IX Bezetting, herstel en vernieuwing (1940-1946)

Source: Parlement.com.

Achtergrondinformatie bij het negende hoofdstuk van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.

Contents

  1. Kabinetten
  2. Personen
  3. Achtergrond

1.

Kabinetten

Kabinet-De Geer II (1939-1940)

Kabinet-De Geer II - V.l.n.r.: Bolkestein, Dijxhoorn, Gerbrandy, Van Kleffens, Albarda, Van Boeijen, De Geer, Welter, Steenberghe en Van den Tempel.
© Beeldbank Nationaal Archief
V.l.n.r.: Bolkestein, Dijxhoorn, Gerbrandy, Van Kleffens, Albarda, Van Boeijen, De Geer, Welter, Steenberghe en Van den Tempel.

Dit kabinet was een centrumlinks noodkabinet, waarvan voor het eerst twee sociaaldemocraten1 deel uitmaakten. Het bestond verder uit ministers van RKSP2, CHU3, VDB4, een ARP'er (zonder partijbinding) en twee partijlozen. Het kabinet werd kort na zijn aantreden geconfronteerd met de dreigende oorlogssituatie en besloot tot mobilisatie van de strijdkrachten.

meer informatie

Kabinet-Gerbrandy I en II (1940-1945)

Kabinet-Gerbrandy II - Staand v.l.n.r.: Van Angeren, Kerstens, Furstner en Van Boeijen. Zittend v.l.n.r.: Albarda, Van den Tempel, Gerbrandy, Van Kleffens, Bolkestein en Michiels van Verduynen.
© Beeldbank Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Van Angeren, Kerstens, Furstner en Van Boeijen. Zittend v.l.n.r.: Albarda, Van den Tempel, Gerbrandy, Van Kleffens, Bolkestein en Michiels van Verduynen.

De kabinetten-Gerbrandy staan ook bekend als de 'Londense kabinetten', omdat de regering daar in verband met de Duitse bezetting van Nederland verbleef. Gerbrandy was als minister-president een onvermoeibaar strijder voor de Nederlandse zaak. Via radiotoespraken inspireerde hij, net als koningin Wilhelmina5, het Nederlandse verzet. Er vonden diverse ministerswisselingen plaats, waarbij ook de verhouding tussen ministers en de koningin een belangrijke rol speelde.

meer informatie

Kabinet-Gerbrandy III (1945)

Kabinet-Gerbrandy III - Staand v.l.n.r.: Van Kleffens, Beel, Tromp, De Quay, Huysmans, De Booy, Gispen en officier MG. Zittend: Gen. kruls (MG), Schmutzer, Gerbrandy, Bolkestein en Wijffels.
© Nationaal Archief
Staand v.l.n.r.: Van Kleffens, Beel, Tromp, De Quay, Huysmans, De Booy, Gispen en officier MG. Zittend: Gen. kruls (MG), Schmutzer, Gerbrandy, Bolkestein en Wijffels.

Dit kabinet trad vanaf 23 februari 1945 op en werd grotendeels gevormd door personen uit het bevrijde zuidelijke deel van Nederland. Tot de nieuwe bewindspersonen behoorden onder anderen Beel en De Quay. De koningin wenste een kabinet dat los stond van de politieke partijen en dat vernieuwingsgezind was.

meer informatie

Kabinet-Schermerhorn/Drees (1945-1946)

Kabinet-Schermerhorn - V.l.n.r.: De Booy, Beel, Van Schaik, Logemann, Mansholt, Lieftinck, Vos, Schermerhorn, Kolfschoten, Drees, Meynen, Van Kleffens, Ringers, Van Roijen
© Beeldbank Nationaal Archief
V.l.n.r.: De Booy, Beel, Van Schaik, Logemann, Mansholt, Lieftinck, Vos, Schermerhorn, Kolfschoten, Drees, Meynen, Van Kleffens, Ringers, Van Roijen

Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III6. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP1, CHU3 en RKSP2, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB4 (later PvdA7). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.

meer informatie

2.

