Kabinetten-Schimmelpenninck en -Donker Curtius (1848)

Source: Parlement.com.

Op 25 maart 1848 trad een tijdelijk kabinet aan, nadat de conservatieve ministers van Willem II waren afgetreden uit onvrede over de stappen die de koning buiten hen om had genomen om de Grondwet te herzien. Belangrijkste taak van het tijdelijke kabinet was dan ook het tot stand brengen van die herziening1. Leider van het kabinet werd niet Thorbecke2, voorzitter van de Grondwetscommissie, maar Gerrit graaf Schimmelpenninck3, een zoon van de vroegere raadpensionaris Rutger Jan4.

Schimmelpenninck (premier en minister van Buitenlandse Zaken en van Financiën) was voorstander van een Grondwet naar Brits model, met een sterkere positie van de koning. Dat voorstel was behoudender dan van de Commissie-Thorbecke. De meerderheid van de ministers wees Schimmelpennincks voorstel uiteindelijk echter af en koos voor uitwerking van de voorstellen van de Grondwetscommissie. Schimmelpenninck en de minister van Oorlog, Nepveu, traden daarop af. Vanaf 17 mei tot regeerde het kabinet verder met nieuwe ministers van Buitenlandse Zaken, Financiën en Oorlog.

Donker Curtius loodste hierna als minister van Justitie de grondwetsherziening door de beide (nog in meerderheid conservatieve) Kamers. Na het totstandkomen van de Grondwetsherziening dienden de ministers op 14 oktober hun ontslag in. Op 21 november trad een kabinet-Donker Curtius/De Kempenaer5 aan, zonder dat echter een formatie plaatsvond.

Contents

  1. Formatie
  2. Data en feiten formatie
  3. Samenstelling kabinet-Schimmelpenninck (tot 17 mei)
  4. Samenstelling kabinet-Donker Curtius (vanaf 17 mei)
  5. Mutaties
  6. Bijzonderheden
  7. Grondwetsherziening 1848

1.

Formatie

Nadat de koning op 11 maart 1848 aan Tweede Kamervoorzitter Boreel van Hogelanden6 had laten weten in te stemmen met een herziening van de Grondwet, werd op 17 maart een commissie ingesteld onder voorzitterschap van Thorbecke. Behalve met het voorbereiden van de herziening werd die commissie belast met het vormen van een (voorlopig) kabinet.

Niet alle leden van de commissie voelden er voor om minister te worden. Pogingen om anderen, zoals A. van Rijckevorsel7 voor Financiën te vragen, mislukten. De koning vroeg zelf bovendien op 14 maart aan G. graaf Schimmelpenninck, de gezant in Londen die toevallig in Den Haag was, om minister van Buitenlandse Zaken te worden.

Schimmelpenninck wilde evenwel alleen minister worden als hij ook minister-president zou worden. Toen twee dagen later bleek dat de Grondwetscommissie niet in staat was een kabinet te vormen, werd de inmiddels naar Londen vertrokken Schimmelpenninck teruggeroepen naar Den Haag.

Thorbecke richtte zich nu geheel op het ontwerpen van de grondwetsherziening en liet de keuze voor de formateur over aan de koning. Donker Curtius, lid van de Grondwetscommissie, was, na bemiddeling door Van Rappard8, directeur van het Kabinet van de Koning, bovendien bereid Schimmelpenninck te accepteren. De opdracht aan de commissie om een kabinet te vormen, werd hierop ingetrokken. Op 25 maart trad, nadat Donker Curtius al op 19 maart minister was geworden, ook commissielid Luzac toe tot het kabinet. Storm, De Kempenaer en Thorbecke zagen daarvan af.

2.

Data en feiten formatie

datum

wat

wie

tot en met

dagen

23 maart 1848

benoeming formateur

G.­ graaf Schimmelpenninck3

23 maart 1848

1

25 maart 1848

beëdiging (nieuwe) ministers

koning Willem II9

16 mei 1848

52

17 mei 1848

kabinet demissionair

 

16 mei 1848

 

17 mei 1848

ontslag verleend

koning Willem II

   

3.

Samenstelling kabinet-Schimmelpenninck (tot 17 mei)

Buitenlandse Zaken
minister: G. graaf Schimmelpenninck (Regeringsgezind ten tijde van Willem I)

Justitie
minister: Mr. D. Donker Curtius (Pragmatisch liberalen) (19 maart 1848 - 17 mei 1848)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. L.C. Luzac (Liberalen) (25 maart 1848 - 13 mei 1848)
minister: Mr. J.M. de Kempenaer (Pragmatisch liberalen) (13 mei 1848 - 17 mei 1848)

Financiën
minister: G. graaf Schimmelpenninck (Regeringsgezind ten tijde van Willem I)

Oorlog
minister: Ch. Nepveu (Conservatieven)

Marine
minister: J.C. Rijk (Conservatieven)

Koloniën
minister: J.C. Rijk (Conservatieven)

Rooms-Katholieke Eredienst
minister: Mr. L.A. Lightenvelt (Conservatief (katholiek))

Zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve die der Rooms-Katholieke
minister: Mr. L.C. Luzac (Liberalen)

4.

