Katholieke Volkspartij (KVP)
De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP1. In 1980 fuseerde zij met ARP2 en CHU3 tot het CDA4. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
De KVP speelde tussen 1946 en 1971 een leidende rol in de Nederlandse politiek. Vanaf 1967 zette zich echter een neergang in, waarbij het zeteltal in de Tweede Kamer terugliep van 50 in 1963 naar 27 in 1972. De partij was gedurende haar gehele bestaan regeringspartij. Diverse malen leverde zij de minister-president5.
De KVP was de politieke tak van de katholieke zuil. Haar vertegenwoordigers in de Eerste Kamer6 en Tweede Kamer7 waren nauw verbonden met andere maatschappelijke katholieke organisaties, zoals vakbond (KAB, NKV), werkgeversorganisaties (KNOV, Katholiek Werkgeversverbond), landbouworganisatie (KNBLTB), gezondheidszorg (Geel-Witte Kruis), persorganen (de Volkskrant, De Tijd) en omroep (KRO).
Bekende personen in de KVP waren Romme8, Beel9, Klompé10, Cals11, Luns12, Schmelzer13, Andriessen14 en Van Agt15.
Beginselen
De KVP baseerde zich op Bijbelse normen volgens de katholieke leeropvatting.
De taak van de overheid werd grotendeels als aanvullend beschouwd, met name op economisch gebied. Particulier initiatief diende voorrang te hebben boven staatsbemoeienis.
Tot eind jaren zestig was de KVP voorstander van een krachtig zedelijk beleid, onder meer ten aanzien van cultuur, gezinsleven, echtscheiding en recreatie.
Overleg en samenwerking werden als belangrijke voorwaarden voor een gezonde samenleving gezien. Daarom was de KVP krachtig voorstander van samenwerking tussen werkgevers en werknemers in publiekrechtelijke bedrijfsorganen (zoals het Landbouwschap) en van overlegorganen als de SER16.
De KVP streefde naar bezitsvorming door gezinnen, onder meer door bevordering van eigenwoningbezit, sparen, kinderbijslag, en door belastingverlaging en een goede sociale zekerheid. De KVP-ministers Klompé en Veldkamp17 speelden een belangrijke rol bij de opbouw van de sociale zekerheid.
Op internationaal gebied was de KVP voorstander van de samenwerking in de NAVO en met de West-Europese landen in de Europese Economische Gemeenschap.
In de Indonesische kwestie en bij de kwestie Nieuw-Guinea werd gestreefd naar behoud van een zeker rijksverband onder Nederlandse kroon, waarbij de afzonderlijke rijksdelen wel zelfstandig dienden te zijn.
Contents
De KVP speelde tussen 1946 en 1971 een leidende rol in de Nederlandse politiek. Vanaf 1967 zette zich echter een neergang in, waarbij het zeteltal in de Tweede Kamer terugliep van 50 in 1963 naar 27 in 1972. De partij was gedurende haar gehele bestaan regeringspartij. Diverse malen leverde zij de minister-president. In 1980 fuseerde de KVP met de ARP2 en CHU3 waardoor het CDA4 ontstond.
Na de Tweede Wereldoorlog leken er nieuwe partijverhoudingen te ontstaan. Progressieven van sociaaldemocratische, protestants-christelijke, vrijzinnig-democratische en katholieke huize vormden de Nederlandse Volksbeweging. Die beweging streefde naar vorming van een brede progressieve partij.
Onder invloed van de bisschoppen gingen de katholieken er echter al spoedig toe over een eigen partij te vormen, als opvolger van de RKSP. Die partij stond open voor alle gezindten, maar telde vrijwel uitsluitend katholieken. Slechts enkele katholieken (Ruygers, Willems, Van Lier) traden toe tot de PvdA. De 'doorbraak'18 zoals dit samengaan van gelovigen en niet-gelovigen heette, mislukte daarmee grotendeels.
De KVP was lang de grootste partij van het land. Alleen in 1956 werd zij door de PvdA van Drees19 overvleugeld. Met Drees was KVP-voorman Romme8 de leidinggevende figuur van de Nederlandse naoorlogse politiek. Romme bleef echter buiten het kabinet.
Een poging van de bisschoppen om via een herderlijk schrijven in 1954 (het Mandement20) de katholieken in de PvdA te doen terugkeren naar de KVP, mislukte. Ook het dreigen met sancties tegen katholieken die zich aansloten bij het NVV en andere socialistische organisaties had weinig effect. Het echte verval van de KVP zette zich echter pas midden jaren zestig in.
Vooral kritiek op de onduidelijke koers van de KVP en de breuk die fractievoorzitter Schmelzer veroorzaakte met het kabinet-Cals, leidde tot ongenoegen. Daarnaast speelde de toenemende ontkerkelijking een belangrijke rol: katholieken sloten zich niet langer zonder meer aan bij een katholieke partij. Door de vorming van het CDA werd getracht een halt aan die ontwikkeling toe te roepen.