Personen

H.M. koningin Wilhelmina

koningin Wilhelmina

Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.

meer informatie

D.J. (Dirk) de Geer

Jhr. D.J. de Geer

Vooraanstaand staatsman in de eerste helft van de twintigste eeuw. Diverse malen Tweede Kamerlid en minister, en tevens raadslid in Rotterdam, gedeputeerde van Zuid-Holland en burgemeester van Arnhem. Tweemaal minister-president, beide keren als opvolger van Colijn8. Een belangrijk wetgevend succes als minister van Financiën was zijn Financiële-Verhoudingswet. In 1939 leider van het eerste kabinet met sociaaldemocraten. Harde werker en scherpzinnig jurist, maar solistisch en eigenzinnig. Week in 1940 met zijn kabinet uit naar Londen. Moest zijn langdurige politieke loopbaan gedesillusioneerd beëindigen, omdat koningin Wilhelmina5 geen vertrouwen in hem had vanwege zijn te defaitistisch geachte houding. Keerde tijdens de Bezetting op eigen gezag terug naar Nederland. Werd na de oorlog op tamelijk vage gronden veroordeeld en ridderorde en titel 'minister van staat9' ontnomen.

meer informatie

H.G. Winkelman

Winkelman, H.G.

Generaal, die begin 1940 opperbevelhebber werd en dat ook was tijdens de Duitse inval in de meidagen. Voor hij bevelhebber werd tot 1934 officier bij de Generale Staf en daarna werkzaam bij Philips als militair adviseur. Bij zijn verdedigingsplan lag de nadruk op verdediging van de Vesting Holland, met de Grebbelinie als voorpost. Aan hem werd op 13 mei het regeringsgezag opgedragen na het uitwijken van de regering. Tekende op 15 mei de capitulatie. Trad zowel tijdens de Duitse aanval als in het begin van de bezetting vastberaden en evenwichtig op. Protesteerde tegen Duitse maatregelen en tegen de Duitse lezing van de reden voor de aanval op Nederland. Werd daarop als krijgsgevangene naar Duitsland gevoerd. Overleed zeven jaar na de bevrijding.

meer informatie

P.S. (Pieter) Gerbrandy

P.S. Gerbrandy

Fries, jurist, hoogleraar, maar bovenal oorlogspremier. Was gedeputeerde in Friesland en hoogleraar handels- en procesrecht aan de VU en al in 1929 kandidaat-minister. Trad in 1939 tegen de zin van zijn partij toe tot het tweede kabinet-De Geer10 en werd in september 1940 door de koningin aangezocht als premier, omdat hij, anders dan De Geer, krachtdadiger streed voor herwinning van de vrijheid. Inspireerde vanuit Londen met zijn kenmerkende stemgeluid in radiopraatjes het verzet. Trad als premier vaak zonder overleg met collega's op, hetgeen tot de nodige conflicten leidde. Na de oorlog fel opposant tegen de Indiëpolitiek van de kabinetten-Drees. Trok zich als Kamerlid vaak weinig aan van de lijn die door de fractie was uitgestippeld. Zette zich in voor een gelijkwaardige positie van de Friese taal. Solist, eigengereid, maar ook standvastig en oprecht.

meer informatie

E.N. (Eelco) van Kleffens

E.N. van Kleffens

Juridisch geschoolde diplomaat en topambtenaar, die in 1939 minister van Buitenlandse Zaken werd in het tweede kabinet-De Geer10. Was veel opener dan zijn voorgangers; ook over de dreigende Duitse inval. Vloog in mei 1940 direct na de Duitse aanval naar Londen om steun te vragen bij de Engelsen. Speelde in de Londense kabinetten een voorname rol, ook al omdat hij het vertrouwen behield van koningin Wilhelmina. Kon daardoor vaak bemiddelend optreden in conflicten tussen de koningin en premier Gerbrandy11. Bleef na de oorlog nog enkele jaren minister. Tijdens zijn ministerschap werd de aanzet gegeven tot samenwerking in Benelux-verband. Nadien bekleedde hij diverse internationale functies. Werd door sommigen als een hartelijke persoon beschouwd, door anderen juist als afstandelijk en koel.

meer informatie

J. (Hans) Linthorst Homan

Linthorst Homan, Dr. J.

