Liberale voorgangers van Mark Rutte

Source: Parlement.com.

Mark Rutte1 was de eerste liberale premier2 sinds 1918. Wie waren zijn liberale voorgangers?

P.W.A. Cort van der Linden

vkry9s9cagw4

Kleine, statige en beheerste geleerde, die door zijn premierschap tijdens de Eerste Wereldoorlog één van de belangrijkste staatsmannen van de twintigste eeuw werd. Progressief denkende Groningse jurist en hoogleraar. Zoon van een Tweede Kamerlid en zelf enige tijd plaatsvervangend griffier. Liberaal, maar geen partijman. Bracht als minister van Justitie in het kabinet-Pierson3 (1897-1901) belangrijke wetgeving tot stand onder andere over kinderrecht. Zijn kabinet bracht de Grondwetsherziening van 1917 tot stand, waarbij het algemeen mannenkiesrecht, de evenredige vertegenwoordiging en de financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs werden geregeld. Stond als premier boven de partijen en had zeer veel gezag. Kreeg vanwege zijn wijze beleid tijdens de Eerste Wereldoorlog nog tijdens zijn ministerschap de titel 'minister van staat4'. Was na 1918 tot op hoge leeftijd staatsraad.

meer informatie

Th.H. de Meester

Th.H, de Meester

Tamelijk onbekende Indische bestuurder, die in 1905 leider werd van een door Goeman Borgesius5 geformeerd liberaal minderheidskabinet ('een kabinet van kraakporselein'). Was voordien gemeentesecretaris van Groningen en hoofd van de Generale Thesaurie. Aan het kabinet-De Meester6 - ook wel 'de Staalmeesters' genoemd - kwam na tweeënhalf jaar een einde, nadat in 1907 minister van Oorlog Staal7 al had moeten aftreden na een eerste kabinetscrisis. Was als kabinetsleider wel gerespecteerd, maar weinig gezagvol. Nadien een vooraanstaand Tweede Kamerlid (en fractievoorzitter), en verder gemeenteraadslid in Den Haag en politiek redacteur van de liberale krant Het Vaderland. Hij eindigde zijn loopbaan als staatsraad.

meer informatie

N.G. Pierson

N.G. Pierson

Financieel en economisch deskundige die als minister met veel gezag sprak. Was afkomstig uit een Amsterdamse handels- en bankiersfamilie, die ook veel predikanten voortbracht. Behoorde tot de ethische richting in de Hervormde kerk. Hoogleraar economie in Amsterdam en daarna president van de Nederlandse Bank. Bracht als minister van Financiën in het kabinet-Van Tienhoven8 een belangrijke belastingherziening tot stand. Leidde later een kabinet3 dat bekend werd als 'kabinet van sociale rechtvaardigheid'. Nadien nog vier jaar liberaal Kamerlid voor het district Gorinchem. Stond als persoon bij velen hoog aangeschreven, vanwege zijn milde omgangsvormen, maar was politiek gezien wat naïef.

meer informatie

J. Röell

Joan Röell

Knap, evenwichtig liberaal jurist uit een vooraanstaande familie van bestuurders. Als oud-griffier van de Staten van Holland goed ingevoerd in het binnenlands bestuur en de waterhuishouding. In 1877 voor het district Utrecht tot Tweede Kamerlid gekozen en in de Kamer breed georiënteerd. Na zijn niet-verkiezing in 1886 Eerste Kamerlid. Trad daar verzoenend op in de schoolwetkwestie. Formeerde in 1894 een (gematigd liberaal) kabinet9, dat met een nieuwe Kieswet een verdubbeling van het aantal kiezers tot stand bracht. Werd zelf minister van Buitenlandse Zaken. Keerde in 1901 terug in de Tweede Kamer. In 1909 niet herkozen, waardoor er ook een einde kwam aan zijn Kamervoorzitterschap. De laatste jaren van zijn leven vicepresident van de Raad van State. Lange, statige man.

meer informatie

G. van Tienhoven

G. van Tienhoven

Sociaal voelende liberale politicus uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Afkomstig uit een aannemersfamilie uit het protestantse deel van Brabant. Studeerde aanvankelijk theologie. Na de advocatuur hoogleraar in Amsterdam en in 1878 Tweede Kamerlid. Vanaf 1880 elf jaar een bekwaam burgemeester van Amsterdam, die onder meer zorgde voor verbetering van de nutsvoorzieningen. Zette zich ook in voor verheffing van het Atheneum tot universiteit. Was tevens Eerste Kamerlid. In 1891 formateur en minister van Buitenlandse Zaken. Het door hem geleide kabinet8 struikelde over het kiesrechtvraagstuk. Hij kwam daarna in conflict met Tak van Poortvliet10 over de kamerontbinding. Later Commissaris van de Koningin in Noord-Holland. Gematigde, innemende persoon. Vertrouweling van regentes Emma11.

