Staatscommissie-Bos
Op 31 december 1913 stelde het kabinet-Cort van der Linden1 de Staatscommissie-Bos in die een oplossing moest formuleren voor de onderwijskwestie: de regeling van de subsidiëring van het bijzondere onderwijs. De commissie-Bos, die geheel uit Kamerleden bestond, kwam in 1917 met een compromistekst (de 'pacificatie'), waarmee er gelijkstelling kwam bij de bekostiging door de overheid van scholen voor openbaar en bijzonder onderwijs. De herziening van de Grondwet kwam in 1917 tot stand.
De instelling werd aangekondigd in de troonrede van 1913. De commissie was oorspronkelijk niet als grondwetscommissie bedoeld, maar op aandrang van de christelijke partijen werd ook de grondwettelijke onderwijsbepaling bij het werk betrokken. Zij stelden medewerking aan kiesrechtuitbreiding afhankelijk van grondwettelijke regeling van de financiële gelijkstelling.
De commissie bracht in maart 1916 verslag uit, maar werd formeel in oktober 1920 ontbonden.
De commissie bestond uit zeven fractievoorzitters en zeven onderwijsspecialisten uit de Tweede Kamer. Voorzitter was de vrijzinnig-democratische fractievoorzitter in de Tweede Kamer, dr. Dirk Bos2. Jhr.mr. A.F. de Savornin Lohman3 (fractievoorzitter CHU) was ondervoorzitter. Jhr.mr. C. Feith4 trad op als secretaris van de Staatscommissie.
naam |
functie |
politieke kleur |
---|---|---|
onderwijswoordvoerder |
||
fractievoorzitter |
||
onderwijswoordvoerder |
VDB |
|
onderwijswoordvoerder |
||
fractievoorzitter |
||
onderwijswoordvoerder |
||
fractievoorzitter |
||
onderwijswoordvoerder |
Liberale Unie |
|
fractievoorzitter |
||
fractievoorzitter |
SDAP |
|
fractievoorzitter |
vrij-liberaal |
|
onderwijswoordvoerder |
CHU |
|
fractievoorzitter |
ARP |
|
onderwijswoordvoerder |
RKSP |
Meer over
- 1.Het liberale extraparlementaire kabinet-Cort van der Linden loodste Nederland door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en bracht de belangrijke Grondwetsherziening van 1917 tot stand. Hierdoor werden de kiesrecht- en schoolstrijd beëindigd. Het meerderheidsstelsel (districtenstelsel) werd vervangen door de evenredige vertegenwoordiging. Onder de negen ministers waren slechts twee oud-Kamerleden.
- 2.Voorman van de vrijzinnig-democraten en in de jaren 1913-1916 leider van de vrijzinnige concentratie, het samenwerkingsverband met de drie liberale partijen. Onderwijzer, bankier en handelaar uit Oost-Groningen. Actief op velerlei maatschappelijke terreinen (onder andere het onderwijs, de middenstand en de kunsten). Vooraanstaand vrijzinnig-democratisch Tweede Kamerlid. Volgde in 1913 Drucker op als politiek leider van de VDB. Zijn poging in 1913 om een kabinet te vormen, waarvan ook sociaaldemocraten deel uitmaakten, strandde op de weigering van de SDAP. Als voorzitter van de Bevredigingscommissie speelde hij een belangrijke rol bij de wijziging van het onderwijshoofdstuk in de Grondwet. Overleed echter vóór hij de resultaten daarvan kon zien.
- 3.Protestants politicus; voorman van de christelijk-historischen. Aristocratische, maar ook temperamentvolle Groninger die driftig kon reageren en zich soms zeer scherp uitliet tegen politieke tegenstanders. Stond echter wel open voor argumenten van anderen. Had een sterk juridische inslag bij de benadering van vraagstukken. Werd in 1879 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen en bleef dat tot 1921 (onderbroken door een kort ministerschap in het kabinet-Mackay en enige jaren in de Eerste Kamer). Brak samen met Kuyper met de Hervormde Kerk, maar keerde zich later af van de antirevolutionaire voorman. Van 1884 tot een conflict in 1896 hoogleraar aan de VU. Voor- en nadien rechter. Als vooraanstaand, invloedrijk staatsman was hij tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina.
- 4.Haagse jonkheer en zoon van een rechter, die in 1918 de eerste secretaris-generaal van het nieuwe ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen werd. Was voordien op het ministerie van Binnenlandse Zaken al ambtenaar op onderwijsgebied. Secretaris van de Bevredigingscommissie-Bos die de onderwijskwestie oploste. Werd na 1933 op zijn ministerie overvleugeld door Van Poelje die door minister Marchant was aangesteld als directeur-generaal. Stond bekend als een humane chef, die het departement door en door kende. Sportliefhebber, die bij HCC cricket speelde en later daarvan voorzitter was.
