Strijd om het Tweede Kamervoorzitterschap

14 januari 2016, Bert van den Braak1

Dat er in vier rondes moest worden beslist over de vraag wie Tweede Kamervoorzitter zou worden, is niet uniek. Een zo lange strijd kwam evenwel niet veel voor. Wel was er enkele keren een gering verschil tussen twee kandidaten, zelfs van één stem, en één keer moest worden geloot.

Tot 1983 ging het daarbij overigens formeel om de voordracht die aan de Koning werd aangeboden. De volgorde van de nominatie werd echter altijd gevolgd. Pas vanaf 1983 kiest de Kamer zelf de Voorzitter.

Spannende strijd

De ene keer dat het lot nodig was om te bepalen wie Kamervoorzitter zou worden, was in september 1868 toen de liberaal W.H. Dullert2 en de conservatievere jhr. G.C.J. van Reenen3 tegenover elkaar stonden. Na vier rondes was er geen winnaar. Het lot was Van Reenen gunstig gezind. Een jaar later besloot Van Reenen echter zelf zich terug te trekken, ook uit de Kamer. Daarna was Dullert tot zijn dood in februari 1881 Kamervoorzitter.

Dullert en Van Reenen waren eerder, in 1858, ook al tegen elkaar in het strijdperk getreden. Ook toen waren vier stemrondes nodig. In die vierde ronde won Van Reenen. In april dat jaar had Dullert al met één stem verschil een nederlaag geleden tegen W.A. baron Schimmelpenninck van der Oye4. Hij had echter eerder zelf, in 1852, met twee stemmen verschil in de derde ronde de zittende voorzitter jhr. W. Boreel van Hogelanden5 verslagen.

Geringe verschillen waren er ook in 1849, toen Thorbecke6 het met twee stemmen verschil aflegde tegen J.K. baron van Goltstein7. In 1885 was er één stem verschil tussen de liberaal E.J.J.B. Cremers8 en de antirevolutionair Æ. baron Mackay9. Vier stemrondes waren er in 1881 nodig, voordat de liberaal O. van Rees10 als sterkste uit de strijd tegenover de conservatief A. baron Schimmelpenninck van der Oye11.

Na de dood van Dullert was er in februari 1881 een echte strijd tussen twee liberalen, C.J.F. Mirandolle12 en J.G. Gleichman13. Mirandolle, exponent van de 'linkervleugel', haalde het met 41 tegen 32 stemmen.

Uit de grootste

Na 1888 was er vrijwel nog nauwelijks echte strijd. De voorzitter kwam vanaf dat jaar uit de grootste fractie of, zoals in 1912 de christelijk-historische Graaf Van Bylandt14, uit het grootste 'blok'. De zittende voorzitter jhr. G. Beelaerts van Blokland15 legde het daarom in 1891 af tegen de liberaal Gleichman. Alleen in 1918 werd, met de herverkiezing van D. Fock16, afgeweken van dat stramien. Fock was lid van de relatieve kleine fractie van de Liberale Unie17.

Ook na 1972 werd soms afgeweken van de regel dat de grootste fractie de voorzitter mocht leveren. De zittende voorzitters Frans-Josef van Thiel18 (in 1971), Dick Dolman19 (1981 en 1986) en Wim Deetman20 (1994) konden zodoende worden herkozen.

Toch betwist

Alleen in maart 1959 was er enige strijd, omdat met name de PvdA ontevreden was over de handelwijze van Kamervoorzitter Kortenhorst21 na de kabinetscrisis van 1958. Kortenhorst (KVP) had tegen de zin van de PvdA (en van het kabinet-Drees) afhandeling van belastingvoorstellen doorgezet. De PvdA-leden stemden toen op een andere KVP'er, maar Kortenhorst werd wel gekozen. In september 1959 en september 1960 herhaalden de PvdA-fractie haar handelwijze.

Ook bij de verkiezing van Piet Bukman22 in december 1996 vond een stemming plaats. Op zijn fractiegenote Ali Doelman23, tot dan ondervoorzitter van de Kamer, werden toen 45 stemmen uitgebracht.