Telg uit een bekend Drents regentengeslacht, die in 1937 Commissaris van de Koningin in Groningen werd. Was aanvankelijk werkzaam als advocaat en later burgemeester van Vledder. Werd vooral bekend als lid van het Driemanschap dat in 1940 leiding gaf aan de Nederlandse Unie12. Aanhanger van 'vernieuwing' van de Nederlandse samenleving via het doorbreken van de bestaande verzuiling. Goede bedoelingen leidden echter al spoedig tot te grote toegeeflijkheid jegens de Duitse bezetter. Na de opheffing van de Unie in 1941 in de jaren 1942-1944 gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Keerde na de oorlog niet terug als Commissaris, maar kreeg later wel ambtelijke en diplomatieke functies.

meer informatie

J.E. (Jan) de Quay

Jan de Quay

Katholieke hoogleraar psychologie, die tussen 1959 en 1963 het eerste naoorlogse kabinet13 zonder socialisten leidde. Kreeg in 1940 landelijke bekendheid als leider van de (omstreden) Nederlandse Unie12. Werd aan het einde van de oorlog minister van Oorlog en daarna Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Bevorderde in laatstgenoemde functie de industrialisatie van die provincie. Na een moeizame formatie in 1959 leider van een confessioneel-liberaal kabinet. Verklaarde nadien bij meerdere gelegenheden premier 'tegen wil en dank' te zijn. Was wel een goed teamleider en werd tamelijk populair. Keerde in 1963 desondanks niet terug als premier. Wilde slechts vicepremier onder Zijlstra14 worden, maar de KVP gaf de voorkeur aan een katholieke premier. Werd in 1963 wel Eerste Kamerlid, maar zag daar af van het fractievoorzitterschap. Vicepremier en minister van Verkeer in het interimkabinet-Zijlstra15. Regent met oog voor persoonlijke verhoudingen.

meer informatie

K.J. (Karel) Frederiks

Frederiks, Mr.dr. K.J.

Topambtenaar die tijdens de oorlogsjaren lang in functie bleef. Doorliep een ambtelijke loopbaan die eindigde als secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken. Fungeerde in de bezettingstijd als een minister zonder verkeer met koningin en parlement. Bracht toen belangrijke gemeentelijke herindelingen tot stand, zoals de uitbreiding van Rotterdam met randgemeenten. Wilde niets te maken hebben met de NSB16, maar stond ook erg kritisch tegenover de illegaliteit en was toegeeflijk bij veel omstreden wensen van de bezetter. Had een grenzeloos optimisme over het verloop van de oorlog, omdat hij meende dat de Duitsers - net als de door hem bewonderde Napoleon - nooit heerschap op zee konden krijgen. De Barneveldjoden die uiteindelijk in Theresienstadt de oorlog overleefden, beschouwden hem als hun redder.

meer informatie

W. (Willem) Drees

Willem Drees sr,

'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel17. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.

meer informatie

W. (Willem) Schermerhorn

Willem Schermerhorn

Medeinitiatiefnemer van de Nederlandse Volksbeweging18 en medeoprichter van de PvdA, die in opdracht van Wilhelmina in 1945 met Drees19 een kabinet20 formeerde waarvan hij minister-president werd. Na de verkiezingen van 1946 benoemd tot voorzitter van de Commissie-Generaal voor Nederlands-Indië om met de Indonesiërs te onderhandelen; een functie die hem veel smaad opleverde. Enige jaren Tweede Kamerlid en daarna teruggekeerd in de wetenschap. Als Eerste Kamerlid een gezaghebbend woordvoerder onderwijs en ontwikkelingssamenwerking. Nuchtere Noord-Hollandse boerenzoon die als Delfts geodetisch ingenieur een wereldvermaard geleerde werd door de introductie van fotogrammetrie in de luchtkartering. Was in de jaren dertig actief als voorzitter van 'Eenheid door Democratie'. In de bezettingstijd betrokken bij het hooglerarenverzet en gijzelaar in Sint-Michielsgestel. Pas tegen het eind van zijn leven kreeg hij de waardering die hij verdiende.

