Kabinet-Donker Curtius/De Kempenaer (1848-1849)

Source: Parlement.com.

Dit kabinet 'van burgerlijke zin' trad op 21 november 1848 aan en was gematigd liberaal. Een nieuwe formatie had niet plaatsgevonden; er waren slechts enkele wijzigingen ten opzichte van het vorige (tijdelijke) kabinet1. De grote man van 1848, Thorbecke2, ontbrak. Daarom werd het kabinet door de Thorbeckianen in de Tweede Kamer fel bestreden.

Belangrijkste ministers in dit kabinet waren Donker Curtius, De Kempenaer en Van Bosse. Donker Curtius nam in juni 1849 ontslag na een parlementaire nederlaag. Tot het kabinet behoorden ook conservatievere ministers, zoals de katholiek Lightenvelt.

Erg succesvol was het kabinet door de felle tegenstand niet. Veel kritiek was er op de wetsvoorstellen van minister De Kempenaer, zoals zijn ontwerp-Kieswet en ontwerp-Gemeentewet. Geen van deze voorstellen werd aangenomen. Na diverse nederlagen en het aftreden van enkele ministers, stapte het gehele kabinet uiteindelijk in september 1849 op. De laatste zet daartoe werd gegeven via het onder leiding van Thorbecke opgestelde Adres van Antwoord3, waarin de Kamer teleurstelling uitsprak over het gebrek aan overeenstemming tussen kabinet en Kamer. Op 1 november 1849 trad het opvolgende eerste kabinet-Thorbecke4 aan.

Contents

  1. Data en feiten formatie
  2. Samenstelling kabinet
  3. Mutaties
  4. Bijzonderheden en wetgeving
  5. Aftreden kabinet

1.

Data en feiten formatie

datum

wat

wie

tot en met

dagen

21 november 1848

beëdiging nieuwe ministers

koning Willem II5

25 september 1849

309

26 september 1849

kabinet demissionair

 

31 oktober 1849

36

1 november 1849

ontslag verleend

koning Willem III6

   

2.

Samenstelling kabinet

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. L.A. Lightenvelt (Conservatief (katholiek))

Justitie
minister: Mr. D. Donker Curtius (Pragmatisch liberalen) (21 november 1848 - 4 juni 1849)
minister: Jhr.Mr. H.L. Wichers (Liberalen) (4 juni 1849 - 1 november 1849)
minister a.i.: Mr. L.A. Lightenvelt (Conservatief (katholiek)) (25 augustus 1849 - 1 november 1849)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. J.M. de Kempenaer (Pragmatisch liberalen)

Financiën
minister: Mr. P.Ph. van Bosse (Liberalen)

Oorlog
minister: J.H. Voet (Technocraat)

Marine
minister: J.C. Rijk (Conservatieven) (21 november 1848 - 15 september 1849)
minister: E.B. van den Bosch (Technocraat) (15 september 1849 - 1 november 1849)

Koloniën
minister: G.L. Baud (Conservatief liberaal) (21 november 1848 - 18 juni 1849)
minister: E.B. van den Bosch (Technocraat) (18 juni 1849 - 1 november 1849)

Rooms-Katholieke Eredienst
minister a.i.: Mr. L.A. Lightenvelt (Conservatief (katholiek)) (21 november 1848 - 24 november 1848)
minister: Mr. J.A. Mutsaers (Conservatief (katholiek)) (24 november 1848 - 1 november 1849)

Zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve die der Rooms-Katholieke
minister a.i.: Mr. S. baron van Heemstra (Liberalen)

3.

Mutaties

Naast Donker Curtius traden de ministers Rijk (gezondheidsredenen), Baud (meningsverschil met zijn collega's) en Wichers, de opvolger van Donker Curtius, tussentijds af. Voor Wichers en Rijk werden geen opvolgers gevonden.

4.

Bijzonderheden en wetgeving

  • - 
    Op 13 februari 1849 kwam voor het eerst de direct gekozen Tweede Kamer bijeen. De Thorbeckianen waren daarin de grootste groep, maar zij hadden geen meerderheid. De meeste leden waren gematigd liberaal. In de Kamer zaten verder enkele ultraconservatieven uit het oude bewind (bijv. oud-minister Van Randwijck7) en enkele antirevolutionairen, onder leiding van Groen van Prinsterer8. De katholieken waren in meerderheid liberaal.
  • - 
    Op 17 maart 1849 overleed koning Willem II. Na enige aarzeling was zijn zoon Willem bereid het koningschap op zich te nemen. Hij was als kroonprins tegenstander van de Grondwetsherziening van 1848 en verbleef op het moment van het overlijden van zijn vader in Londen. Een delegatie uit de ministerraad haalde hem daar op. Op 12 mei werd Willem als koning Willem de derde in Amsterdam ingehuldigd.

De belangrijkste wet was

  • - 
    de Wet tot regeling der toelating en uitzetting van vreemdelingen. Vreemdelingen moesten hun geldige buitenlandse paspoort laten visiteren door een Nederlandse diplomatieke of consulaire ambtenaar en zich bij aankomst melden bij het hoofd van de politie voor het verkrijgen van een binnenlandse reis- en verblijfpas. Uitzetting kon alleen plaatsvinden bij het ontbreken van voldoende middelen van bestaan of op last des Konings.

5.