Na 1998

In 1996 besloot de Tweede Kamer op voorstel van de SP-fractie dat voortaan vooral zou worden gelet op kwaliteit. Niet langer zou de grootste fractie de Voorzitter leveren of zouden afspraken de verkiezing bepalen. Er kwam nu ook een profielschets. In 1998 kwam die vrije keuze overigens nog niet geheel uit de verf, toen de PvdA Jeltje van Nieuwenhoven24 naar voren schoof als voornaamste kandidaat. Er vond toe echter al wel een debat plaats, voorafgaand aan de verkiezing.

In 2002 versloeg Frans Weisglas25 onder anderen zijn fractiegenote Annemarie Jorritsma. Weisglas had zichzelf kandidaat gesteld.

In 2006 en 2012 waren er drie stemrondes nodig. In 2006 versloeg Gerdi Verbeet26 in de derde rond Maria van der Hoeven27 met 78 tegen 66 stemmen, nadat Henk Kamp28 was afgevallen. In 2012 won Anouchka van Miltenburg29 de verkiezing van Khadija Arib30, nadat Gerard Schouw31 na de tweede ronde afviel.

 

Dit artikel verscheen in de Hofvijver, de digitale nieuwsbrief van het Montesquieu Instituut

  • Verkiezingen voorzitter Tweede Kamer32

  • 1. 
    Kenner van de parlementaire geschiedenis met grote parate feitenkennis. Als medewerker van het PDC nauw betrokken bij websites over parlement en politiek en beheerder van het omvangrijke biografisch archief, het databestand over Nederlandse politici. Promoveerde in 1998 op een lijvig proefschrift over de Eerste Kamer, schreef samen met J.Th.J. van den Berg een boek over de parlementaire geschiedenis 1946-2016 en publiceert regelmatig in tijdschriften en dagbladen. Sinds 1 december 2018 is hij bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel in Maastricht.
     
  • 2. 
    Liberaal Tweede Kamerlid en Kamervoorzitter. Advocaat in Arnhem. Volbloed Thorbeckiaan. Als Kamerlid kundig jurist en waterstaatsdeskundige met een welluidende stem, die vaak als rapporteur over wetsvoorstellen optrad. Vanaf 1869 twaalf jaar Tweede Kamervoorzitter, nadat hij in 1868 door loting naast dat voorzitterschap had gegrepen. Stond bekend als een soepele, onpartijdige voorzitter, al kon hij nieuwkomers wel eens de maat nemen. Rijke vrijgezel, bij wie geestverwanten vaak over de vloer kwamen en die als voorzitter na de jaarlijkse begrotingsbehandeling diners aanbood aan zijn medeleden en de ministers.
     
  • 3. 
    Onafhankelijke gematigde Amsterdamse conservatief, steunpilaar van Willem III. Zowel zijn vader als schoonvader waren Tweede Kamerlid. Was aanvankelijk advocaat en later burgemeester (drie jaar) van en Tweede Kamerlid (vijftien jaar) voor Amsterdam. Minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Hall/Donker Curtius. Daarna enige jaren een tamelijk soepele Tweede Kamervoorzitter. Weigerde in 1856 een verheffing tot baron, maar werd in 1876 jonkheer. Als vicepresident van de met het Koninklijk gezag beklede Raad van State fungeerde hij in de nadagen van Willem III min of meer als 'onderkoning' van Nederland. Werd gekenmerkt als een oprecht, kundig en algemeen geacht staatsman.
     
  • 4. 
    Tweede Kamerlid en minister onder Willem II, die toen voorstander was van enige hervorming van het staatsbestel. In 1847 Gouverneur van Gelderland. Was in die tijd bevriend met Thorbecke. Deze achtte, toen hijzelf minister was geworden, de in zijn ogen te conservatieve Schimmelpenninck echter ongeschikt om Commissaris des Konings te blijven en ontsloeg hem daarom (zeer tegen de zin van de koning). Daarmee kwam ook hun vriendschap ten einde. Hij kreeg daarna hoge hoffuncties en keerde terug in de Tweede Kamer, waarvan hij zelfs kort voorzitter was. Nadien nog, als vertrouweling van de koning, Eerste Kamerlid.
     
  • 5. 
    Edelman uit Kennemerland die na een diplomatieke loopbaan een vooraanstaand lid van de Tweede Kamer werd. Behoorde tot de gematigde liberalen. Werd in 1848 als Kamervoorzitter door de koning ontboden om zijn mening te geven over de in de Kamer levende wensen ten aanzien van democratisering. Na 1848 schoof hij op in conservatieve richting. Na vijf jaar Commissaris des Konings in Noord-Holland te zijn geweest, keerde hij nog terug in Den Haag. Ditmaal als senator.
     