meer informatie

P. (Piet) Lieftinck

Piet Lieftinck

Minister van Financiën tijdens de naoorlogse periode van wederopbouw met groot gezag. Werd al op vrij jonge leeftijd hoogleraar economie en monetair beleid in Rotterdam. Behoorde voor de oorlog tot de linkervleugel van de CHU en 'brak in 1946 door21' naar de PvdA. Voorstander van marktordening en sociale hervorming. Als minister kreeg hij bijnamen als 'De kei van de kneuterdijk', maar ook 'De grootste boef van Nederland'. Was er in hoge mate verantwoordelijk voor dat Nederland na de oorlog financieel weer op orde werd gebracht. Vooral bekend door het Tientje van Lieftinck, dat symbool stond voor de geldsanering. Streng minister, die de financiële teugels strak hield. Na zijn ministerschap vervulde hij internationale functies.

meer informatie

L.H.N. Bosch ridder van Rosenthal

L.H.N. Bosch ridder van Rosenthal

Autoritaire en openhartige regent, gespeend van diplomatieke gaven, strijdlustig nationalist en orangist die als Commissaris van de Koningin in 1940 na de capitulatie een onverzoenlijke houding jegens de Duitse bezettingsautoriteiten aannam en daarom al gauw ontslag kreeg. Moedig en energiek edelman, die uitgroeide tot één van de belangrijkste leiders van het verzet. Voorzitter van het College van Vertrouwensmannen. Nadat Bureau Inlichtingen hem verdacht had gemaakt bij Wilhelmina, was hij diep gegriefd toen het staatshoofd hem na de oorlog niet wilde ontvangen. In het interbellum, een bekwaam en ijverig burgemeester die op zijn ponteneur stond, in Groningen zeer gehecht was aan de openbare heiliging van de zondagochtend en in Den Haag de maximumsnelheid afschafte.

meer informatie

B.M. (Ben) Telders

Telders, Prof.Mr. B.M.

Voorman van de Liberalen vóór en in de Tweede Wereldoorlog, die als principeel bestrijder van onrecht omkwam in Duitse gevangenschap. Zoon van een advocaat. Promoveerde in 1927 op een volkenrechtelijk onderwerp. Na advocaat te zijn geweest al op jonge leeftijd hoogleraar volkenrecht in Leiden. Werd als 35-jarige voorzitter van de Liberale Staatspartij. Fel bestrijder van Nazi-Duitsland en pleitbezorger van een ruimer vluchtelingenbeleid. Bleef zich na mei 1940 openlijk inzetten voor vrijheid en recht en veroordeelde een toegevende houding jegens de bezetter. Protesteerde openlijk tegen anti-Joodse maatregelen, zoals de ariërverklaring. Overleed kort voor de bevrijding aan vlektyfus in het concentratiekamp Bergen-Belsen.

meer informatie

H.B. (Stuuf) Wiardi Beckman

Stuuf Wiardi Beckman

Veelbelovend sociaaldemocratisch politicus en partij-ideoloog, die kort voor de bevrijding in Dachau stierf. Hielp Troelstra22 bij het schrijven van diens memoires en was hoofdredacteur van dagblad Het Volk. Als partijbestuurder en Eerste Kamerlid was hij een pleitbezorger van een gematigder koers van de SDAP, met name ten aanzien van de defensie en het koningshuis. Verliet in mei 1940 de Senaat om als officier dienst te kunnen doen. Naar hem is het wetenschappelijk instituut van de PvdA vernoemd.

meer informatie

H.J. Kruls

Kruls, Mr. H.J.

Officier die chef staf van het Militair Gezag was. Na een officiersopleiding en rechtenstudie gedetacheerd bij het ministerie van Defensie. Vergezelde in 1940 als adjudant zijn minister naar Londen en werd daar belast met de opbouw van het Militair Gezag dat na de bevrijding het dagelijks bestuur moest overnemen. Ondanks aanvankelijke bezwaren van de koningin werd hij als chef staf zelf belast met de leiding van het Militair Gezag. Goed organisator, maar ook autoritaire man die vaak niet al te diplomatiek optrad. Dat leidde tot de nodige conflicten. Na de oorlog chef van de Generale Staf en ook in die functie vaak in conflict met de minister. Een geschil over de visie op het toekomstige defensiebeleid leidde in 1951 tot zijn gedwongen vertrek.