Door de bisschoppen werd steeds gestreefd naar eenheid onder de katholieken, ook in politiek opzicht. Die pogingen waren echter niet altijd succesvol. Voor de verkiezingen van 1948 scheidde een groep zich af onder leiding van oud-minister Welter21. Zij richtte zich tegen het Indonesiëbeleid en tegen de samenwerking van de KVP met de PvdA. De actie mondde nog in 1948 uit in de vorming van de Katholiek Nationale Partij22. Onder invloed van het Mandement van 1954 besloot de partij in 1955 echter terug te keren in de KVP. KNP-voorman Welter werd voor die partij weer Tweede Kamerlid.
Na de Nacht van Schmelzer23 in 1966 ontstond bij progressieve elementen in de KVP onvrede over de koers van de partij. Deze 'christen-radicalen' wezen vervolgens ook de vorming van het centrumrechtse kabinet-De Jong af. Toen in 1968 bleek dat de KVP niet voor een progressieve koers wilde kiezen, maar samenwerking zocht met ARP en CHU, traden enkele vooraanstaande personen uit de KVP. Onder hen waren onder andere oud-voorzitter Van Doorn24, oud-minister Bogaers25 en Tweede Kamerlid Aarden26. Uit deze groep ontstond de PPR27.
Uit onvrede over de in de ogen van sommige te progressieve koers (met name op het gebied van zedelijkheid) werd in 1972 een partij ter rechterzijde van de KVP opgericht, de Rooms-Katholieke Partij Nederland28. Een serieuze bedreiging voor de KVP was zij niet.
Om de achteruitgang die zich sinds midden jaren zestig aftekende het hoofd te bieden, werd de samenwerking met de protestantse zusterpartijen ARP en CHU versterkt. Vooral op lokaal niveau ontstonden gezamenlijke fracties van christendemocraten. Een belangrijk markeringspunt was een gezamenlijk tv-optreden van de drie christendemocratische fractievoorzitters, Schmelzer, Biesheuvel29 en Mellema30 in 1968.
In 1972 kwamen ARP, CHU en KVP met een door Steenkamp31 opgesteld gezamenlijk verkiezingsprogramma. In 1974 ontstond een federatief verband van de drie partijen, onder leiding van de KVP'er Steenkamp. Uit dit samenwerkingsverband zou in 1980 een volwaardige partij ontstaan, het CDA.
De fracties van de drie christelijke partijen gingen gezamenlijk en afwisselend onder leiding van één van de drie fractievoorzitters vergaderen. Het feit dat ARP en KVP wél en de CHU niet toetrad tot het kabinet-Den Uyl32 bemoeilijkte het fusieproces wel, maar was uiteindelijk geen onoverkomelijk obstakel. In 1977 werd bij de Tweede Kamerverkiezingen met één gezamenlijke CDA-lijst deelgenomen onder leiding van Dries van Agt.
Een aantal leden dat ontevreden was met de koers van dit fusieproces, onder wie voorzitter De Zeeuw33, stapte uit de KVP en trad toe tot andere partijen (zoals PPR en PvdA).
De KVP was gedurende haar hele bestaan (1945-1980) regeringspartij. KVP-minister-presidenten waren Beel9 (1946-1948 en 1958-1959), De Quay34 (1959-1963), Marijnen35 (1963-1965), Cals11 (1965-1966) en De Jong36 (1967-1971).
De KVP kende uiteraard vele vooraanstaande personen, onder wie de bovengenoemde minister-presidenten. De politieke leiders van de KVP zaten echter veelal in de Tweede Kamer. De eerste, Romme, was oud-minister van Sociale Zaken en oud-hoogleraar in Tilburg, en had grote invloed door zijn politieke hoofdredacteurschap van 'de Volkskrant'.
Na een overgangsperiode werd in 1963 Norbert Schmelzer politiek leider. Hij was oud-staatssecretaris van bezitsvorming en gold als leerling van Romme. Pas na zijn vertrek uit de Kamer werd hij minister.
De derde belangrijke politiek leider was Frans Andriessen. Hij volgde in 1971 Veringa37 op, die bij de verkiezingen van dat jaar lijsttrekker was, maar die zich vanwege gezondheidsproblemen moest terugtrekken. Andriessen voerde de KVP aan ten tijde van het kabinet-Den Uyl, dat door de KVP werd 'gedoogd'.
De eerste lijsttrekker van het CDA, Van Agt, was eveneens afkomstig uit de KVP. Als progressief hoogleraar en jonge minister van Justitie in de kabinetten-Biesheuvel38 en -Den Uyl werd hij naar voren geschoven als aanvoerder van het CDA. Daarmee werd een keuze tussen de fractievoorzitters van KVP, ARP en CHU (Andriessen, Aantjes39 en Kruisinga40) omzeild.