  • 6. 
    Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.
     
  • 7. 
    Onafhankelijk politicus uit een Guliks adellijk geslacht. Was aanvankelijk werkzaam bij het Hoog Militair Gerechtshof en werd in 1840 Tweede Kamerlid. Was toen voorstander van staatkundige hervormingen en veelvuldig deelnemer aan debatten. In 1849 als gematigd liberaal voorzitter van de eerste op basis van rechtstreeks kiesrecht gekozen Tweede Kamer. Deskundig op het gebied van het internationale recht en minister van Buitenlandse Zaken in het gemengd liberaal-conservatieve kabinet-Rochussen. Na zijn ministerschap nog negen jaar Tweede Kamerlid en anderhalf jaar senator. Werd allengs conservatiever. Stond te boek als serieus en humorloos.
     
  • 8. 
    Gefortuneerde Groninger van katholieken huize wiens eerste beroep minister van Buitenlandse Zaken was. Als aanbeveling voor die benoeming gold behalve dat hij financieel onafhankelijk was, dat hij veel gereisd had en zeven talen sprak. Ging in 1866 in over van het kabinet-Thorbecke II naar het kortstondige kabinet-Fransen van de Putte. Werd daarna Tweede Kamerlid en in 1885 Kamervoorzitter. In 1891 werd hij nog Eerste Kamerlid. Zeer bevriend met de vooraanstaande Groningse liberale hoogleraar B.D.H. Tellegen en met Fransen van de Putte. Op latere leeftijd trouwde hij met de pleegdochter van laatstgenoemde.
     
  • 9. 
    Bescheiden, zelfs wat schuchtere antirevolutionair politicus uit een Gelders adellijk geslacht van bestuurders. Was rechter in Zutphen en lange tijd Tweede Kamerlid (en een jaar voorzitter). Formeerde in 1888 het eerste confesssionele kabinet en gold als een bekwaam kabinetsleider. Wist als gelovig en overtuigd antirevolutionair steeds pragmatisch en diplomatiek te opereren en naar oplossingen te zoeken. Uit plichtsbesef verruilde hij in 1890 het ministerschap van Binnenlandse Zaken voor dat van Koloniën. Keerde na zijn ministerschap terug in de Tweede Kamer en was ten tijde van het kabinet-Kuyper opnieuw Tweede Kamervoorzitter. Hoewel hij in 1894 ten aanzien van het kiesrecht de zijde van Lohman koos, trad hij niet toe tot de CH-partij toe, maar bleef hij antirevolutionair. Sloot zijn loopbaan af als staatsraad.
     
  • 10. 
    Liberaal negentiende-eeuws koloniaal bestuurder en politicus. Begon al op veertienjarige leeftijd een loopbaan bij de ambtelijke dienst in Nederlands-Indië en was op zijn vijftigste vicepresident van de Raad voor Nederlands-Indië. Na terugkeer in Nederland Tweede Kamerlid en in 1879 minister van Koloniën in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Nadien weer Kamerlid en later voorzitter. Gouverneur-Generaal van Nederlands-Indië. Had daar de bijnaam 'koning Otto'. Tegenstander van voortdurende uitbreiding van het Nederlandse gebied in Indië en voorstander van hervormingen. Sprak met zachte stem, op een bescheiden wijze.
     
  • 11. 
    Bestuurder en Tweede Kamerlid uit de tweede helft van de negentiende eeuw uit een bekend Gelders geslacht. Grootgrondbezitter en rentenier, die ook hoffuncties bekleedde. Trouw volgeling van Groen van Prinsterer, met wie hij correspondeerde en bij wie hij enige jaren vaak op bezoek kwam. Stond als Kamerlid bekend als een tamelijk gematigd en op verzoening gericht man, minzaam in de omgang. Zou in zekere zin als voorloper van een christelijk-historische politicus kunnen worden beschouwd. In 1888 werd hij Commissaris des Konings in Utrecht.
     
