Nood-parlement (1945-1946)

Source: Parlement.com.

In de periode september 1945 tot juni 1946 had Nederland een nood-parlement, omdat het tijdens de bezetting onmogelijk was een nieuwe Tweede en Eerste Kamer te kiezen. Aanvankelijk (september-november 1945) was er een onvoltallige Tijdelijke Staten-Generaal, die minder rechten en taken had dan een normaal parlement. In november 1945 werden de vacatures die tijdens de oorlog waren ontstaan opgevuld, en kwam er een Voorlopige Staten-Generaal, die wel als volwaardig parlement fungeerde.

De opengevallen plaatsen in het parlement werden vervuld op basis van een voordracht door een speciale adviescommissie. Naast gekozen leden waren er in de Voorlopige Staten-Generaal dus ook benoemde leden. Onder de nieuwe leden bevonden zich latere prominenten als Jaap Burger i, Gerard Nederhorst i, Freule Wttewaall van Stoetwegen i en Dirk Stikker i.

1.

Parlementloze tijdperk

Op 10 mei 1940, de dag van de Duitse aanval op Nederland, kwam de Tweede Kamer i voorlopig voor het laatst bijeen. Hoewel er formeel niet genoeg leden waren om te vergaderen, besloot Kamervoorzitter Van Schaik i toch de bijeenkomst door te laten gaan. Hij hield een korte, maar indrukwekkende rede waarin hij protesteerde tegen de Duitse inval. Minister-president De Geer i was afwezig, hoewel door de Kamervoorzitter op zijn aanwezigheid was aangedrongen.

De Duitse bezetting maakte verder vergaderen van Tweede en Eerste Kamer i onmogelijk. De regering was overigens uitgeweken naar Londen. Formeel bleef het parlement bestaan. Het dagelijkse bestuur werd uitgeoefend door de secretarissen-generaal (de hoogste ambtenaren) van de ministeries, maar die waren ondergeschikt aan de Duitse bezettingsmacht.

Vanaf 1941 werd een aantal leden van de Tweede Kamer voor korte of langere tijd als gijzelaar geïnterneerd. Sommige leden werden opgesloten in Duitse concentratiekampen.

Dit is een verkorte weergave. Neem contact op met de redactie voor de volledige tekst.

2.

Tijdelijke Staten-Generaal

Het parlementloze tijdperk liep de eerste maanden na het einde van de oorlog nog enige tijd door. Op 2 augustus 1945 werd door het kabinet-Schermerhorn i het Besluit Tijdelijke Staten-Generaal afgekondigd. Daarin werd bepaald dat de Kamers op grond van het Staatsnoodrecht tijdelijk zouden bestaan uit Kamerleden die op 10 mei 1940 lid waren, en uit personen die tussen 10 mei 1940 en september 1941 op wettige wijze door het Centraal Stembureau waren benoemd in vacatures die in die periode waren ontstaan.

Naast leden die ontslag hadden genomen (en uiteraard zij die overleden waren), werden enkele categorieën uitgezonderd. Het ging daarbij in de eerste plaats om de NSB-leden. Daarnaast zou een soort 'zuivering' plaatsvinden. Daartoe werd een zgn. verklaringscommissie in het leven geroepen, onder leiding van Jhr. Beelaerts van Blokland, de vicepresident van de Raad van State.

Dit is een verkorte weergave. Neem contact op met de redactie voor de volledige tekst.

3.

De Voorlopige Staten-Generaal

Oorspronkelijk had het kabinet-Schermerhorn een nieuw parlement in het leven willen roepen dat uit één Kamer zou bestaan. Na verzet daartegen was daarvan afgezien: het tweekamerstelsel bleef gehandhaafd.

Het door het kabinet ingediende wetsvoorstel Voorlopige Staten-Generaal bepaalde op welke wijze de tijdens de oorlog opengevallen plaatsen moesten worden vervuld. Die taak werd opgedragen aan een benoemingscommissie, die bestond uit de vicepresident van de Raad van State (tevens voorzitter van de commissie), uit twee Eerste en drie Tweede Kamerleden, en uit vijf leden aangewezen door de zgn. Nationale Advies Commissie (N.A.C.).

Oorspronkelijk had het kabinet-Schermerhorn een nieuw parlement in het leven willen roepen dat uit één Kamer zou bestaan. Na verzet daartegen was daarvan afgezien: het tweekamerstelsel bleef gehandhaafd.

Het door het kabinet ingediende wetsvoorstel Voorlopige Staten-Generaal bepaalde op welke wijze de tijdens de oorlog opengevallen plaatsen moesten worden vervuld. Die taak werd opgedragen aan een benoemingscommissie, die bestond uit de vicepresident van de Raad van State (tevens voorzitter van de commissie), uit twee Eerste en drie Tweede Kamerleden, en uit vijf leden aangewezen door de zgn. Nationale Advies Commissie (N.A.C.).

De N.A.C. was een 45 leden tellende commissie die door de regering was ingesteld. Zij bestond voor eenderde uit vertegenwoordigers van politieke partijen, voor eenderde uit personen uit de illegaliteit en voor eenderde uit figuren uit sociaaleconomische organisaties.

De N.A.C. zou voor iedere vacature een voordracht van twee personen opstellen. Per open plaats werd één van de twee voorgedragen personen door de benoemingscommissie tot lid benoemd.

Bij de voordrachten werd rekening gehouden met de politieke verhoudingen zoals die in 1940 bestonden, met dien verstande dat de zetels van NSB'ers zouden worden opgevuld door oud-verzetsstrijders. In de Eerste Kamer zou ook één communist komen.

Vooral van de zijde van de ARP was er verzet tegen het voorstel. Die partij vond dat de vacatures moesten worden opgevuld overeenkomstig de vooroorlogse kandidatenlijsten.

Op achtereenvolgens 11 en 25 oktober 1945 namen de Tweede en Eerste Kamer het wetsvoorstel Voorlopige Staten-Generaal aan. Behalve de ARP en de SGP stemden in de Eerste Kamer ook enkele CHU-leden tegen. De wet werd op 26 oktober gepubliceerd (Staatsblad 1945, F 241).

Hierna werden de voordrachten opgesteld en werden de nieuwe parlementariërs benoemd.

4.

Nieuwe leden

Nieuwbenoemde Tweede Kamerleden waren onder anderen:

Wim de Kort (KVP)

Jaap Burger (SDAP)

Gerard Nederhorst (SDAP)

Jan Smallenbroek (ARP)

Jkvr. Wttewaall van Stoetwegen (CHU)

Henk Korthals (LSP)

Paul de Groot (CPN)

Gerben Wagenaar (CPN)

Frans Goedhart (partijloos)

Zowel de SDAP'er Nico Palar als de partijloze Setyadjit waren van Indische afkomst.

Van de nieuwe Eerste Kamerleden kunnen worden genoemd:

Prof. Van den Brink (RKSP)

Charles Welter (RKSP)

Dirk Stikker (liberaal)

Nico Donkersloot (partijloos)

Ook hier werd een Indische Nederlander benoemd, namelijk Mohammed Pamontjak .

Op 20 november 1945 werd de zitting van het nieuwe parlement door koningin Wilhelmina met een troonrede geopend.

De Voorlopige Staten-Generaal bestond tot 4 juni 1946. Op 16 mei 1946 werden er voor het eerst weer Tweede Kamerverkiezingen gehouden.

 

Meer over

"Een gedenkwaardige dag" (column Bert van den Braak, 18 november 2005)