meer informatie

A.A. (Anton) Mussert

ir. A.A. Mussert

Parmantige leider van de Nationaal-Socialistische Beweging16, met een kleinburgerlijk imago. Kreeg bekendheid als organisator van een actie tegen het Verdrag met België en richtte in 1931 de NSB op. Verborg een zekere mate van onzekerheid door een branieachtig optreden. Voerde een nogal onvaste koers, waarbij hij steeds meer concessies deed aan 'Duitse' denkbeelden en eisen, en de NSB voluit antisemitisch werd. Zag zichzelf als leider van het met Vlaanderen vergrote Groot-Nederland binnen het door Duitsland beheerste Europa. De Duitsers namen hem en zijn denkbeelden echter niet zo serieus. Werd vanwege zijn rol tijdens de bezetting in 1946 ter dood veroordeeld en geëxecuteerd.

meer informatie

M.M. Rost van Tonningen

Rost van Tonningen, Mr. M.M.

Fanatieke antisemiet van Austro-nazistische signatuur en aristocratische huize. Gaf in 1936 zijn vorstelijk betaalde baan bij de Volkenbond in Wenen op om zich geheel aan het nationaal-socialisme te kunnen wijden. In 1939 als Tweede Kamerlid een dag geschorst na een handgemeen in de vergaderzaal. Kort voor de Duitse inval in 1940 geïnterneerd als staatsgevaarlijk persoon. In de NSB de grote rivaal van Mussert23. Vertrouweling van Himmler. Was belast met de gelijkschakeling van de Nederlandse arbeidersbeweging en volgde in 1941 Trip24 op als president van de Nederlandse Bank. Twistzieke, wispelturige, ambitieuze en onverdraagzame man. Pleegde in 1945 na een maand gevangenschap 'zelfmoord' - er was sprake van dat hij was 'gezelfmoord' - voor hij kon worden berecht.

meer informatie

3.

Achtergrond

Economische situatie 1945

Nederland stond er in 1945 uiterst slecht voor. Het land was leeggeroofd, veel huizen verwoest of zwaar beschadigd, de gezondheid van de bevolking (met name in het Westen) was slecht, er was schaarste aan allerlei producten (allereerst voedsel en kleding, maar ook papier en glas) en de vervoersmogelijkheden waren beperkt.

meer informatie

De 'doorbraak'

Na de Tweede Wereldoorlog streefden progressieven naar een zogenaamde 'doorbraak': niet langer moest het 'geloof' bepalend zijn voor de politieke keuze. Progressieve katholieken en protestanten dienden zich aan te sluiten bij sociaaldemocraten en vrijzinnig-democraten in één progressieve partij.

meer informatie

Herstel en/of vernieuwing - de Eerste Kamer (1945)

De eerste vergadering van de Eerste Kamer25 na de Duitse bezetting werd geleid door de (toen al 86-jarige) vooroorlogse president mr. W. L. baron de Vos van Steenwijk26. Zijn lidmaatschap dateerde uit de tijd voor de eerste wereldoorlog (1913); in de periode 1874-1880 was bovendien zijn vader voorzitter van de Eerste Kamer geweest. Die had hem 'van kindsbeen', zoals hij zei, in de grootste eerbied voor dit college opgevoed.

meer informatie
 

Meer over

  • I Proloog: het einde van de oude Republiek27
  • II De Bataafse Republiek (1796-1806)28
  • III Het Koninkrijk Holland en de inlijving in het Franse keizerrijk (1806-1813)29
  • IV Het Koninkrijk van Willem I (1813-1840)30
  • V Naar de Grondwet van 1848 (1840-1850)31
  • VI Het liberale hoogtij: van Thorbecke tot Heemskerk (1850-1888)32
  • VII De tweevoudige kloof: Antithese en klassenstrijd (1888-1918)33
  • VIII Tussen twee wereldoorlogen (1918-1940)34

  • 1. 
    De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
     
  • 2. 
    De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
     
  • 3. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 4. 
    De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
     
  • 5. 
    Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
     
  • 6. 
    Dit kabinet trad vanaf 23 februari 1945 op en werd grotendeels gevormd door personen uit het bevrijde zuidelijke deel van Nederland. Tot de nieuwe bewindspersonen behoorden onder anderen Beel en De Quay. De koningin wenste een kabinet dat los stond van de politieke partijen en dat vernieuwingsgezind was.
     