  • 12. 
    In West-Indië geboren advocaat die met zijn rechtspraktijk in Nederlands-Indië fortuin maakte en daarna in Haarlem ging rentenieren. Werd in 1869 in het district Haarlem tot liberaal Tweede Kamerlid gekozen en was koloniaal specialist bij uitstek. Medestander en vriend van Kappeyne van de Coppello. Leidde de parlementaire enquête naar de toestand van de Nederlandse koopvaardijvloot. Werd in 1881 vrij onverwacht Kamervoorzitter als opvolger van Dullert, maar na een half jaar niet meer herkozen. Lange, tengere man, die zich nooit versprak en tamelijk onverstoorbaar was.
     
  • 13. 
    Voorman van de oud-liberalen en Tweede Kamervoorzitter. Na een loopbaan bij de Nederlandse Bank minister van Financiën in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Uitstekend administrateur en zuinig financier. Werd na de breuk in het kabinet feitelijk leider van de conservatief-liberalen. Was streng voor zichzelf en voor anderen. Moeilijk in de omgang. Ontzag inboezemend Kamervoorzitter, die door de gehele Kamer werd gerespecteerd vanwege zijn onpartijdigheid. Lange magere man; gedistingeerd en kalm, en gemakkelijk sprekend.
     
  • 14. 
    Sympathieke, minzame diplomaat uit een Duitse militaire en adellijke familie, die in 1882 Tweede Kamerlid werd voor de antirevolutionairen. Koos in 1894 de zijde van Lohman. Sprak in de Tweede Kamer vooral over buitenlandse en koloniale zaken. Werd in 1909 naar voren geschoven als Tweede Kamervoorzitter, omdat bij protestanten de vrees bestond dat de benoeming van de predikant De Visser de weg zou openen voor een toekomstig voorzitterschap van de priester Nolens. Was als Kamervoorzitter niet opgewassen tegen de lastige socialisten. Raakte mede daardoor in ongenade bij de koningin en werd in 1912 vervangen. Hij was onmiskenbaar pro-Duits; zijn zoons vochten in de Eerste Wereldoorlog mee aan Duitse zijde.
     
  • 15. 
    Negentiende-eeuws politicus, gezant en Tweede Kamervoorzitter na de winst van de rechtse coalitie in 1888. Telg uit een geslacht van Dordtse regenten; orthodox protestant. Was ambtenaar op Justitie en enkele malen Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen. Trad tamelijk zelfstandig op, waarbij hij tot de conservatieve vleugel kon worden gerekend. Dertien jaar gezant van de Zuid-Afrikaanse Boerenrepubliek; een functie die hij combineerde met het Kamervoorzitterschap. Voelde zich sterk verbonden met de calvinistische nakomelingen van Nederlanders in Zuid-Afrika. Klein en tenger en tamelijk ijdel en deftig. Liet zich als gezant graag met enige luister aandienen bij andere gezanten. Als bekwaam jurist maakte hij deel uit van diverse staatscommissies.
     
  • 16. 
    Vooraanstaande liberale staatsman uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Was advocaat en provinciebestuurder en kwam in 1901 voor een Rotterdams district in de Tweede Kamer. Had grote belangstelling voor koloniale vraagstukken en werd in het kabinet-De Meester minister van Koloniën. Keerde in 1913 terug in de Kamer na Gouverneur van Suriname te zijn geweest. In 1917 volgde hij Goeman Borgesius op als Kamervoorzitter. Dat ambt bekleedde hij met veel gezag en met strakke hand wist hij de vaak lastige communistische en links-socialistische afgevaardigden in de hand te houden. In 1921 Landvoogd van Nederlands-Indië en in dat ambt conservatief en vrij kleurloos. Bleef tot op hoge leeftijd politiek actief als partijvoorzitter en lid van de Eerste Kamer. Bekritiseerde toen zijn opvolger als Gouverneur-Generaal, De Graeff.
     
  • 17. 
    De Liberale Unie werd in 1885 opgericht. In de unie werden de liberale kiesverenigingen verenigd. Zij gold als gematigd vooruitstrevend, zeker nadat de conservatieve vleugel zich rond 1894 had afgescheiden. Tussen 1891 en 1901 domineerde zij de Nederlands politiek. Vooral het Unie-liberale kabinet-Pierson wist belangrijke (sociale) wetgeving tot stand te brengen, zoals de Ongevallenwet en de Woningwet.
     