- 5.Hoffelijke en erudiete landman die veertig jaar actief was als conservatief-liberaal politicus. Had goede contacten met het koninklijk huis en was gelieerd aan voorname families. Aanvankelijk Tweede Kamerlid voor het district Tiel en later voor Amsterdam. Na in 1883 niet herkozen te zijn ook korte tijd Eerste Kamerlid. Als minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Pierson organisator van de Haagse Vredesconferentie van 1899. Was in dat kabinet de enige conservatief-liberaal. Keerde in 1901 terug als gezaghebbend Tweede Kamerlid en was zeer gebeten op Abraham Kuyper en diens coalitiepolitiek. Werd in 1913 verrassend in het tot dan confessionele district Amersfoort gekozen. Liet interessante dagboeken na.
- 6.De fractie van de Vrije Liberalen was van 20 september 1906 tot 15 april 1921 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Daarvoor waren er al zogenoemde oud- of vrij-liberalen als vertegenwoordigers van de behoudende vleugel van het liberalisme. In 1921 ging de fractie op in die van de nieuwgevormde "Vrijheidsbond".
- 7.De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
- 8.Vooraanstaand Amsterdams Tweede Kamerlid. Werd in 1897 voor de Radicale Bond gekozen. In de VDB-fractie, waarvan hij sinds 1901 deel uitmaakte, de onderwijsspecialist en verder onder meer financieel woordvoerder. Was zelf werkzaam geweest in het onderwijs en jarenlang voorzitter van de Bond van Nederlandse Onderwijzers. Groot voorstander van openbaar onderwijs en zeer begaan met het lot van kinderen. Naast Kamerlid ook gedeputeerde van Noord-Holland en enige tijd wethouder van onderwijs in Amsterdam. Humoristisch redenaar met een Amsterdamse tongval, die door zijn ontwapende oprechtheid soms het enfant terrible van de Kamer was.
- 9.Uit Groningen afkomstig SDAP-Kamerlid en bestuurder; in 1914 de eerste SDAP-burgemeester (van Zaandam). Was jarenlang onderwijzer en werd in 1901 op 30-jarige leeftijd in de Tweede Kamer de belangenbehartiger van onderwijzers en van dienstplichtigen en het lagere defensiepersoneel (zadelmakers, geweermakers etc.). Bleef dat tot 1937. In 1909 werd hij afgevaardigde voor een Haags district, na eerder door Hoogezand te zijn gekozen. Combineerde zijn Kamerlidmaatschap met dat van de Haagse gemeenteraad. Zeer actief in beide functies. Publiceerde daarnaast meer dan dertig boeken over Multatuli, folklore, Groningen en taal. Met zijn broer Jan, collega-Kamerlid, aangeduid als 'de firma Ter Laan'.
- 10.De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
- 11.Tamelijk onbekende Indische bestuurder, die in 1905 leider werd van een door Goeman Borgesius geformeerd liberaal minderheidskabinet ('een kabinet van kraakporselein'). Was voordien gemeentesecretaris van Groningen en hoofd van de Generale Thesaurie. Aan het kabinet-De Meester - ook wel 'de Staalmeesters' genoemd - kwam na tweeënhalf jaar een einde, nadat in 1907 minister van Oorlog Staal al had moeten aftreden na een eerste kabinetscrisis. Was als kabinetsleider wel gerespecteerd, maar weinig gezagvol. Nadien een vooraanstaand Tweede Kamerlid (en fractievoorzitter), en verder gemeenteraadslid in Den Haag en politiek redacteur van de liberale krant Het Vaderland. Hij eindigde zijn loopbaan als staatsraad.
- 12.De Liberale Unie werd in 1885 opgericht. In de unie werden de liberale kiesverenigingen verenigd. Zij gold als gematigd vooruitstrevend, zeker nadat de conservatieve vleugel zich rond 1894 had afgescheiden. Tussen 1891 en 1901 domineerde zij de Nederlands politiek. Vooral het Unie-liberale kabinet-Pierson wist belangrijke (sociale) wetgeving tot stand te brengen, zoals de Ongevallenwet en de Woningwet.
- 13.Antirevolutionair Tweede Kamerlid uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Afkomstig uit een eenvoudige familie uit de omgeving van Steenwijk. Schoolmeester en -opziener en vakbondsman. Als onderwijsspecialist van de ARP maakte hij deel uit van de Pacificatiecommissie-Bos. Hij leidde ook de commissie van rapporteurs die de behandeling van de Lager-onderwijswet van minister De Visser voorbereidde. Was enige jaren wethouder in Rotterdam en werd later burgemeester van Renkum. Rijzige gestalte, met een aartsvaderlijke baard. Vader van Gesina van der Molen, hoogleraar volkenrecht aan de Vrije Universiteit.