Samenstelling kabinet-Donker Curtius (vanaf 17 mei)

Buitenlandse Zaken
minister: Mr. A.A. baron Bentinck van Nijenhuis (Technocraat)

Justitie
minister: Mr. D. Donker Curtius (Pragmatisch liberalen)

Binnenlandse Zaken
minister: Mr. J.M. de Kempenaer (Pragmatisch liberalen)

Financiën
minister a.i.: P.A. Ossewaarde (Technocraat) (17 mei 1848 - 3 juni 1848)
minister: Mr. P.Ph. van Bosse (Liberalen) (3 juni 1848 - 21 november 1848)

Oorlog
minister: J.H. Voet (Technocraat) (22 mei 1848 - 21 november 1848)

Marine
minister: J.C. Rijk (Conservatieven)

Koloniën
minister: J.C. Rijk (Conservatieven)

Rooms-Katholieke Eredienst
minister: Mr. L.A. Lightenvelt (Conservatief (katholiek))

Zaken van de Hervormde en andere Erediensten, behalve die der Rooms-Katholieke
minister: Mr. L.C. Luzac (Liberalen) (17 mei 1848 - 30 juni 1848)
minister a.i.: Mr. S. baron van Heemstra (Liberalen) (30 juni 1848 - 21 november 1848)

5.

Mutaties

In mei 1848 werd Luzac op Binnenlandse Zaken vervangen door het lid van de Grondwetscommissie, De Kempenaer. Een maand later trad Luzac vanwege zijn gezondheid ook af als minister van Hervormde Eredienst. Op die post werd hij opgevolgd door het liberale Kamerlid Baron Van Heemstra.

Na het aftreden van Schimmelpenninck was Donker Curtius voorzitter van de ministerraad en in juli was Lightenvelt dat (vanwege diens missie naar Limburg nam Donker Curtius enige tijd voor hem waar). In augustus trad De Kempenaer op als kabinetsvoorzitter.

6.

Bijzonderheden

  • - 
    In Limburg ontstond vanaf maart 1848 onder invloed van een revolutie in Duitsland een beweging voor afscheiding van die provincie van Nederland. Dat streven vond de nodige aanhang onder de bevolking, zeker nadat het parlement in Frankfurt in juli aanstuurde op afscheiding. Nadat ambtenaren zich bedreigd voelden en de bevolking weigerde belasting te betalen, werd minister Lightenvelt als regeringscommissaris naar Limburg gestuurd. Ook verschenen er militairen. Op 7 augustus was het Nederlandse gezag hersteld. Limburg bleef bij Nederland.

Lees ook: Een ellendig strookje land10 (column, 9 mei 2014)

7.

Grondwetsherziening 1848

  • - 
    Op 9 april had de Grondwetscommissie-Thorbecke haar ontwerp gereed. Het kabinet moest die voorstellen vervolgens in de vorm van wetsvoorstellen aan de Staten-Generaal voorleggen. Vier ministers, Schimmelpenninck, Nepveu, Rijk en Lightenvelt waren tegen het ontwerp van Thorbecke. Zij wilden dat er een minister-president kwam en dat de Koning een belangrijke rol bleef spelen. De katholieke minister Lightenvelt ging onder druk van zijn geloofsgenoten om, terwijl de koning druk uitoefent op minister Rijk. Daardoor kwamen Schimmelpenninck en Nepveu in de minderheid, en traden zij af.
  • - 
    Op 19 juni 1848 werden twaalf voorstellen tot herziening van de Grondwet ingediend. De Tweede Kamer besprak die in augustus en de Eerste Kamer in september. De tweede lezing vond in beide Kamers in oktober 1848 plaats. Na enige moeite slaagde Donker Curtius erin ze door de Tweede en (conservatieve) Eerste Kamer aanvaard te krijgen.
  • - 
    Bij de behandeling van de Grondwet speelde de koning een belangrijke rol. Hij wist, nadat de stemmen hebben gestaakt, een Eerste Kamerlid alsnog over te halen vóór te stemmen, waardoor het voorstel in eerste lezing werd aangenomen. Ook de vervanging van enkele conservatieve Eerste Kamerleden door meer liberale personen hielp mee om in de conservatieve Eerste Kamer genoeg steun voor de grondwetsherziening te krijgen.
  • - 
    De belangrijkste concessie die werd gedaan, betrof de Eerste Kamer. De Grondwetscommissie wilde dat die rechtstreeks zou worden gekozen. Uiteindelijk kwam er een getrapte verkiezing (door Provinciale Staten).