  • 7. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 8. 
    Antirevolutionair staatsman, die zijn loopbaan als officier in de binnenlanden van Indië begon. Korte tijd Tweede Kamerlid en als jong minister van Oorlog succesvol. Daarna directeur van een olieconcern. Zeer vermogend. In 1920 opvolger van Kuyper als leider van de ARP. Voerde in 1923-1926 als minister van Financiën een streng bezuinigingsbeleid. Tijdens de crisis van de jaren dertig minister-president. Predikte een beleid van aanpassing, waarbij salarissen en uitkeringen werden verlaagd. Hoffelijk in de omgang. Had ook internationaal goede contacten en gezag. Charismatisch spreker en krachtige persoonlijkheid, die zich het liefst met hoofdlijnen bezighield, maar zichzelf ook wel overschatte. Tamelijk opportunistisch en hard. Riep bij tegenstanders nogal wat weerstanden op. Reageerde soms impulsief, zoals in mei 1940 toen hij langdurige Duitse heerschappij leek te aanvaarden. Stierf in Duitse ballingschap.
     
  • 9. 
    Minister van staat is een eretitel die op voordracht van het kabinet door de Koning wordt verleend*) aan personen die zich verdienstelijk hebben gemaakt op bestuurlijk gebied. Het gaat daarbij vaak om politici en bestuurders met een lange staat van dienst, zoals oud-premiers, oud-ministers, oud-Kamervoorzitters en oud-vicevoorzitters van de Raad van State. Een minister van staat wordt soms om advies gevraagd over politieke zaken. Bij een moeizame formatie of bij een staatsrechtelijke kwestie, kan bijvoorbeeld zijn ervaring van pas komen.
     
  • 10. 
    Dit kabinet was een centrumlinks noodkabinet, waarvan voor het eerst twee sociaaldemocraten deel uitmaakten. Het bestond verder uit ministers van RKSP, CHU, VDB, een ARP'er (zonder partijbinding) en twee partijlozen. Het kabinet werd kort na zijn aantreden geconfronteerd met de dreigende oorlogssituatie en besloot tot mobilisatie van de strijdkrachten.
     
  • 11. 
    Fries, jurist, hoogleraar, maar bovenal oorlogspremier. Was gedeputeerde in Friesland en hoogleraar handels- en procesrecht aan de VU en al in 1929 kandidaat-minister. Trad in 1939 tegen de zin van zijn partij toe tot het tweede kabinet-De Geer en werd in september 1940 door de koningin aangezocht als premier, omdat hij, anders dan De Geer, krachtdadiger streed voor herwinning van de vrijheid. Inspireerde vanuit Londen met zijn kenmerkende stemgeluid in radiopraatjes het verzet. Trad als premier vaak zonder overleg met collega's op, hetgeen tot de nodige conflicten leidde. Na de oorlog fel opposant tegen de Indiëpolitiek van de kabinetten-Drees. Trok zich als Kamerlid vaak weinig aan van de lijn die door de fractie was uitgestippeld. Zette zich in voor een gelijkwaardige positie van de Friese taal. Solist, eigengereid, maar ook standvastig en oprecht.
     
  • 12. 
    De Nederlandse Unie was een organisatie tijdens de Duitse bezetting, die werd geleid door prof.dr. J.E. de Quay, mr. L. Einthoven en dr. J. Linthorst Homan. De organisatie streefde naar nationale saamhorigheid, onder erkenning van de gewijzigde verhoudingen (namelijk de Duitse bezetting). De Nederlandse Unie ging op 24 juli 1940 van start na een oproep in de Nederlandse dagbladen om zich bij de beweging aan te sluiten. De organisatie wist binnen een week na de oproep meer dan honderdduizend leden te werven en dat aantal steeg daarna tot ruim negenhonderdduizend.
     
  • 13. 
    Dit centrumrechtse kabinet van KVP, ARP, CHU en VVD kwam tot stand na de verkiezingen van 1959 als opvolger van het kabinet-Beel II. Het was het eerste naoorlogse kabinet zonder de PvdA. Minister-president De Quay kwam van de KVP. Het kabinet trad op 19 mei 1959 aan.
     