meer informatie

J. (Jan) Kappeyne van de Coppello

J. Kappeyne van de Coppello

Energieke, beminnelijke liberale politicus, die in Den Haag een vermaard advocaat was. Stond bekend om zijn rechtskennis, vaardigheid als gevat debater en werklust. Hoewel hij tot de jong-liberalen behoorde, werd hij in 1876 'leader' van de liberale Kamerclub. In 1877 vormde hij een kabinet12, waarin hij minister van Binnenlandse Zaken werd. Bracht de door de confessionelen fel bestreden Wet op het lager onderwijs tot stand. Zijn kabinet viel uiteen door de tegenstelling tussen progressieve en gematigde liberalen. Was na 1879 een 'vergeten' staatsman al kwam hij in 1888 nog in de Eerste Kamer. Was toen echter veel conservatiever dan voorheen. Vrij onconventioneel, maar aangenaam gezelschap.

meer informatie

G. de Vries

G. de Vries Azn.

Leerling van Thorbecke13, die zijn leermeester in 1872 na diens dood opvolgde als leider van een kabinet14. Zoon van een doopsgezinde predikant en broer van twee vooraanstaande geleerden. Was vooral actief in het provinciale bestuur van Noord-Holland, als gedeputeerde en griffier, en was daarna tien jaar Staatsraad. Als minister van Justitie zag hij zijn poging - in een reeks van vele - mislukken om een nieuwe Wet op de rechterlijke organisatie tot stand te brengen. Keerde na een kort Kamerlidmaatschap terug in de Raad van State en had daarin nog veertien jaar zitting. Was meer administrateur dan politicus.

meer informatie

J.R. Thorbecke

J.R. Thorbecke

Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 184815 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II16 gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid17 en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III18. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.

meer informatie

C. Fock

C. Fock

Vooraanstaand liberaal staatsman en bestuurder. IJverige en doortastende burgemeester van onder meer Haarlem en later Amsterdam. In 1868 minister in een door Thorbecke13 geformeerd kabinet19. Bracht belangrijke wetgeving tot stand (onder andere de IJkwet, de Begrafeniswet en de Veewet). Na zijn ministerschap kort Tweede Kamerlid en vervolgens Commissaris van de Koning in Zuid-Holland. Had een slechte verhouding met de gedeputeerden. Gold als nogal rechtlijnig en star. Werkte gereformeerden en katholieken die burgemeester wilden worden tegen.

meer informatie

I.D. Fransen van de Putte

I.D. Fransen van de Putte

Voornaam liberaal in de tweede helft van de negentiende eeuw. Vernieuwingsgezind op koloniaal gebied. Markante Zeeuw zowel door zijn voorkomen als accent. Scherpe, geestige man, die beschikte over een goed verstand. Niet geheel vrij van ijdelheid. Was succesvol ondernemer in Nederlands-Indië. Werd na een jaar Kamerlidmaatschap in 1863 minister van Koloniën en kwam in 1866 in conflict met Thorbecke13 over de koloniale grondpolitiek. Vormde toen zelf een kabinet20, dat echter door Thorbecke c.s. snel ten val werd gebracht. Trachtte tijdens zijn tweede periode als minister tevergeefs te bemiddelen in het conflict tussen de koning en diens oudste zoon Willem. In die kabinetsperiode brak de Atjeh-oorlog uit. Speelde later ook als Eerste Kamerlid nog een vooraanstaande rol.

meer informatie
 

Meer over

  • Wetenswaardigheden minister-president21

  • 1. 
    Mark Rutte (1967) is sinds 1 oktober 2024 secretaris-generaal van de NAVO. Hij was van 14 oktober 2010 tot 2 juli 2024 minister-president en minister van Algemene Zaken. Sinds 2006 was hij politiek leider van de VVD. In 2006-2010 was de heer Rutte fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Hij was van 17 juni 2004 tot 28 juni 2006 staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belast met wetenschapsbeleid, beroepsonderwijs en studiefinanciering. Daarvoor was hij bijna twee jaar staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid belast met onder andere volksverzekeringen, bijstand en arbeidsomstandigheden. De heer Rutte was eerder voorzitter van de JOVD en manager bij een werkmaatschappij van Unilever.
     
  • 2. 
    De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie coördineert de premier het regeringsbeleid. De minister-president is ook de minister van Algemene Zaken. De huidige minister-president is Dick Schoof.
     
  • 3. 
    Dit liberale kabinet staat bekend als 'het kabinet van sociale rechtvaardigheid'. Het bracht diverse belangrijke wetten tot stand, waarvan de Woningwet, de Ongevallenwet en de Leerplichtwet de bekendste zijn. Kabinetsleider was de hoogleraar en gematigd vooruitstrevende liberaal N.G. Pierson, die eerder minister van Financiën was in het kabinet-Van Tienhoven.
     