- 14.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 15.Limburgse priester en staatsman. Dé grote voorman van de katholieken in de eerste helft van de twintigste eeuw. Tot hij in 1896 Tweede Kamerlid werd docent aan het College Rolduc. Behoorde tot de meer democratisch gezinde katholieke Kamerleden. Was pleitbezorger van sociale wetgeving en van de belangen van de mijnwerkers. In 1910 fractievoorzitter, in welke functie hij later als voorzitter van de grootste regeringsfractie een belangrijk stempel op de Nederlandse politiek drukte. Opende in 1918 als formateur de weg naar het kabinet-Ruys I. Kwam in 1922 met de leer van de uiterste noodzaak, waardoor er geen samenwerking met de sociaaldemocraten kwam. Hield, anders dan de bisschoppen wilden, echter de weg daartoe open. Een veel minder goed spreker dan zijn voorganger Schaepman, maar desondanks zeer gezaghebbend in de Kamer. Kende geen enkele persoonlijke eerzucht.
- 16.De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
- 17.Voormalige onderwijzer uit Enkhuizen, die als afgevaardigde voor het liberale district Brielle in de Kamer kwam. Was daar een vooraanstaand liberaal onderwijs-woordvoerder en maakte als zodanig deel uit van de Pacificatiecommissie-Bos. Was tevens politiek hoofdredacteur van dagblad Het Vaderland en bijna vijftien jaar secretaris van de Liberale Unie. Harde werker en een geducht en gerespecteerd debater, die humor en satire regelmatig als wapens gebruikte. Voor hij Kamerlid werd, bestookte hij als commentator in de Enkhuizer Courant onder het pseudoniem Prins Joris onder meer het bewind van Abraham Kuyper.
- 18.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 19.De grote voorman van de sociaaldemocraten en voorvechter van de rechten van arbeiders aan het einde van de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Was advocaat in Leeuwarden en richtte in 1894 met elf anderen de SDAP op. Kwam in 1897 met Van Kol in de Tweede Kamer en werd, ondanks de afkeer die anderen van zijn denkbeelden hadden, al snel erkend als goed politiek debater. In 1901 niet herkozen, maar in 1902 teruggekeerd via een Amsterdams district. Was een goed spreker, zowel in het parlement als bij massabijeenkomsten. Soms kregen zijn emoties - hij had een tamelijk zwak zenuwgestel - de overhand, waardoor hij onbezonnen reageerde. Het beste voorbeeld daarvan is zijn revolutiepoging in november 1918. Bleef desondanks zeer populair bij zijn achterban. Was ook redacteur van socialistische dagbladen en Fries dichter.
- 20.In Tiel geboren advocaat die lange tijd liberaal afgevaardigde voor het gelijknamige district was. Woonachtig in Breda en schoolopziener in Brabant. Behoorde tot de oud-liberalen en werd later leider van de Bond van Vrije Liberalen, maar steunde in 1894 Tak van Poortvliet. In de Kamer vooral onderwijs- en defensiespecialist. Maakte in 1914 deel uit van de Pacificatiecommissie en verzette zich als één van de laatste liberalen tegen financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Rechtzinnige liberaal, die zich met volle overgave inzette voor de publieke zaak. Ondanks een zekere afstandigheid populair bij de kiezers in zijn district en in Tiel na zijn dood (hij overleed door een jachtongeval) geëerd met een borstbeeld.
- 21.Afgevaardigde voor de vrije-antirevolutionairen, later christelijk-historischen. Geboren in Friesland, maar advocaat in Groningen en daarna in Den Haag. Schoonzoon van een vooraanstaande Friese antirevolutionair. Was vanaf 1901 Tweede Kamerlid voor het district Dokkum. Leidde in de periode 1918-1924 de crisis-enquêtecommissie, een staatscommissie die onderzoek deed naar de uitvoering van de Distributiewet.
- 22.Lange, statige hervormde predikant die vrij onverwacht in 1913 de leiding van de ARP-fractie kreeg. Had in die functie niet veel gezag en werd in 1919 dan ook vervangen door Rutgers. Voor alles 'marineman', die met liefde over onze vloot sprak en thuis een met marineplaten versierde kamer had. Werd later burgemeester van de Utrechtse plattelandsgemeente Maartensdijk. Kwam in de jaren dertig in rechts-nationalistisch vaarwater terecht.
- 23.Vooraanstaande, strijdbare katholieke politicus in de eerste helft van de twintigste eeuw. Advocaat en administratief rechter en in 1903 Tweede Kamerlid voor het district Elst. Later ook partijvoorzitter. Verdedigde met overtuiging het RK-onderwijs 'van bewaarschool tot universiteit' als ideaal van katholieke emancipatie. Maakte als onderwijswoordvoerder in 1916 deel uit van de Pacificatiecommissie-Bos. Werd vanwege zijn uitspraak 'socialisten zijn canaille' door tegenstanders 'Baron Canaille' genoemd. Gemakkelijk, slagvaardig spreker en joviaal in de omgang. Groot voorstander van samenwerking van de rechtse partijen en bewonderaar van Colijn, die als partijvoorzitter soms een moeizame relatie met fractievoorzitter Nolens had.
- 24.Een grondwetscommissie houdt zich bezig met mogelijke Grondwetsherzieningen. Vaak is een grondwetscommissie een staatscommissie: een niet-permanent adviesorgaan dat bij koninklijk besluit wordt ingesteld door de regering.