  • 14. 
    Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III en later in het kabinet-De Quay minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.
     
  • 15. 
    Dit kabinet van KVP en ARP was een overgangskabinet. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Cals. Minister-president Zijlstra was afkomstig uit de ARP. Het kabinet trad aan op 22 november 1966.
     
  • 16. 
    De Nationaal-Socialistische Beweging (NSB), opgericht in 1931, was een autoritaire, antiparlementaire, extreemrechtse partij die streefde naar een nationaal-socialistisch bewind. Verder vond zij dat er een Groot-Nederlands rijk moest komen, waartoe ook Vlaanderen zou behoren, voor een Nederlandse volksgemeenschap. Onder Duitse invloed kreeg de partij een antisemitisch (anti-joods) karakter.
     
  • 17. 
    Katholieke staatsman. Eén van de belangrijkste politici van na 1945. Begon zijn loopbaan als gemeenteambtenaar. In 1945 werd hij minister van Binnenlandse Zaken en als zodanig speelde hij een voorname rol bij de naoorlogse zuiveringen. Was als premier en Hoge Vertegenwoordiger van de Kroon een vooraanstaande figuur in het moeizame proces van dekolonisatie. Voorstander van militair optreden (politionele acties) tegen de Republiek Indonesia. Na terugkeer uit Indië hoogleraar en in 1951 weer minister van Binnenlandse Zaken en in het kabinet-Drees III tevens vicepremier. Had een goede band met Drees. In de jaren vijftig en zestig als (in)formateur betrokken bij de vorming van diverse kabinetten, vooral van centrumrechtse signatuur. Belangrijk adviseur en vertrouweling van koningin Juliana. Gezagvol, inventief en doortastend politicus, die vaak als regelaar en 'bruggenbouwer' fungeerde. Ook een wat dorre formalistische jurist, die als bijnaam 'de Sfinx' had. In de persoonlijke omgang echter veel minzamer.
     
  • 18. 
    De Nederlandse Volksbeweging (NVB) was een politieke vernieuwingsbeweging die, na een eerste aanzet tijdens de Bezetting, in mei 1945 werd opgericht. De beweging streefde naar de vorming van een progressieve partij en naar doorbreking van de vooroorlogse scheidslijn tussen confessionele en niet-confessionele partijen. De NVB wilde zelf geen politieke partij worden, maar alleen een voortrekkersrol vervullen.
     
  • 19. 
    'Vadertje Drees'. Eén van de grootste twintigste-eeuwse politici, onder wiens leiding na de Bevrijding zowel de dekolonisatie als de wederopbouw plaatsvonden. Overtuigd sociaaldemocraat, maar wel zeer pragmatisch ingesteld ('niet alles kan, en zeker niet alles tegelijk'). Groeide op in Amsterdam en klom op van stenograaf, SDAP-wethouder van Den Haag en Kamerlid, tot minister en minister-president. Had als wethouder van Den Haag al voor 1940 een goede naam als bestuurder. In de oorlog enige tijd gijzelaar en centrale figuur in het politieke verzet. Bracht in 1947 als minister van Sociale Zaken de Noodwet Ouderdomsvoorziening tot stand, de voorloper van de AOW. Werd zowel daardoor, als door zijn leiderschap en soberheid een populair staatsman, ook buiten zijn eigen kring. Tien jaar premier van brede coalities waarvan PvdA en KVP de kern vormden. Had goede contacten met Beel. Brak in de jaren '70 met zijn partij, de PvdA, uit onvrede over de koers. Sober levende en altijd eenvoudig gebleven man, die een zeer hoge leeftijd bereikte.
     
  • 20. 
    Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP, CHU en RKSP, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB (later PvdA). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.
     
  • 21. 
    Na de Tweede Wereldoorlog streefden progressieven naar een zogenaamde 'doorbraak': niet langer moest het 'geloof' bepalend zijn voor de politieke keuze. Progressieve katholieken en protestanten dienden zich aan te sluiten bij sociaaldemocraten en vrijzinnig-democraten in één progressieve partij.
     
