadering.
- 35.Dordtse pensionaris die in de jaren tachtig van de achttiende eeuw optrad als één van de leidende figuren van de patriottische beweging. Had een groot aandeel in de organisatie daarvan en bij het aanklagen van het vermolmde stadhouderlijk bewind. Reed in 1784 samen met burgemeester Govaerts in zijn koets door de Stadhouders Poort van het Binnenhof om daarmee het gezag van stadhouder Willem V te betwisten. Moest na de Pruissische interventie van 1787 vluchten en zijn rol was toen uitgespeeld. Weigerde te verschijnen in de Notabelenvergadering van 1814, omdat daarin alleen werd gestemd. Aan zijn voornaam Kees dankten de partiotten de scheldnaam 'Kezen'.
- 36.Goudse notabele en in zijn woonplaats Vroedschapslid en schout. Behoorde tot de patriotten die prinses Wilhelmina aanhielden. Was tevens advocaat in Den Haag. Had in 1814 zitting in de Vergadering van Notabelen in Amsterdam.
- 37.Telg van een geslacht van Zeeuwse predikanten, die zich in 1767 in Goes vestigde als advocaat en daar tevens bestuurder werd. Had in de periode 1775-1778 ook zitting in de Staten van Zeeland. Bekleedde diverse bestuursfuncties op Beveland. Kwam in 1796 in de Nationale Vergadering, maar keerde in 1797 niet terug. Werd in 1798 lid van het Vertegenwoordigend Lichaam en had daarna van 1801 tot 1810 zitting in het Wetgevend Lichaam. Bleef tevens bestuurder in Zeeland. In 1814 lid van de Notabelenvergadering.
- 38.Regent uit Haarlem die vanaf de tijd van de Republiek tot de jaren van het Koninkrijk op vele posten bestuurlijk actief was. Zo was hij schout van Bloemendaal, had hij zitting in de municipaliteit (gemeenteraad) van Amsterdam, maakte hij deel uit van de vergadering van provisionele representanten van Holland en zat hij in de Staatsraad van Lodewijk Napoleon. Werd in 1812 rechter en kreeg in 1814 zitting in de nieuwe Staten-Generaal. De laatste acht jaar van zijn loopbaan zat hij in de Eerste Kamer. Woonde op het landgoed Berkenrode bij Heemstede.
- 39.In Zierikzee geboren advocaat en stadsbestuurder, die namens een Haags district zitting had in de Eerste Nationale Vergadering. Was daar een onafhankelijke federalist en werd vanwege die gezindheid in 1797 niet herkozen. Weigerde in 1814 zitting te nemen in de Vergadering van Notabelen.
- 40.Amsterdamse rechtsgeleerde die al op zestienjarige leeftijd was gepromoveerd. Na advocaat te zijn geweest, werd hij rechter en bestuurder van het departement (provincie) Zuiderzee. Eén van de weinige joden in de Vergadering van Notabelen, die over de Grondwet van 1814 moest beslissen. Werd daarna secretaris van de commissie die na de vereniging met de Zuidelijke Nederlanden de grondwet moest herzien. Vanaf 1817 opnieuw advocaat. Schreef diverse rechtshistorische werken.
- 41.Amsterdamse bestuurder uit een voornaam (geadeld) regentengeslacht. Was in 1814 met 25 jaar en vier maanden het jongste lid van de Notabelenvergadering. Behoorde in de Tweede Kamer aanvankelijk tot de leden die kritisch waren over het financiële beleid van koning Willem I. In een tweede periode (1833-1849) had hij conservatievere neigingen en keerde hij zich tegen veel hervormingen in 1848. Vervulde in Amsterdam diverse bestuursambten en functies in het financiële en economische leven van de hoofdstad.
- 42.Amsterdamse bestuurder die tevens bewindhebber was bij de West- en Oost-Inidsche Compagniën. Zijn vader was raadsheer (rechter) en zijn schoonvader had een koffieplantage in Suriname. Hij had zitting in de Vergadering van Notabelen van 1814 en was daarin met ruim 80 jaar het oudste lid. In 1815 werd hij in de adelstand verheven.
- 43.Gelderse orangistische edelman, die tijdens de Republiek onder meer gedeputeerde van Gelderland en burgemeester van Harderwijk was. Werd in 1814 voorzitter van de nieuwe Staten-Generaal en zat in 1815 in de commissie die de Grondwet moest wijzigen na de vereniging van Noord- en Zuid-Nederland. Kreeg daana zitting in zowel de Raad van State als de Tweede Kamer en was tevens in de eerste zitting Tweede Kamervoorzitter. Was in 1830 voorstander van scheiding van Noord en Zuid.
- 44.Vooraanstaande Amsterdamse advocaat, die zowel in het bestuur als in handel en financiën actief was. Maakte in 1814 deel uit van de Vergadering van Notabelen en trad daarin op als secretaris. Speelde van 1814 een belangrijke rol bij De Nederlandsche Bank.
- 45.Katholieke houtkoper uit Deventer, die in 1814 als lid van de Vergadering van Notabelen tegen de ontwerp-Grondwet stemde. Keerde zich tegen de financiële banden van de staat met alle christelijke kerkgenootschappen.
- 46.Geleerde aan het einde van de achttiende en het begin van de negentiende eeuw die korte tijd een rol speelde in het landsbestuur. Was al op zijn twintigste hoogleraar in Franeker en werd daarna in Amsterdam benoemd. Speelde vooral een belangrijke rol bij de studie naar wiskundige berekening van afstanden met behulp van sterren. Grote animator van het genootschap 'Felix Meritis'. Maakte deel uit van het Uitvoerend Bewind en stemde als lid van de Notabelenvergadering in 1814 tegen de ontwerp-Grondwet.
- 47.Amsterdamse bankier, die in 1814 in de Notabelenvergadering tegen de ontwerp-Grondwet stemde, zonder toelichting wat daarvoor de reden was.
- 48.Utrechtse bestuurder en rechter, die in 1814 tot de kleine minderheid van Notabelen behoorde die tegen de ontwerp-Grondwet stemde. Had vooral bezwaren van godsdienstige aard.
- 49.Erfprins Willem verklaarde op 1 december 1813 de soevereiniteit over Nederland te aanvaarden onder waarborging 'eener wijze constitutie'. De nieuwe soevereine vorst benoemde op 21 december daarom een commissie die onder leiding van Gijsbert Karel van Hogendorp een ontwerp-Grondwet moest opstellen. Dat ontwerp werd op 29 maart 1814 in een vergadering van notabelen in Amsterdam goedgekeurd.
- 50.Erfprins Willem trad in 1813 aan als soeverein vorst van Nederland en werd in 1815 koning van Nederland en België. In 1840 werd hij opgevolgd door Willem II. De ministers onder Willem I en Willem II waren dienaren van de koning en veelal van adel. Er was nog geen ministeriële verantwoordelijkheid, ministers waren alleen verantwoording verschuldigd aan de Koning en niet aan het parlement.