Marga Klompé10 was in 1956 de eerste vrouwelijke minister van ons land. Zij gold als progressief, maar maakte tevens deel uit van enkele centrumrechtse kabinetten.
Joseph Luns12 was tussen 1956 en 1971 een zeer populaire minister van Buitenlandse Zaken.
De KVP leverde tussen 1946 en 1972 ook de Tweede Kamervoorzitters, te weten Van Schaik41 (1948-1948), Kortenhorst42 (1948-1963) en Van Thiel43 (1963-1972).
De KVP had kiezers uit alle geledingen van de bevolking: boeren, arbeiders, ambtenaren, advocaten, artsen, industriëlen, middenstanders. Haar aanhang was het sterkst in Limburg en Noord-Brabant en verder in overwegend katholieke gebieden, zoals Twente, West-Friesland, Zeeuwsch-Vlaanderen en rond Nijmegen. Alleen in Friesland, Drenthe en Groningen was zij minder sterk vertegenwoordigd.
Vanaf het midden van de jaren zestig verloor de KVP veel kiezers aan met name PvdA, PPR, D6644 en VVD45.
Opgericht: |
22 december 1945 |
---|---|
Oprichter: |
Romme, De Quay, Stokman e.a. |
Opgeheven: |
10 oktober 1980 (gefuseerd tot CDA) |
Secretariaat: |
was gevestigd aan de Mauritskade 25 te Den Haag |
Leden: |
hoogste aantal 429.939 (1955); 110.000 in 1972; 49.343 in 1980 |
Contributie: |
gemiddeld 7,50 gulden per jaar excl. partijblad (1967) |
Partijblad: |
'K.V.P.-67' (3,50 gulden per jaar in 1967) |
Jongerenorganisatie: |
|
Wetenschappelijk instituut: |
Centrum voor Staatkundige Vorming |
Logo/beeldmerk: |
ruitvormig wapen met leeuw, geflankeerd door de letters K, V en P, met middenin schild met hamer en aambeeld |
Bekendste slogan(s): |
"Gezond gezin, gezond volk: KVP de gezinspartij" (1948) |
Meer over
Kijk voor meer informatie over de KVP op de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.
- 1.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 2.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 3.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 4.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 5.De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie coördineert de premier het regeringsbeleid. De minister-president is ook de minister van Algemene Zaken. De huidige minister-president is Dick Schoof.
- 6.De Katholieke Volkspartij (KVP) was van 22 december 1945 tot 20 september 1977 in de Eerste Kamer vertegenwoordigd. Tot 1974 had de KVP de grootste fractie. Sinds 1975 was er een gezamenlijke fractie van KVP, ARP en CHU.
- 7.De Katholieke Volkspartij (KVP) was een christendemocratische fractie in de Tweede Kamer. De fractie was van 22 december 1945 tot 8 juni 1977 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en in alle jaren regeringsfractie. Vanaf 1976 vergaderde de fractie gezamenlijk met die van ARP en CHU, in aanloop naar het CDA. In 1968 was er een afsplitsing van drie leden.
- 8.Voorman van de KVP die met Drees in de naoorlogse jaren de Nederlandse politiek domineerde. Was voor de Tweede Wereldoorlog als jong Amsterdams gemeenteraadslid al een gedreven katholiek politicus. Na een hoogleraarschap in Tilburg werd hij in 1937 minister van Sociale Zaken in het vierde kabinet-Colijn. Streefde een actievere werkgelegenheidspolitiek na en kreeg bekendheid door zijn spaarregeling voor werklozen ('het kwartje van Romme'). Werd na de oorlog geen minister meer, waarbij mogelijk zijn wat omstreden rol in de oorlog (commissaris van een reclamebedrijf dat ook voor de Duitsers werkte) een rol speelde. Was tot 1961 fractieleider en werd toen staatsraad. Was tevens politiek commentator van De Volkskrant. Begenadigd spreker, die prachtige zinnen maakte. Harde werker: las als enige alle kamerstukken. Politieke peetvader van Klompé en Schmelzer. Bijnaam: 'de Sfinx van Overveen'.
- 9.Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
- 10.In 1956 de eerste vrouwelijke minister van ons land. Doortastend politiek zwaargewicht in de KVP. Was aanvankelijk docente scheikunde en op dat terrein gepromoveerd. Actief in het verzet als koerierster en in 1944-1945 organisator van hulpverlening. Vertrouwelinge van Romme em als Tweede Kamerlid buitenland-woordvoerder van haar fractie met belangstelling voor de Europese samenwerking. Volgde in 1956 Van Thiel op als minister van Maatschappelijk Werk. Bracht in 1963 de Algemene Bijstandswet tot stand. Loodste in 1966 als minister van Cultuur de Omroepwet door het parlement. Was in het kabinet-De Jong de enige vertegenwoordigster van de linkervleugel van de KVP. Vrouw met veel gezag in het parlement, die door haar mannelijke collega's vaak vriendschappelijk werd geplaagd om de grote ernst waarmee zij haar taken uitvoerde. Kwam soms wat hautain en belerend over, mede door haar deftige spreektrant. Werd in 1971 als eerste vrouw minister van staat.