Veranderingen

  • - 
    De (politieke) ministeriële verantwoordelijkheid werd ingevoerd: de koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.
  • - 
    De Tweede Kamer werd voortaan rechtstreeks gekozen op basis van het censuskiesrecht. Het betalen van een betaalde som aan belastingen gaf het recht om te stemmen. De Koning kon de Tweede of Eerste Kamer ontbinden, waarna nieuwe verkiezingen moesten worden gehouden.
  • - 
    De Tweede Kamer kreeg het recht op inlichtingen (interpellatierecht, recht van enquête) en het recht van amendement (het recht om voorstellen van wet te wijzigen).
  • - 
    Er kwam een jaarlijkse begroting
  • - 
    De vergaderingen van de Eerste Kamer werden openbaar. De minimumleeftijd voor het Eerste Kamerlidmaatschap werd 30 jaar. Alleen de hoogst aangeslagenen in de directe belastingen waren verkiesbaar voor de Eerste Kamer.
  • - 
    Bij wijziging van de Grondwet bleven twee lezingen nodig. Na de eerste lezing worden beide Kamers ontbonden. Bij de tweede lezing is in beide Kamers een gekwalificeerde meerderheid (2/3 van de leden) vereist.
  • - 
    De vrijheid van onderwijs werd ingevoerd. Er moest overal van overheidswege worden gezorgd voor voldoende openbaar lager onderwijs.
  • - 
    Vrijheid van pers, het briefgeheim en het recht op vereniging en vergadering werden in de Grondwet vastgelegd.
  • - 
    Het recht van placet werd afgeschaft (dat was het recht van de Koning om pauselijke of bisschoppelijke besluiten goed of af te keuren)
  • - 
    De Grondwet bepaalde dat Provinciale Staten werden belast met het toezicht op waterschappen, waarvan het bestuur werd geregeld via provinciale reglementen (die door de kroon moesten worden goedgekeurd).
  • - 
    De herziene Grondwet werd op 3 november 1848 afgekondigd.
 

  • 1. 
    De Grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor ons huidige stelsel van parlementaire democratie. Niet langer was de Koning, maar waren de ministers verantwoordelijk voor het beleid. De Tweede Kamer kreeg veel meer invloed en werd bovendien rechtstreeks - weliswaar voorlopig nog door een beperkte groep kiezers - gekozen.
     
  • 2. 
    Liberale staatsman. Hoogleraar in Gent en Leiden, die als voorzitter van de Grondwetscommissie in 1848 grondlegger was van onze parlementaire democratie. Kwam als Tweede Kamerlid al in 1844 met acht medeleden met een voorstel tot herziening van de Grondwet in democratische zin. Werd in 1848 door koning Willem II gevraagd een liberale Grondwet te ontwerpen. Hierdoor kwamen er rechtstreekse verkiezingen en ministeriële verantwoordelijkheid en werden parlementaire rechten uitgebreid. Leidde daarna drie keer een kabinet, waarbij hij onder meer de Kieswet, Gemeentewet en Provincie Wet tot stand bracht. Legde daarmee ook de basis voor de bestuurlijke organisatie met drie bestuurslagen. Zijn tweede kabinet zorgde voor instelling van de HBS en aanleg van de Nieuwe Waterweg. Had niet de sympathie van koning Willem III. Hoewel hij veel medestanders later van zich vervreemdde en soms weerstanden opriep, was hij ongetwijfeld de grootste staatsman van de negentiende eeuw.
     
  • 3. 
    Staatsman en diplomaat, die als een naaste vertrouweling van koning Willem I en Willem II gold. Was aanvankelijk zakenman, maar werd later hoofd van de Staatssecretarie, het administratieve centrum van de regering, en gezant in Sint Petersburg en Londen. Zat vanaf 1836 tevens in de Eerste Kamer. Werd door Willem II in 1848 naar Nederland gehaald, vooral om Thorbecke buiten het kabinet te houden. Zijn voorstellen voor het invoeren van een Grondwet naar Brits model werden echter door zijn collega's afgewezen, waarop hij ontslag nam. Was na de Aprilbeweging van 1853 nog een jaar Tweede Kamerlid. Zoon van raadpensionairs Rutger Jan.
     