  • 4. 
    Minister van staat is een eretitel die op voordracht van het kabinet door de Koning wordt verleend*) aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt op bestuurlijk gebied. Het gaat daarbij vaak om politici en bestuurders met een lange staat van dienst, zoals oud-premiers, oud-ministers, oud-Kamervoorzitters en oud-vicevoorzitters van de Raad van State. Een minister van staat wordt soms om advies gevraagd over politieke zaken. Bij een moeizame formatie of bij een staatsrechtelijke kwestie, kan bijvoorbeeld zijn ervaring van pas komen.
     
  • 5. 
    Vooraanstaand Gronings liberaal politicus, met grote politieke talenten. Pragmatisch ingesteld en gematigd vooruitstrevend. Was onderwijzer en hoofdredacteur van dagblad Het Vaderland. Vervolgens veertig jaar Tweede Kamerlid, waarvan vier jaar voorzitter. Gaf als Kamerlid de aanzet tot de arbeidsenquête van 1886. Leidde na 1893 de fractie van de vooruitstrevende liberalen in de Tweede Kamer. Bekwaam wetgever, die als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Pierson onder andere de Woningwet en de Gezondheidswet tot stand bracht. Formeerde in 1905 het kabinet-De Meester, maar nam daarin zelf geen zitting. Als Kamervoorzitter vermaard vanwege zijn versprekingen ('Curiname en Suraçau'). Hield als Kamerlid goed doorwrochte en vurige betogen, die meestal met veel belangstelling werden beluisterd.
     
  • 6. 
    Dit door Goeman Borgesius geformeerde liberale minderheidskabinet werd geleid door de Unie-liberaal De Meester. Hij was een vroegere vicepresident van de Raad voor Nederlandsch-Indiė; na de Gouverneur-Generaal de hoogste gezagsdrager in Indiė. Het kabinet bestond uit Unie-liberale en vrijzinnig-democratische ministers, alsmede twee partijlozen en beschikte in geen van beide Kamers over een meerderheid.
     
  • 7. 
    Officier en liberale minister van Oorlog in het kabinet-De Meester. Werd het middelpunt van een conflict over het afschaffen van het zgn. 'blijvende gedeelte' van het leger. Overleefde in december 1906 een debat in de Tweede Kamer ('de Nacht van Staal'), maar werd korte tijd later door de Eerste Kamer ten val gebracht. Bekwaam officier, met een nogal theatrale manier van spreken en wijze van optreden.
     
  • 8. 
    Dit liberale kabinet werd gevormd na de verkiezingen van 1891, waarbij 'rechts' haar meerderheid verloor. Het kabinet streefde naar uitbreiding van het mannenkiesrecht. Minister Tak van Poortvliet kwam hiertoe met een wetsvoorstel, dat echter niet het Staatsblad haalde.
     
  • 9. 
    Dit kabinet bestond voor het merendeel uit gematigde, anti-Takkiaanse liberalen. De katholieken kregen in ruil voor steun aan het kabinet één minister. Het lukte minister Sam van Houten een nieuwe Kieswet in te voeren, die minder ver ging dan het voorstel van zijn voorganger Tak, maar die wel leidde tot forse groei van het aantal (mannelijke) kiezers.
     
  • 10. 
    Liberale Zeeuwse staatsman in de tweede helft van de negentiende eeuw. Begon als commies-griffier van de Tweede Kamer en was vanaf 1870 een actief Kamerlid, die onder andere de aanzet gaf tot twee enquêtes. Werd in het kabinet-Kappeyne van de Coppello minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Behoorde tot de vooruitstrevende liberalen en streefde in zijn tweede ministersperiode (van Binnenlandse Zaken) in het kabinet-Van Tienhoven naar kiesrechtuitbreiding. Ontbond in 1894 de Kamer vanwege het verzet tegen dat voorstel. De verkiezingen stonden geheel in het teken van zijn kiesrechtvoorstel. Was na zijn nederlaag een gebroken man, wiens rol was uitgespeeld. Hem werd wel eens gebrek aan tact en plooibaarheid verweten.
     
  • 11. 
    Duitse prinses die op 20-jarige leeftijd in 1879 de tweede echtgenote van de 62-jarige koning Willem III werd. Trad in 1890 tijdens ziekte en daarna, na het overlijden van de koning, acht jaar op als regentes voor de nog minderjarige koningin Wilhelmina. Voerde vervolgens met haar dochter een soort goodwillcampagne onder het motto 'we zijn er nog' en wist daarmee het onder Willem III geslonken prestige van het koningshuis te herstellen. Was nadat Wilhelmina in 1898 regerend vorstin was geworden, een belangrijk (informele) adviseur van haar dochter. Zette zich daarnaast in voor de tuberculosebestrijding ('Emma-bloem'). Had vorstelijke allure en was zeer geliefd bij de bevolking.
     