- 11.Onderwijsminister en KVP-politicus, die korte tijd minister-president was. Begon zijn loopbaan als advocaat. Na twee jaar lidmaatschap van de Tweede Kamer staatssecretaris van jeugd en cultuur (en omroep). Tijdens zijn langdurige ministerschap van onderwijs (1952-1963) bracht hij vele wetten tot stand, onder andere over het kleuteronderwijs en het wetenschappelijk onderwijs. Was vooral de man van de 'Mammoetwet', een wet tot regeling van het gehele voortgezet onderwijs. Verdedigde dit omvangrijke voorstel in een urendurend betoog. Het in 1965 door hem gevormde ambitieuze kabinet viel in de Nacht van Schmelzer. Hij leidde daarna met Donner een staatscommissie over staatkundige vernieuwing. Gewiekst politicus en debater, die als 'beste jongetje van de klas' ook wel weerstanden opriep. Behoorde in de KVP tot de linkervleugel, maar bleef wel zijn partij trouw. Had een enorme werklust wat ten koste ging van zijn gezondheid.
- 12.Bijna twintig jaar, mede door zijn lange gestalte, een markante minister van Buitenlandse Zaken. Actief bij de marine, waarvoor hij altijd belangstelling behield, en daarna werkzaam in de diplomatieke dienst. Vormde in 1952 (als minister zonder portefeuille) met Beyen een ministersduo, maar vanaf 1956 was hij de enige minister op dat departement. Genoot in brede kring grote populariteit door zijn humor en de wijze waarop hij opkwam voor het Nederlandse belang, maar werd door anderen bekritiseerd vanwege onder meer zijn Nieuw-Guineapolitiek en pro-Amerikaanse opstelling. Steunde de pogingen van Groot-Brittannië om toe te treden tot de Europese Gemeenschappen en was tegenspeler van president De Gaulle. Had weinig genoegen in het politieke debat. Na zijn ministerschap secretaris-generaal van de NAVO. Stond rechts in de KVP en brak in 1972 met die partij. Conservatief, streng katholiek, autoritair, charmant en op-en-top diplomaat. Had een uitstekend gevoel voor p.r.
- 13.Leider van de KVP in de jaren zestig, toentertijd de grootste partij. Pragmatische christendemocraat, die na een ambtelijke loopbaan snel carrière maakte in de politiek, mede dankzij de steun van KVP-voorman Romme. Werd na staatssecretariaten in de kabinetten-Drees, -Beel en -De Quay eind 1963 fractievoorzitter. Speelde als zodanig een hoofdrol in de naar hem genoemde 'Nacht'. Een door hem ingediende motie leidde toen (14 oktober 1966) tot de val van het door zijn partijgenoot Cals geleide kabinet. Leidde daarna nog tot 1971 zijn partij en werd vervolgens minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Biesheuvel. Charmante, hoffelijke man, die echter evenzeer als behendig machtspoliticus werd gezien. Door de cabaretier Wim Kan werd hij vanwege zijn rol bij de kabinetscrisis van 1966 omschreven als 'een (gladde) teckel met een vette kluif in zijn bek'.
- 14.Vooraanstaande christendemocraat van katholieken huize. Kwam in 1967 voor de KVP in de Kamer nadat zijn vader die had verlaten. Als voormalige directeur van een instituut voor de bouw aanvankelijk woordvoerder volkshuisvesting. Volgde in 1971 Veringa op als partijleider toen deze moest aftreden vanwege gezondheidsproblemen. Leidde de KVP-Tweede Kamerfractie tijdens het kabinet-Den Uyl, waaraan hij kritisch, maar ook loyaal steun gaf. In 1977 maakte hij bezwaar tegen het ontwerp-regeerakkoord met de PvdA en werd hij door die partij afgewezen als kandidaat voor Economische Zaken. In het eerste kabinet-Van Agt dat na de mislukte formatie-Den Uyl werd gevormd, was hij minister van Financiën. Trad af, omdat hij vond dat er meer bezuinigd moest worden. Nadien Europees Commissaris voor handelspolitiek en landbouw. Pragmatisch politicus.
- 15.CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
- 16.De Sociaal-Economische Raad (SER) is een adviesorgaan op het gebied van sociaal-economische vraagstukken.