  • 18. 
    Bekende en populaire katholieke Tweede Kamervoorzitter in de jaren zestig. Hij vervulde dat ambt op vaderlijke wijze met veel (Brabantse) humor, tact en soepelheid. Tijdens zijn voorzitterschap vonden de 'Nacht van Schmelzer' en de discussies over de 'Drie van Breda' plaats. Onder zijn voorzitterschap werd bovendien de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd en werd het Kamerwerk dichter bij de burgers gebracht (televisie-uitzendingen, hoorzittingen). Was afkomstig uit een Helmondse ondernemersfamilie. Werd in 1952 in het kabinet-Drees III de eerste minister van Maatschappelijk Werk en keerde in 1956 terug in de Tweede Kamer, waarvan hij namens de KVP eerder al vier jaar deel had uitgemaakt.
     
  • 19. 
    PvdA-politicus, die tien jaar een alom gewaardeerde Tweede Kamervoorzitter was. Na een ambtelijke loopbaan in 1970 PvdA-Tweede Kamerlid. Aanvankelijk volksgezondheidsspecialist, maar vanaf 1973 financieel woordvoerder. Volgde in 1979 Vondeling op als Kamervoorzitter. Werd geprezen vanwege de strenge maar rechtvaardige wijze waarop hij voorzat. Enkele malen herkozen, hoewel zijn partij niet steeds de grootste fractie was. Zette zich in voor verbetering van de werkwijze van de Kamer en voor versterking van haar positie. Taalpurist en liefhebber van dichtkunst, die over verfijnde humor beschikte. Was na zijn Kamervoorzitterschap vijftien jaar lid van de Raad van State.
     
  • 20. 
    Vooraanstaande in Den Haag geboren politicus van CHU-huize. Begon zijn loopbaan bij een protestants-christelijke onderwijsorganisatie. Werd, na vier jaar de CDA-onderwijswoordvoerder in de Tweede Kamer te zijn geweest, staatssecretaris van voortgezet onderwijs. Minister van Onderwijs en Wetenschappen in de kabinetten-Lubbers. Had daar de lastige taak omvangrijke bezuinigingen door te voeren en kwam zwaar onder vuur te liggen van studenten en leerkrachten. Bracht de Wet op de studiefinanciering tot stand, waarvan de uitvoering aanvankelijk veel problemen kende. Werd na dit ministerschap 'beloond' met het voorzitterschap van de Tweede Kamer. Van 1996 tot 2008 burgemeester van Den Haag. Krachtige, pragmatische bestuurder en taai onderhandelaar, die uitstekend zijn stad wist te promoten. Was daarna zeven jaar staatsraad.
     
  • 21. 
    Katholieke Tweede Kamervoorzitter, die dat ambt vijftien jaar bekleedde. Was advocaat in Amsterdam en secretaris van katholieke werkgeversorganisatie en behoorde tot de vooraanstaande leden van de RKSP- en KVP-fracties, waarvan hij enige tijd secretaris was. Verdedigde als advocaat het 'foute' dagblad De Telegraaf en Pieter Menten. Was ook actief als schrijver en politiek commentator van De Volkskrant. Tijdens zijn voorzitterschap werd onder meer de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd. Was voorstander van levendige debatten. Kwam in december 1958 in conflict met de PvdA-fractie toen hij tegen de zin van de PvdA en het demissionaire kabinet afhandeling van een wetsvoorstel doorzette. Zijn charme zorgde er overigens voor dat die 'aanvaring' niet de persoonlijke verhoudingen verstoorde.
     
  • 22. 
    Vooraanstaand CDA-politicus van antirevolutionairen huize, afkomstig uit een tuindersgezin. Maakte carrière in de Christelijke Land- en Tuinbouwbond. Was in 1980 de eerste voorzitter van het CDA na de fusie van KVP, ARP en CHU. Stond bekend om zijn krachtige optreden. Wekte daarmee op den duur wrevel, maar wist zo wel effectief leiding te geven aan het verdere fusieproces. Korte tijd senator en vervolgens minister voor Ontwikkelingssamenwerking in het kabinet-Lubbers II. Werd daarna - zeer tegen zijn zin - staatssecretaris in het kabinet-Lubbers III, maar volgde in 1990 Braks op als minister van Landbouw. In 1996 vrij onverwacht Tweede Kamervoorzitter als opvolger van Deetman, hoewel velen een voorkeur hadden voor Ali Doelman, die tot dan ondervoorzitter was. Zijn Kamervoorzitterschap werd niet als een groot succes beschouwd en eindigde in 1998.
     