  • 4. 
    Telg uit een adellijke Gelders-Overijsselse familie die al als student actief was in de patriottenbeweging. Advocaat in Amsterdam. Kwam na de omwenteling van 1795 in het voorlopige stadsbestuur. Behoorde als lid van de Nationale Vergadering tot de gematigde unitarissen. Werd in 1798 Bataafs ambassadeur in Parijs en speelde een belangrijke rol bij het verdedigen van de Nederlandse belangen. In 1802 gezant in Londen, maar later teruggekeerd in Parijs. Nam op verzoek van Napoleon in 1805 als raadpensionaris de regering over van het Staatsbewind. Na een jaar vervangen door koning Louis Napoleon. Tijdens de inlijving was hij senator in Parijs. Als Eerste Kamerlid onder Willem I voerde hij oppositie tegen enkele financiële voorstellen. Trad terug uit het openbare leven vanwege een oogaandoening.
     
  • 5. 
    Dit kabinet 'van burgerlijke zin' trad op 21 november 1848 aan en was gematigd liberaal. Een nieuwe formatie had niet plaatsgevonden; er waren slechts enkele wijzigingen ten opzichte van het vorige (tijdelijke) kabinet. De grote man van 1848, Thorbecke, ontbrak. Daarom werd het kabinet door de Thorbeckianen in de Tweede Kamer fel bestreden.
     
  • 6. 
    Edelman uit Kennemerland die na een diplomatieke loopbaan een vooraanstaand lid van de Tweede Kamer werd. Behoorde tot de gematigde liberalen. Werd in 1848 als Kamervoorzitter door de koning ontboden om zijn mening te geven over de in de Kamer levende wensen ten aanzien van democratisering. Na 1848 schoof hij op in conservatieve richting. Na vijf jaar Commissaris des Konings in Noord-Holland te zijn geweest, keerde hij nog terug in Den Haag. Ditmaal als senator.
     
  • 7. 
    Negentiende-eeuwse Rotterdamse ondernemer en politicus. Telg van een Rotterdamse koopmansfamilie. Was al op zijn twintigste hoofd van de handelsfirma Wed. Hubert & Van Rijckevorsel. Later ook voorman van de Rotterdamse Kamer van Koophandel. vóór 1848 een vooraanstaand oppositioneel Tweede Kamerlid en voorstander van vrijhandel en van meer parlementaire controle op de financiën. Werd in 1844 niet herkozen, maar keerde in 1849 terug als afgevaardigde van het district Rotterdam. Steunde van harte de Scheepvaartwetten van Van Bosse. Vanaf 1850 Eerste Kamerlid. Energieke, maar eenvoudige man, die zich door zelfstudie ontwikkelde.
     
  • 8. 
    Na een ambtelijke loopbaan secretaris van de Staatssecretarie en in 1841 directeur van het Kabinet des Konings. Als zodanig was hij zeer invloedrijk en speelde hij regelmatig een belangrijke rol bij het formeren van kabinetten. Vertrouweling van de koningen Willem II en Willem III. Trad vaak bemiddelend op tussen Willem III en diens ministers. In 1854 minister van Hervormde Eredienst en eind 1856 nam hij Binnenlandse Zaken over van Simons. In die functie bracht hij de Lager-onderwijswet in het Staatsblad. Zijn politieke rol was daarna uitgespeeld, maar hij werd wel president-curator van Utrechtse universiteit.
     
  • 9. 
    Negen jaar koning van Nederland. 'Held van Waterloo'. Vocht met de geallieerden mee tegen de legers van Napoleon. Als kroonprins leek hij zich in 1830 op te werpen als leider van de Belgische onafhankelijkheidsbeweging. Regeerde vanaf 1840 aanvankelijk als conservatief vorst, die elke grondwetswijziging tegenhield. Werd in 1848 in één dag (noodgedwongen) uiterst liberaal en steunde Thorbecke en Donker Curtius bij het tot stand brengen van de nieuwe Grondwet. Overleed echter al kort na invoering daarvan. Was gehuwd met de Russische grootvorstin Anna Paulowna. Had goede banden met katholieken (verbleef veel in Tilburg). Gold als nogal wispelturig en gemakkelijk beïnvloedbaar.
     
  • 10. 
    Welk jaartal hoort bij deze achttiende-eeuwse kaart van Midden-Europa? Dat was één van de lastigste tentamenopdrachten tijdens mijn studie geschiedenis. Grenzen van Europese landen verschoven namelijk lange tijd geregeld, met die van Polen als meest in het oog lopende voorbeeld. Dat grenzen nog altijd minder vastliggen dan wel eens wordt gedacht, bewees de Russische annexatie van de Krim en bewijst de dreigende afscheiding van Oost-Oekraïne. Nederland kende na 1945 enkele kortstondige uitbreidingen (Elten en Tudderen), maar had in de negentiende eeuw ook te maken met een separatistische beweging. Het betrof Limburg.