- 17.Krachtdadig KVP-minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid die belangrijke wetgeving tot stand bracht, zoals de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet, de Wet sociaal minimum, de Wet op de Arbeidsongeschiktheid en de Wet Werkloosheidsvoorziening. Was na leraar, ambtenaar en raadslid te zijn geweest als 31-jarige al staatssecretaris van Economische Zaken. Bracht in die functie de eerste Middenstandsnota uit. In 1961 volgde hij de zwakke minister Van Rooy op en loodste hij direct bekwaam de Kinderbijslag door het parlement. Had goede banden met de vakbeweging, maar weinig vrienden in de kabinetten waarvan hij deel uitmaakte. Voorstander van samenwerking met de PvdA. Zeer bekwame wetgever, maar ook een onbehouwen doordouwer in discussies en regelmatig het middelpunt van kabinetsruzies.
- 18.Na de Tweede Wereldoorlog streefden progressieven naar een zogenaamde 'doorbraak': niet langer moest het 'geloof' bepalend zijn voor de politieke keuze. Progressieve katholieken en protestanten dienden zich aan te sluiten bij sociaaldemocraten en vrijzinnig-democraten in één progressieve partij.
- 19.'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
- 20.Op 30 mei 1954 brachten de Nederlandse bisschoppen, met aan het hoofd Johannes kardinaal de Jong een herderlijk schrijven (Mandement) uit over de katholiek in het openbare leven. Kernpunten van het Mandement waren een verbod voor katholieken om lid te zijn van de socialistische vakbeweging NVV en om regelmatig socialistische vergaderingen bij te wonen, socialistische pers te lezen of naar de VARA te luisteren.
- 21.Hoffelijke 'grand seigneur', die tot op hoge leeftijd actief bleef als Tweede Kamerlid. Werd in 1925 na een loopbaan bij het Indische Gouvernement minister van Koloniën in het kortstondige eerste kabinet-Colijn. Leidde daarna onder andere een bezuinigingscommissie en werd in 1937 wederom minister. Wees vóór 1940 een dominionstatus van Nederlands-Indië af en trad in Londen af na een conflict met Gerbrandy. Sympatiseerde in de oorlog met het bewind van Pétain in Frankrijk en gold daarom in Londen als defaitist. Keerde zich na de oorlog tegen de Indië-politiek van de KVP en richtte een eigen partij op, de Katholiek Nationale Partij. Onder invloed van het Mandement van 1954 in 1956 teruggekeerd in de 'moederpartij'. Als KVP-Kamerlid tamelijk onafhankelijk, met name ten aanzien van de Nieuw-Guineapolitiek.
- 22.De Katholiek Nationale Partij ontstond op 11 december 1948 als voortzetting van de lijst-Welter (Comité van Actie). Deze lijst behaalde bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1948 één zetel. De aanhangers van Welter keerden zich tegen het kabinetsbeleid inzake Nederlands-Indië. Later zette zij zich vooral af tegen de koers van de KVP, die samenwerkte met de PvdA.
- 23.Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
- 24.Bekwame progressieve katholieke magistraat, die in 1956 als voorzitter van de KVP harde strijd voerde tegen de PvdA, maar in 1968 uit onvrede over de koers van zijn partij uit de Kamer trad. In de Nacht van Schmelzer één van de vier KVP-dissidenten. Minister van CRM voor de PPR in kabinet-Den Uyl. Maakte tijdens zijn ministerschap een einde aan radiopiraten die vanuit de Noordzee uitzonden en produceerde een reeks nota's over cultuur- en welzijnsbeleid. Voor hij de politiek in ging advocaat-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof waar hij vele malen de doodstraf eiste tegen landverraders. Later de dominante voorzitter van de KRO. Eigenzinnig, autoritair en moedig man, die tegen de waan van de dag durfde in te gaan.
- 25.Katholiek politicus en econoom, die in 1959 als 34-jarige Tweede Kamerlid voor de KVP werd en vier jaar later minister van Volkshuisvesting in het kabinet-Marijnen. Vertegenwoordiger van de vakbondsvleugel van de KVP. Voerde de woningproductie op tot 100.000 per jaar. Als minister in het kabinet-Cals bracht hij de Tweede Nota Ruimtelijke Ordening uit, waarin het groeikernenbeleid centraal stond. Bekwaam onbaatzuchtig man, maar enigszins monomaan. Als bewindsman het type van een stoommachine die niet was te stoppen als hij eenmaal op gang was. Stond bekend als tamelijk emotioneel. In 1968 medeoprichter van de PPR. Voelde zich daar al gauw niet meer thuis vanwege het niet-confessionele karakter en keerde terug in de moederschoot van de KVP.