  • 23. 
    Groningse die na maatschappelijk werkster en wethouder te zijn geweest in de Tweede Kamer kwam. Bescheiden en rustig Kamerlid, dat op de achtergrond opereerde. Als presidiumlid zette zij zich in voor betere ondersteuning van fracties. Woordvoerder bijstandszaken, jeugdhulpverlening en emancipatie van het CDA. Was fractiesecretaris en ten slotte vicefractievoorzitter. Was tevens voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In 1996 wenste een deel van de Kamer haar als Voorzitter, maar het CDA gaf de voorkeur aan zijn eigen oud-voorzitter, oud-minister Bukman.
     
  • 24. 
    Eerste vrouwelijke voorzitter van de Tweede Kamer en na de verkiezingen van 2002 een half jaar politiek leider van de PvdA. Dochter van een meubelmaker uit de Stellingwerven. Was actief bij de Rooie Vrouwen, bibliothecaresse van de Wiardi Beckman Stichting en assistent van partijvoorzitter Max van den Berg. Werd in 1981 Tweede Kamerlid. Ontpopte zich als een gedegen mediawoordvoerster. Na voorzitter van Kamercommissies te zijn geweest in 1998 tot Kamervoorzitter gekozen. Wist zich in die functie populariteit te verwerven door haar ongedwongen optreden. Was na de verkiezingsnederlaag van 2002 fractievoorzitter, maar werd in oktober dat jaar bij een ledenraadpleging verslagen door Wouter Bos. Werd twee jaar later gedeputeerde van Zuid-Holland, maar bleef dat slechts kort. In 2010 lijsttrekker van de PvdA bij de raadsverkiezingen in Den Haag en daarna acht jaar raadslid.
     
  • 25. 
    Liberaal Tweede Kamerlid, dat na twintig jaar te zijn opgetreden als buitenlandwoordvoerder van de VVD in mei 2002 tot Kamervoorzitter werd gekozen. Daaraan was een tot dan toe ongebruikelijke persoonlijke actie vooraf gegaan waarbij hij de kandidaat van zijn eigen fractie versloeg. Voor 1982 diplomaat en secretaris van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Scherp debater die gehecht was aan parlementaire stijl en correct taalgebruik. Voelde zich zeer betrokken bij de ontwikkelingen in Suriname. Als voorzitter maakte hij zich sterk voor het burgerinitiatief, waarbij hij zelfs tegen de fractielijn inging. Verdediger van de politieke moraal en van het aanzien van de politiek. Stond bekend als een bekwame, charmante behartiger van zijn eigen publiciteit.
     
  • 26. 
    Amsterdamse sociaaldemocrate uit een onderwijsgezin. Was zelf ook enige tijd lerares, maar koos uiteindelijk voor een politiek-ambtelijke carrière. Zo organiseerde zij campagnes voor de overheid gericht op vergroting van het aantal vrouwen in leidinggevende functies in het onderwijs. Later was zij politiek adviseur van staatssecretaris Netelenbos en van PvdA-fractievoorzitter Melkert. In 2001 werd zij lid van de Tweede Kamer waar zij zich onder meer bezighield met ouderenbeleid en sportbeleid. Tijdens haar in december 2006 aangevangen Kamervoorzitterschap zette zij zich in voor het verkleinen van de kloof tussen Kamer en kiezers, waarbij haar onderwijservaring goed te pas kwam. Een zekere coulance tegenover Kamerleden die de grenzen van het betamelijke opzochten, leidde soms tot kritiek. Haar ontspannen en representatieve houding zorgden er evenwel voor dat waardering de overhand kreeg.
     
  • 27. 
    Doortastende CDA-politica uit Maastricht, die een vooraanstaande rol speelde als vicefractievoorzitter en minister. Begon haar loopbaan als lerares en was later directeur van het technologiecentrum Limburg. In Maastricht was zij raadslid en daarna elf jaar Tweede Kamerlid voor het CDA. In de Tweede Kamer hield zij zich onder meer bezig met bestuurlijke organisatie en voortgezet onderwijs. Dong enkele keren vergeefs naar het voorzitterschap van de Tweede Kamer, maar was wel ondervoorzitter. Als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in de kabinetten-Balkenende I-III zette zij zich in voor grotere beleidsvrijheid voor scholen, terugdringing van regeldruk en het tegengaan van schooluitval. Tijdens haar ministerschap van Economische Zaken in het kabinet-Balkenende IV werd het thema energietransitie actueel. In 2011-2015 was zij executive director van het Internationaal Energie Agentschap.
     