  • 12. 
    De kern van dit liberale kabinet werd gevormd door de leiding van de vooruitstrevende liberale Kamerclub, met aan het hoofd Kappeyne van de Coppello. Ook de ministers Smidt, Tak van Poortvliet en De Roo van Alderwerelt behoorden daartoe. Met name minister Gleichman van Financiën was echter veel behoudender. Die innerlijke tegenstelling leidde al binnen twee jaar tot de val van het kabinet.
     
  • 13. 
    Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.
     
  • 14. 
    Dit was het derde liberale kabinet op rij, ditmaal onder leiding van een leerling van Thorbecke, De Vries. Het kabinet poogde te komen tot uitbreiding van het kiesrecht, maar slaagde daar niet in. Een voorstel tot afschaffing van de plaatsvervanging bij het leger haalde het evenmin. Artikel 1 van het wetsvoorstel dat dit regelde werd op 30 juni 1873 met 43 tegen 25 stemmen verworpen. Ook een wetsvoorstel over de rechterlijke organisatie werd, in mei 1873, verworpen.
     
  • 15. 
    De Grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor ons huidige stelsel van parlementaire democratie. Niet langer was de Koning, maar waren de ministers verantwoordelijk voor het beleid. De Tweede Kamer kreeg veel meer invloed en werd bovendien rechtstreeks - weliswaar voorlopig nog door een beperkte groep kiezers - gekozen.
     
  • 16. 
    Negen jaar koning van Nederland. 'Held van Waterloo'. Vocht met de geallieerden mee tegen de legers van Napoleon. Als kroonprins leek hij zich in 1830 op te werpen als leider van de Belgische onafhankelijkheidsbeweging. Regeerde vanaf 1840 aanvankelijk als conservatief vorst, die elke grondwetswijziging tegenhield. Werd in 1848 in één dag (noodgedwongen) uiterst liberaal en steunde Thorbecke en Donker Curtius bij het tot stand brengen van de nieuwe Grondwet. Overleed echter al kort na invoering daarvan. Was gehuwd met de Russische grootvorstin Anna Paulowna. Had goede banden met katholieken (verbleef veel in Tilburg). Gold als nogal wispelturig en gemakkelijk beïnvloedbaar.
     
  • 17. 
    De ministeriële verantwoordelijkheid houdt in dat ministers, gezamenlijk en afzonderlijk, verantwoording aan het parlement afleggen voor hun beleidsdaden. Zij alleen zijn (politiek) verantwoordelijk voor wetgeving en beleid. De Koning, die tevens deel uitmaakt van de regering, is dat niet. De staatssecretarissen zijn eveneens politiek aansprakelijk.
     
  • 18. 
    Vorst in de tweede helft van de negentiende eeuw. Volgde in 1849 zijn vader pas na enige aarzeling op, omdat hij weinig ingenomen was met de nieuwe liberale Grondwet. Trachtte nog enige jaren zijn macht enigszins te herwinnen en behield nog enige jaren invloed op ministersbenoemingten. Ging soms in tegen zijn ministers, bijvoorbeeld in 1853 (Aprilbeweging). Had lange tijd ook een afkeer van Thorbecke. Verloor later steeds meer interesse in de politiek. Kreeg bovendien te maken met privé-affaires, met conflicten met zijn zoons en met gezondheidsproblemen. Berucht vanwege zijn wispelturigheid en barse uitvallen tegen onder anderen ministers. Trouwde op hoge leeftijd met de veel jongere Duitse prinses Emma, die hem een opvolgster, Wilhelmina, schonk.
     
  • 19. 
    Dit liberale kabinet werd in 1868 geformeerd door Thorbecke, die daarin echter zelf geen zitting nam. De vroegere minister van Financiën Van Bosse en de Amsterdamse burgemeester Fock leidden het kabinet. Het kabinet voerde een liberale economische politiek en streefde naar hervormingen op koloniaal gebied.
     
  • 20. 
    Dit liberale kabinet telde enkele ministers uit het voorgaande kabinet, die medestander waren van minister van Koloniën Fransen van de Putte (de zgn. Puttianen). Het kabinet kwam al spoedig ten val over de grondpolitiek in Nederlands-Indië. Met steun van acht Thorbeckianen zorgden de conservatieven voor aanneming van een amendement-Poortman op de ontwerp-Cultuurwet. Dat amendement was onaanvaardbaar voor het kabinet.
     
  • 21. 
    De minister-president, ook wel premier genoemd, is voorzitter van de ministerraad. In die functie heeft de premier een sturende rol in het regeringsbeleid en wordt hij of zij soms het gezicht van de regering genoemd.