- 26.KVP-dissident die in 1968 medeoprichter was van de PPR. Was jarenlang secretaris van het Centrum voor Staatkundige Vorming, het wetenschappelijk bureau van de KVP en werd in 1962 Tweede Kamerlid. Gedegen woordvoerder op het gebied van binnenlandse zaken. Afwezig in de Nacht van Schmelzer vanwege ziekte, zodat hij niet tegen de motie-Schmelzer kon stemmen. Weigerde in 1967 staatssecretaris te worden onder Klompé en stapte in 1968 met Janssen en Kessel uit de KVP-fractie uit onvrede over het beleid van het kabinet-De Jong. In 1971 eerste lijsttrekker van de PPR. Nadat gezondheidsproblemen tot een gedwongen vertrek uit de Tweede Kamer hadden geleid, werd hij staatsraad. Minzame, progressieve katholiek.
- 27.De Politieke Partij Radikalen (PPR) was een radicaal-christelijke partij. De partij werd op 27 april 1968 opgericht door christenradicalen die zich hadden afgesplitst van vooral de Katholieke Volkspartij (KVP) en in mindere mate de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). In 1991 fuseerde de PPR met CPN, EVP en PSP tot GroenLinks.
- 28.De RKPN was een conservatief katholieke partij die eenmaal (in 1972) met succes deelnam aan de Tweede Kamerverkiezingen. De RKPN haalde toen één zetel. De onder leiding van de Noord-Hollandse leraar Klaas Beuker staande partij keerde zich tegen de koers van de KVP, die zij onder meer te toegeeflijk vond op zedelijk gebied (onder andere ten aanzien van abortus) en te links op sociaal gebied.
- 29.Charismatische ARP-voorman, minister van Landbouw en premier. Afkomstig uit Haarlemmerliede en net als Colijn een boerenzoon. Kwam via de Christelijke boeren- en tuindersbond in de Kamer, waarvan hij al snel een gerespecteerd lid was. Werd in 1963 minister van Landbouw en vicepremier. Na een mislukte poging een kabinet te vormen in 1967 fractievoorzitter. Was zowel criticaster als steunpilaar van het kabinet-De Jong. Pleitbezorger van christendemocratische samenwerking. In 1971 alsnog premier van een instabiel kabinet, dat na een jaar ten val kwam. Behaalde in november 1972 met zijn partij een goed verkiezingsresultaat, maar verdween korte tijd later vrij geruisloos uit de politiek toen zijn partij aanstuurde op een kabinet met de PvdA. Populair in eigen kring. Harde werker, pragmatisch maar ook soms erg rechtlijnig. Werd vanwege zijn lange gestalte (bijna twee meter) 'mooie Barend' genoemd.
- 30.Groningse herenboer, die in 1967 Beernink opvolgde als voorzitter van de CHU-fractie in de Tweede Kamer. Was tevens woordvoerder landbouw, Koninkrijkszaken en (later) milieu. Probeerde eind jaren zestig van de CHU een moderne partij te maken met een centrum-politieke instelling en daarmee rijp voor de christendemocratische fusie. Lanceerde de slogan "samen-uit samen-thuis". Hield met Schmelzer en Biesheuvel het kabinet-De Jong overeind. Maakte als fractievoorzitter in 1968 na veroordeling vanwege een verkeersmisdrijf een jaar plaats voor Tilanus. Bescheiden in zijn pretenties. Eindigde zijn loopbaan als voorzitter van het Produktschap voor pluimvee en eieren.
- 31.Katholieke hoogleraar en 'geestelijke vader' van het CDA. Leidde met groot enthousiasme en vasthoudendheid de federatie van KVP, ARP en CHU en het fusieproces van die drie partijen, dat in 1980 uitmondde in het CDA. Was aanvankelijk ondernemer in de conservenindustrie en daarna hoogleraar sociaal recht in Eindhoven. Leidde ook een pastoraal concilie over vernieuwing van de Nederlandse katholieke kerk. Stond enige jaren bekend als 'Rooie Piet', maar was wel de architect van het centrumrechtse kabinet-Biesheuvel. Politieke peetvader van Dries van Agt. Als Eerste Kamervoorzitter leidde hij de vergaderingen met kenmerkende roomse blijmoedigheid. Na zijn afscheid als Kamervoorzitter nog acht jaar 'gewoon' senator. Samenbindende figuur die overeenkomstig de leer van Thomas van Aquino inzet voor de publieke zaak als opdracht zag.
- 32.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 33.Bevlogen, idealistische christen-humanist. Wetenschapper en progressief politicus, die probeerde de verbinding tussen politiek en wetenschap tot stand te brengen. In Wageningen directeur van het Instituut voor toepassing van atoomenergie in de landbouw. In 1970 KVP-Eerste Kamerlid en een jaar later voorzitter van die partij als opvolger van Van der Stee. Wilde van de KVP een open partij maken die naast het evangelie ook andere inspiratiebronnen zou erkennen en dus niet langer exclusief christelijk zou zijn. Hetzelfde streefde hij na in het fusieproces naar het CDA. Gevestigde krachten in KVP, ARP en CHU verhinderden dit, waarna hij aftrad als voorzitter. Na een mislukte poging om als groep Resoluut-De Zeeuw een nieuwe partij te stichten, trad hij toe tot de PvdA, waarin hij echter nooit een rol van betekenis heeft gespeeld.