  • 28. 
    Henk Kamp (1952) was van 24 september 2021 t/m tot 10 januari 2022 minister van Defensie in het (demissionaire) kabinet-Rutte III. Eerder was hij in het kabinet-Balkenende I minister van Volkshuisvesting en nam later in dat kabinet ook Defensie op zich; een ministerschap dat hij ook bekleedde in Balkenende II. Had toen intensieve bemoeienis met de missies in Irak en Uruzgan. Na twee jaar Kamerlid en een functie op de Antillen keerde hij in 2010 terug als minister van Sociale Zaken in het kabinet-Rutte I. Wegbereider van het kabinet-Rutte II en daarin minister van Economische Zaken. De heer Kamp begon zijn loopbaan als fiscaal rechercheur en wethouder van Borculo en werd in 1994 Tweede Kamerlid voor de VVD. Sinds 1 januari 2018 was hij voorzitter van branchevereniging ActiZ (zorg).
     
  • 29. 
    Uit de journalistiek afkomstige VVD-politica die na een succesvolle periode als 'gewoon' Kamerlid een teleurstellend Tweede Kamervoorzitschap kende, dat zij voortijdig moest beëindigen. In de periode 2003-2010 was zij een energiek woordvoerster zorg, media en medische ethiek, die bijvoorbeeld bij de behandeling van de Wet maatschappelijke ondersteuning goede inbreng had. Werd in 2010 dan ook vicefractievoorzitter. Kreeg als Kamervoorzitter (sinds eind 2012) kritiek op een soms te krampachtige en formalistische wijze van leiden en trad af na een relletje rond vernietigde documenten. Had als voorzitter een groot aandeel in de viering van 200 jaar Staten-Generaal. Bleef na haar aftreden nog anderhalf jaar woordvoerder emancipatiebeleid.
     
  • 30. 
    Khadija Arib (1960) was vanaf 19 mei 1998 tot 4 november 2022, met een onderbreking van 30 november 2006 tot 1 maart 2007, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. Van 13 januari 2016 tot 7 april 2021 was zij voorzitter van de Tweede Kamer. Mevrouw Arib is van Marokkaanse afkomst en kwam op haar vijftiende naar Nederland. Zij was voor zij Kamerlid werd onder meer waarnemend hoofd en senior-beleidsmedewerker Maatschappelijke Opvang en Gezondheidszorg van de gemeente Amsterdam. In de Tweede Kamer hield zij zich bezig met gezondheidszorg, medisch-ethische vraagstukken, bestrijding van mensenhandel en zedenwetgeving. Zij was voorzitter van de algemene commissie voor Jeugdzorg en gedurende korte tijd van de tijdelijke commissie corona.
     
  • 31. 
    Politicus van D66, die voor die partij deel uitmaakte van beide Kamers. Was zeven jaar Eerste Kamerlid, waarvan drie jaar fractievoorzitter, en vijf jaar Tweede Kamerlid. Hij begon al op jonge leeftijd als fractiemedewerker en was later wethouder van Dordrecht en partijvoorzitter. Verder was hij directeur van het Netherlands Institute for City Innovation Studies (Maatschappelijk Topinstituut voor steden). In de Eerste Kamer voorzitter van de commissie voor Verkeer en Waterstaat. Als Tweede Kamerlid woordvoerder op het gebied van binnenlands bestuur, justitie, asiel en immigratie en landbouw en betrokken bij diverse initiatiefvoorstellen, onder meer over referenda, de benoemingswijze van de burgemeester en weigerambtenaren. Had ook een aandeel in de nieuwe opzet van de formatie. Daarna was hij directeur van de Nederlandse Vereniging voor Innovatieve Geneesmiddelen. Vasthoudend debater.
     
  • 32. 
    Aan het begin van een nieuwe parlementaire periode of tussentijds na het ontstaan van een vacature, kiest de Tweede Kamer haar eigen voorzitter. Sinds de Grondwetsherziening van 1983 geldt de verkiezing voor vier jaar en niet meer slechts voor één zittingsjaar.