Kabinet-De Vries/Fransen van de Putte (1872-1874)

Source: Parlement.com.

Dit was het derde liberale i kabinet op rij, ditmaal onder leiding van een leerling van Thorbecke, De Vries. Het kabinet poogde te komen tot uitbreiding van het kiesrecht, maar slaagde daar niet in. Een voorstel tot afschaffing van de plaatsvervanging bij het leger haalde het evenmin. Artikel 1 van het wetsvoorstel dat dit regelde werd op 30 juni 1873 met 43 tegen 25 stemmen verworpen. Ook een wetsvoorstel over de rechterlijke organisatie werd, in mei 1873, verworpen.

Meer en meer kwam de verdeeldheid van de liberalen aan het licht, waardoor bijvoorbeeld het wetsvoorstel over hervorming van het leger in de Tweede Kamer sneuvelde. Dit leidde tot een tussentijdse kabinetscrisis. Het kabinet wist wel belangrijke koloniale wetgeving door het parlement te loodsen.

Uiteindelijk ging het kabinet in juni 1874 aan de geringe regeerkracht die het gevolg was van de liberale verdeeldheid, ten onder. Op 27 augustus 1874 trad het kabinet-Heemskerk/Van Lynden van Sandenburg i aan.

1.

Data en feiten formatie

datum wat wie tot en met dagen
25 juni 1872 benoeming (in)formateur G. de Vries Azn. 4 juli 1872 10
6 juli 1873 beëdiging nieuwe bewindslieden Koning Willem III 19 juni 1874 349
20 juni 1874 kabinet demissionair   26 augustus 1874 68
27 augustus 1874 ontslag verleend Koning Willem III    

2.

Samenstelling kabinet

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. J.L.H.A. baron Gericke van Herwijnen (liberaal)

Justitie
minister: Mr.Dr. G. de Vries (liberaal)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. J.H. Geertsema (liberaal)

Financiën
minister: Mr. A. van Delden (liberaal)

Oorlog
minister: M.D. graaf van Limburg Stirum (liberaal) (6 juli 1872 - 15 september 1873)
minister a.i.: L.G. Brocx (liberaal) (15 september 1873 - 6 oktober 1873)
minister: A.W.Ph. Weitzel (cons.-liberaal) (6 oktober 1873 - 27 augustus 1874)

Marine
minister: L.G. Brocx (liberaal) (6 juli 1872 - 18 december 1873)
minister a.i.: I.D. Fransen van de Putte (liberaal) (18 december 1873 - 16 mei 1874)
minister: W.F. van Erp Taalman Kip (technocraat) (16 mei 1874 - 27 augustus 1874)

Koloniën
minister: I.D. Fransen van de Putte (liberaal)

3.

Tussentijdse crisis

De verwerping van de legerplannen van de ministers Van Limburg Stirum van Oorlog, Brocx van Marine en Geertsema van Binnenlandse Zaken leidde in juli 1873 tot een tussentijdse crisis. De ministers wilden niet dat alleen de minister van Oorlog werd vervangen, maar vroegen - ook vanwege de geringe regeerkracht van het kabinet - collectief ontslag aan. De koning weigerde dit te verlenen.

De koning poogde daarna nog wel tot formatie van een nieuw kabinet te komen, maar toen dat mislukte bleef het kabinet aan. Er kwam wel een nieuwe minister van Oorlog.

4.

Bijzonderheden en wetgeving

Het uitbreken van de Atjeh-oorlog, gevolgd door enkele mislukte militaire expedities, leidde tot kritiek op minister Brocx van Marine. Hij trad in oktober 1873 na verwerping van zijn begroting af.

Het kabinet bemiddelde tevergeefs tussen de koning en de prins van Oranje i over het voorgenomen huwelijk van de laatste met de gravin Van Limburg Stirum. De koning weigerde daarvoor zijn toestemming te geven, waarop de kroonprins zich uit het openbare leven terugtrok. Hij verbleef in Parijs.

De door minister Geertsema voorgestelde kiesrechtuitbreiding moest worden bereikt door verlaging van de census (het bedrag dat iemand minimaal aan belasting moet betalen om te mogen stemmen). Omdat de Tweede Kamer ernstig verdeeld was over de hoogte van de verlaging en artikel 3 daarover met 39 tegen 32 stemmen verwierp, strandde het voorstel op 19 juni 1874.

De belangrijkste wetgevende resultaten waren:

  • een Wet op besmettelijke ziekten (1872),

    Inenting tegen pokken werd verplicht gesteld. Hierdoor werd een indirecte vaccinatieplicht ingevoerd: onderwijzers of leerlingen die niet tegen pokken waren ingeënt, mochten niet tot de school worden toegelaten.

  • de Vestingwet (1874)

    Deze wet concentreerde de Nederlandse defensie op een stelsel van nieuw te bouwen verdedigingswerken, de Vesting Holland. De oude vestingen rond steden konden nu worden afgebroken, waardoor stadsuitbreiding eenvoudiger werd.