- 34.Katholieke hoogleraar psychologie, die tussen 1959 en 1963 het eerste naoorlogse kabinet zonder socialisten leidde. Kreeg in 1940 landelijke bekendheid als leider van de (omstreden) Nederlandse Unie. Werd aan het einde van de oorlog minister van Oorlog en daarna Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Bevorderde in laatstgenoemde functie de industrialisatie van die provincie. Na een moeizame formatie in 1959 leider van een confessioneel-liberaal kabinet. Verklaarde nadien bij meerdere gelegenheden premier 'tegen wil en dank' te zijn. Was wel een goed teamleider en werd tamelijk populair. Keerde in 1963 desondanks niet terug als premier. Wilde slechts vicepremier onder Zijlstra worden, maar de KVP gaf de voorkeur aan een katholieke premier. Werd in 1963 wel Eerste Kamerlid, maar zag daar af van het fractievoorzitterschap. Vicepremier en minister van Verkeer in het interimkabinet-Zijlstra. Regent met oog voor persoonlijke verhoudingen.
- 35.KVP-minister, minister-president en bestuurder. Had een ambtelijke achtergrond en was secretaris van twee katholieke werkgeversorganisaties. Werd minister van Landbouw en Visserij in het kabinet-De Quay en in 1963 vrij verrassend minister-president, nadat De Quay zich niet meer beschikbaar stelde en de ARP'er Zijlstra op een veto van de KVP stuitte. Zijn kabinet kreeg te maken met de kwestie-Irene en struikelde al na anderhalf jaar na een intern conflict over de omroepkwestie. Zweeg in de Kamer toen oppositieleider Vondeling hem vroeg naar de reden van de crisis. Hij werd daarna voorzitter van de Rijnmondraad en burgemeester van 's-Gravenhage. Aimabele persoon, maar niet zo krachtig als minister-president.
- 36.Katholieke onderzeebootcommandant die in de woelige jaren zestig op kordate wijze een kabinet leidde. Werd na staatssecretaris van Marine te zijn geweest (1959-1963) en na het ministerschap van Defensie (1963-1967) vrij verrassend premier, omdat een formatiepoging van Biesheuvel was mislukt. Goede, pragmatisch ingestelde bewindspersoon en teamleider. Beschikte over een typische, droge humor en relativeringsvermogen ('wij passen slechts op de winkel') en werd mede daardoor populair. Hoewel hij regeerde in een roerige tijd, was het door hem geleide kabinet het eerste naoorlogse kabinet dat zonder crisis de vier jaar volmaakte. Ondanks zijn populariteit wees de KVP hem in 1971 niet aan als lijsttrekker. Was daarna drie jaar Eerste Kamerlid en fractievoorzitter in de Senaat.
- 37.Vriendelijke KVP-voorman, met een jongensachtige uitstraling, die minister van Onderwijs was in het kabinet-De Jong. In 1971 lijsttrekker van zijn partij. Was als criminoloog topambtenaar van het gevangeniswezen en in Nijmegen buitengewoon hoogleraar. Tijdens zijn ministerschap vond onder meer in 1969 de bezetting van het Maagdenhuis (UvA) plaats, die een uiting was van onvrede over de weinig democratische structuur van de universitaire wereld. Kwam aan de wens tot modernisering tegemoet via de Wet Universitaire Bestuurshervorming. Werd in 1971 lijsttrekker van de KVP, omdat hij een progressiever imago had dan De Jong. Moest echter al eind 1971 de politiek verlaten vanwege zijn gezondheid. Werd toen staatsraad. In 1977 (in)formateur tijdens de mislukte formatie van een tweede kabinet-Den Uyl.
- 38.Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
- 39.Bevlogen christendemocratisch politicus. Was afkomstig uit een hervormd-gereformeerd milieu uit de Alblasserwaard en behoorde aanvankelijk tot de rechtervleugel van de ARP. Als voorman van de bouwondernemers woordvoerder volkshuisvesting en daarnaast woordvoerder PTT-zaken. Werd in 1971 na de vorming van het kabinet-Biesheuvel fractievoorzitter, maar schoof op naar links en bevorderde de komst van het kabinet-Den Uyl. Stond aarzelend tegenover de vorming van het CDA, omdat hij vreesde dat de (progressieve) evangelische grondslag niet verzekerd was. Behoorde als fractieleider ten tijde van het eerste kabinet-Van Agt tot de loyalisten. Trad af als Kamerlid vanwege onthullingen over zijn oorlogsverleden. Werd later grotendeels gerehabiliteerd toen erkend werd dat zijn versie van dat verleden juist was geweest.