  • 22. 
    De grote voorman van de sociaaldemocraten en voorvechter van de rechten van arbeiders aan het einde van de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Was advocaat in Leeuwarden en richtte in 1894 met elf anderen de SDAP op. Kwam in 1897 met Van Kol in de Tweede Kamer en werd, ondanks de afkeer die anderen van zijn denkbeelden hadden, al snel erkend als goed politiek debater. In 1901 niet herkozen, maar in 1902 teruggekeerd via een Amsterdams district. Was een goed spreker, zowel in het parlement als bij massabijeenkomsten. Soms kregen zijn emoties - hij had een tamelijk zwak zenuwgestel - de overhand, waardoor hij onbezonnen reageerde. Het beste voorbeeld daarvan is zijn revolutiepoging in november 1918. Bleef desondanks zeer populair bij zijn achterban. Was ook redacteur van socialistische dagbladen en Fries dichter.
     
  • 23. 
    Parmantige leider van de Nationaal-Socialistische Beweging, met een kleinburgerlijk imago. Kreeg bekendheid als organisator van een actie tegen het Verdrag met België en richtte in 1931 de NSB op. Verborg een zekere mate van onzekerheid door een branieachtig optreden. Voerde een nogal onvaste koers, waarbij hij steeds meer concessies deed aan 'Duitse' denkbeelden en eisen, en de NSB voluit antisemitisch werd. Zag zichzelf als leider van het met Vlaanderen vergrote Groot-Nederland binnen het door Duitsland beheerste Europa. De Duitsers namen hem en zijn denkbeelden echter niet zo serieus. Werd vanwege zijn rol tijdens de bezetting in 1946 ter dood veroordeeld en geëxecuteerd.
     
  • 24. 
    Zeer invloedrijk ambtenaar van Financiën en bankpresident, met een ongekende werklust. Was bankier in Nederlands-Indië en later voorzitter van de Ondernemersraad voor Indië. Behoorde tot een groep invloedrijke Indische intimi van Colijn. Was als president van de Nederlandsche Bank dé grote man achter het financiële beleid in de jaren dertig van de twintigste eeuw, waarbij handhaving van de gouden standaard en een sluitende begroting centraal stonden. Bleef na de Duitse inval in mei president van De Nederlandsche Bank en werd tevens waarnemend secretaris-generaal van Financiën. Trad in maart 1941 echter af.
     
  • 25. 
    De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
     
  • 26. 
    Vooraanstaande CHU-senator en Eerste Kamervoorzitter. Kaarsrechte, conservatieve Overijsselse landedelman. Vurig verdediger van de Eerste Kamer, waarvan hij lange tijd en tot op hoge leeftijd voorzitter was. Zoon van een Eerste Kamervoorzitter, en, zoals hijzelf stelde 'van kindsbeen af' opgegroeid met eerbied voor de Senaat. Keerde zich in 1922 tegen het verbreken van de band tussen de Eerste Kamer en de provincies. Tegenstander van 'partijpolitiek', waarbij partijbestuurders veel macht hadden. Vermaard vanwege zijn zeer beeldende en kleurrijke taalgebruik, vol archaïsmen. Stond op zeer goede voet met Colijn, die hij als staatsman bewonderde. Grand seigneur die aangenaam gezelschap was, ook voor politieke tegenstanders.
     
  • 27. 
    Achtergrondinformatie bij de proloog van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.
     
  • 28. 
    Achtergrondinformatie bij het tweede hoofdstuk van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.
     
  • 29. 
    Achtergrondinformatie bij het derde hoofdstuk van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.
     
  • 30. 
    Achtergrondinformatie bij het vierde hoofdstuk van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.
     
  • 31. 
    Achtergrondinformatie bij het vijfde hoofdstuk van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.
     
  • 32. 
    Achtergrondinformatie bij het zesde hoofdstuk van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.
     
  • 33. 
    Achtergrondinformatie bij het zevende hoofdstuk van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.
     
  • 34. 
    Achtergrondinformatie bij het achtste hoofdstuk van "De eerste honderdvijftig jaar, parlementaire geschiedenis van Nederland, 1796-1946" van J.TH.J. van den Berg en J.J. Vis, 2013 Uitgeverij Bert Bakker Amsterdam.