Aftreden kabinet

Het kabinet leed diverse nederlagen. De Tweede Kamer verwierp het door Donker Curtius verdedigde wetsvoorstel inzake het recht van vereniging en vergadering. Ook zijn wetsvoorstel over de ministeriële verantwoordelijkheid sneuvelde in de Kamer. In juni 1849 nam hij daarom ontslag. Zijn opvolger, jhr. Wichers, vroeg in juli ontslag vanwege zijn gezondheid.

Het kabinet diende aan het begin van de zitting 1849/1850 zijn ontslag in, omdat "[de regering] bij een van de takken der Volksvertegenwoordiging niet gesteund wordt door die mate van vertrouwen die het behoeft om de Regeering te doen zijn krachtig (...) en om haar in staat te stellen de groote taak te vervullen, die haar is opgelegd."

 

  • 1. 
    Op 25 maart 1848 trad een tijdelijk kabinet aan, nadat de conservatieve ministers van Willem II waren afgetreden uit onvrede over de stappen die de koning buiten hen om had genomen om de Grondwet te herzien. Belangrijkste taak van het tijdelijke kabinet was dan ook het tot stand brengen van die herziening. Leider van het kabinet werd niet Thorbecke, voorzitter van de Grondwetscommissie, maar Gerrit graaf Schimmelpenninck, een zoon van de vroegere raadpensionaris Rutger Jan.
     
  • 2. 
    Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.
     
  • 3. 
    De Tweede Kamer stelde tot 1906 en de Eerste Kamer tot 1946 na de troonrede een Adres van Antwoord op dat aan de koning(in) werd aangeboden. Het door de Tweede Kamer opgestelde Adres van Antwoord bevatte vooral beleefdheidsformuleringen, maar had deels ook een politieke inhoud.
     
  • 4. 
    'Wacht op onze daden!'. Met die woorden introduceerde Thorbecke in november 1849 zijn kabinet. Hoewel het kabinet ook nederlagen leed, wist het veel bepalingen van de herziene Grondwet in zogenaamde 'organieke wetten' uit te werken. Het kabinet bracht onder meer de Gemeentewet, de Provinciale Wet, de Kieswet en de Wet op het recht van enquête tot stand. Daarnaast werden op economisch gebied allerlei maatregelen genomen om de handel te liberaliseren. De doorvoerrechten en vrijwel alle tollen op de Rijn en de IJssel werden afgeschaft.
     
  • 5. 
    Negen jaar koning van Nederland. 'Held van Waterloo'. Vocht met de geallieerden mee tegen de legers van Napoleon. Als kroonprins leek hij zich in 1830 op te werpen als leider van de Belgische onafhankelijkheidsbeweging. Regeerde vanaf 1840 aanvankelijk als conservatief vorst, die elke grondwetswijziging tegenhield. Werd in 1848 in één dag (noodgedwongen) uiterst liberaal en steunde Thorbecke en Donker Curtius bij het tot stand brengen van de nieuwe Grondwet. Overleed echter al kort na invoering daarvan. Was gehuwd met de Russische grootvorstin Anna Paulowna. Had goede banden met katholieken (verbleef veel in Tilburg). Gold als nogal wispelturig en gemakkelijk beïnvloedbaar.
     
  • 6. 
    Vorst in de tweede helft van de negentiende eeuw. Volgde in 1849 zijn vader pas na enige aarzeling op, omdat hij weinig ingenomen was met de nieuwe liberale Grondwet. Trachtte nog enige jaren zijn macht enigszins te herwinnen en behield nog enige jaren invloed op ministersbenoemingten. Ging soms in tegen zijn ministers, bijvoorbeeld in 1853 (Aprilbeweging). Had lange tijd ook een afkeer van Thorbecke. Verloor later steeds meer interesse in de politiek. Kreeg bovendien te maken met privé-affaires, met conflicten met zijn zoons en met gezondheidsproblemen. Berucht vanwege zijn wispelturigheid en barse uitvallen tegen onder anderen ministers. Trouwde op hoge leeftijd met de veel jongere Duitse prinses Emma, die hem een opvolgster, Wilhelmina, schonk.
     
  • 7. 
    Ultraconservatieve minister en bestuurder uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Na vrederechter te zijn geweest, werd hij gedeputeerde in Gelderland en Gouverneur van Drenthe en later van Gelderland. Zag als minister van Binnenlandse Zaken een poging om het kiesrecht in de provincies en gemeenten te herzien, mislukken. Korte tijd minister van Buitenlandse Zaken. Bleef ook na 1848 nog functies vervullen, met name aan het hof. Als afgevaardigde voor Hoogeveen verzette hij zich tussen 1848 en 1850 tevergeefs tegen de Thorbeckiaanse wetgeving.
     
  • 8. 
    Belangrijk negentiende-eeuws staatsman en geschiedschrijver, voorman van de antirevolutionairen. Beschouwde zichzelf niet als staatsman, maar als evangeliebelijder. Formuleerde in het boek 'Ongeloof en revolutie' de antirevolutionaire staatsleer, die uitgaat van de opvatting dat niet de volkswil maar het goddelijk gezag basis moet zijn voor het staatsbestel. Verzette zich zowel tegen de politiek van Willem II als tegen totstandkoming van de Grondwetsherziening in 1848. Was voorstander van een op bijbelse grondslagen bestuurd protestants Nederland. Streefde in 1850 naar een openbare gezindteschool en verliet (enige jaren) de Tweede Kamer na aanvaarding van de Lager-onderwijswet 1857. Keerde later nog enkele keren terug. Zeer erudiet en ondanks zwakke politieke basis gezaghebbend lid van de Kamer.