- 40.Van huis uit doopsgezinde arts en christendemocratisch politicus wiens niet onopgemerkt gebleven politieke leven werd omlijst door een minder spraakmakende, maar glanzende ambtelijke loopbaan op het gebied van de volksgezondheid. Werd staatssecretaris op dat terrein in het kabinet-De Jong en daarna van verkeer en waterstaat in het kabinet-Biesheuvel. Als fractievooorzitter van de CHU speelde hij tijdens het kabinet-Den Uyl behendig op twee borden: oppositie voeren en tevens de eenheid bevorderen met regeringspartijen ARP en KVP in aanloop naar het CDA. Werd verrassend minister van Defensie in het kabinet-Van Agt I. Verzette zich als enige in het kabinet tegen de productie van de neutronenbom en trad daarom al na drie maanden af. Was daarna senator en vicepresident van de uitvoerende raad bij de Wereld Gezondheidsorganisatie. Riep in eigen kring soms weerstand op door een flinke mate van ijdelheid.
- 41.Vooraanstaande katholieke politicus, zowel voor als na de Tweede Wereldoorlog. Was advocaat. Behoorde als Kamerlid tot de linkervleugel van zijn fractie en was in 1923 aanvoerder van de dissidenten die de Vlootwet torpedeerden. Werd in 1929 Tweede Kamervoorzitter en in 1933 minister van Justitie in het kabinet-Colijn II. Kreeg te maken met de problemen rond de instroom van Duitse (deels Joodse) vluchtelingen en voerde een restrictief toelatingsbeleid. Werd in 1937 weer Kamervoorzitter. Protesteerde op 10 mei 1940 kort, maar krachtig tegen de Duitse inval. Formeerde in 1948 met Drees een kabinet op brede basis en gaf daaraan als vicepremier mede leiding. Bracht een nieuwe staatsregeling voor Suriname tot stand. Geen boeiend spreker, wel bekwaam jurist en algemeen geacht.
- 42.Katholieke Tweede Kamervoorzitter, die dat ambt vijftien jaar bekleedde. Was advocaat in Amsterdam en secretaris van katholieke werkgeversorganisatie en behoorde tot de vooraanstaande leden van de RKSP- en KVP-fracties, waarvan hij enige tijd secretaris was. Verdedigde als advocaat het 'foute' dagblad De Telegraaf en Pieter Menten. Was ook actief als schrijver en politiek commentator van De Volkskrant. Tijdens zijn voorzitterschap werd onder meer de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd. Was voorstander van levendige debatten. Kwam in december 1958 in conflict met de PvdA-fractie toen hij tegen de zin van de PvdA en het demissionaire kabinet afhandeling van een wetsvoorstel doorzette. Zijn charme zorgde er overigens voor dat die 'aanvaring' niet de persoonlijke verhoudingen verstoorde.
- 43.Bekende en populaire katholieke Tweede Kamervoorzitter in de jaren zestig. Hij vervulde dat ambt op vaderlijke wijze met veel (Brabantse) humor, tact en soepelheid. Tijdens zijn voorzitterschap vonden de 'Nacht van Schmelzer' en de discussies over de 'Drie van Breda' plaats. Onder zijn voorzitterschap werd bovendien de werkwijze van de Kamer gemoderniseerd en werd het Kamerwerk dichter bij de burgers gebracht (televisie-uitzendingen, hoorzittingen). Was afkomstig uit een Helmondse ondernemersfamilie. Werd in 1952 in het kabinet-Drees III de eerste minister van Maatschappelijk Werk en keerde in 1956 terug in de Tweede Kamer, waarvan hij namens de KVP eerder al vier jaar deel had uitgemaakt.
- 44.Democraten 66 (D66) is een hervormingsgezinde sociaal-liberale partij. De huidige politiek leider is Rob Jetten. De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 'homines novi', waarvan er 25 eerder bij andere politieke partijen actief waren geweest. Belangrijkste initiatiefnemer en voorman (tot 1998) was de oud-journalist Hans van Mierlo.
- 45.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yeşilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 46.Pas in 1947 zag de eerste officiële jongerenorganisatie van een katholieke politieke partij het licht: de Katholieke Volkspartij Jongeren Groepen (KVPJG). Deze jongerenorganisatie stond onder streng toezicht van de moederpartij. Tot de zestiger jaren waren de jongeren dan ook de partij-jeugd van de KVP.
- 47.Diverse partijen zijn ooit vertegenwoordigd geweest in het Nederlandse parlement, maar nadien opgeheven. Een aantal daarvan zijn opgegaan in nieuwe partijen, waarvan sommige nog bestaan.