Nederlandse politici tijdens de bezetting
Het is niet eenvoudig een eenduidig beeld te schetsen van de rol die Nederlandse politici tijdens de bezetting speelden. Een aantal van hen nam deel aan vormen van verzet, anderen waren passief. Voor de Kamerleden gold dat na de bevrijding - buiten acht NSB'ers - slechts drie leden werden 'weggezuiverd', maar voor twee van hen, De Zeeuw1 (SDAP) en Steger2 (RK), was dat een tamelijk dubieuze beslissing3. Drie anderen (de sociaaldemocraten Van de Bilt en Hilgenga, en de CDU'er Van Houten) kozen er in 1945 zelf voor vanwege minder zuiver gedrag niet terug te keren in de Kamer.
Voor zover politici zich met verzetswerk bezighielden, ging het niet om gewapende strijd, maar om politiek verzet. Er kwamen al snel na de bezetting overlegorganen waarin de politieke partijen samenwerkten. Vooral Drees speelde daarin een centrale rol. Nadat de Duitsers in 1941 de politieke partijen hadden verboden, werkten ARP, CPN en SDAP vanuit de illegaliteit zoveel mogelijk verder. Bij de ARP moet met name de rol van voorman Jan Schouten4 worden genoemd, die, na vrijlating uit gevangenschap, steeds terstond het verzetswerk weer opnam. Schouten belandde begin 1945 in het beruchte kamp Mauthausen, dat hij echter overleefde. Koos Vorrink5 speelde een belangrijke rol in de illegale SDAP.
Een groot deel van de Kamerleden verbleef tijdens de bezetting voor korte of langere tijd in internering of gevangenschap. In oktober 1940 gijzelden de Duitsers politieke kopstukken onder wie Drees, Van der Goes van Naters en Tilanus. In juni 1941 werd verder nagenoeg de gehele top van de ARP geïnterneerd en in mei 1942 werden vrijwel alle Tweede Kamerleden jonger dan 60 jaar in Sint-Michielsgestel opgesloten. Een deel van hen verbleef overigens slechts kortere tijd in internering.
Ook onder politici vielen tijdens gevangenschap slachtoffers; anderen werden vermoord. De omstandigheden waarin de geïnterneerde politici verkeerden, waren in vergelijking met andere gevangenen redelijk, maar zeker het verblijf in Buchenwald (tot november 1941) was desondanks zwaar. Die barre omstandigheden en ziekte werden al in april 1941 de katholieke oud-minister Goseling6 noodlottig. Hij was in 1930 op 38-jarige leeftijd partijvoorzitter geworden en werd in 1937 minister van Justitie. Hoewel aan dat ministerschap in 1939 een einde was gekomen, mocht worden verwacht dat zijn rol nog geenszins was uitgespeeld. Zijn dood maakte dan ook grote indruk.
In Buchenwald verbleef in 1941 al als 'gewone' gevangene voorzitter van de Liberale Staatspartij prof. Ben Telders7. Als begaafd jurist - hij werd op 27-jarige leeftijd hoogleraar in Leiden - protesteerde hij vanaf het begin van de bezetting tegen de schendingen van het recht, met name tegen de maatregelen tegen joden. Arrestatie volgde spoedig. Na verblijf in diverse kampen eindigde zijn leven, kort voor de bevrijding, op 42-jarige leeftijd. Ziekte werd hem in Bergen-Belsen noodlottig.
In maart 1945 stierf eveneens in Bergen-Belsen het vroegere katholieke Kamerlid Van der Putt8. Als burgemeester van Geldrop had hij geweigerd burgers aan te wijzen voor graafwerk ten behoeve van de Duitsers. Vanuit kamp Vught was hij naar Duitsland overgebracht, waar hij overleed. Kort voor de bevrijding stierf de in 1943 gearresteerde oud-minister Verschuur9 (RKSP). Hij was in 1943 gevangengenomen vanwege deelname aan illegale activiteiten en verbleef eerst in kamp Vught en daarna in Sachsenhausen.
Tot de politici die hun verzetsdeelname met hun leven moesten bekopen, behoort ook de jonge sociaaldemocraat Stuuf Wiardi Beckman10. Hij was betrokken bij het illegale blad 'Het Parool' en werd in 1941 gevangengenomen bij een poging over te steken naar Engeland om daar de regering in te kunnen lichten over de toestand in bezet gebied. Na gevangenschap in het 'Nacht-und-Nebel-kamp' Natzweiler kwam hij in 1944 in Dachau. Daar werd in maart 1945 ziekte (tyfus) hem fataal. Eveneens enkele maanden voor de bevrijding overleed de ARP-politicus prof. V.H. Rutgers11. Deze oud-minister en oud-fractievoorzitter vatte, net als Schouten, steeds na vrijlating uit gevangenschap het verzetswerk direct weer op. Zijn overtocht naar Engeland mislukte eveneens en eindigde in gevangenschap. Door ontberingen en mishandelingen stierf hij 5 februari 1945.
Slachtoffers uit links-revolutionaire en communistische hoek waren onder anderen Henk Sneevliet12 en het vroegere Kamerlid Kees Schalker13. Sneevliet was kort na de bezetting oprichter van een verzetsgroep. In maart 1942 arresteerden de Duitsers hem, waarna een maand later het over hem uitgesproken doodvonnis werd uitgevoerd. Schalker kwam in 1944 na gevangenschap in Scheveningen voor het vuurpeloton.
Vier Joodse (oud-)Kamerleden werden vermoord in vernietigingskampen. Het waren de vrijzinnig-democraat Cohen14 (Tweede Kamerlid 1936-1940) en de sociaaldemocraten Mendels15 (Tweede Kamerlid 1913-1918 en Eerste Kamerlid 1919-1937), Alida de Jong16 (Tweede Kamerlid 1931-1933 en sinds 1937) en De la Bella17 (Eerste Kamerlid vanaf 1937).
- 1.Rotterdams socialistisch politicus, die een belangrijke rol speelde bij de revolutiepoging in november 1918 (de 'vergissing van Troelstra'). Meende dat de tijd daarvoor rijp was. Hij was afkomstig uit het onderwijs. Na een korte periode in de Tweede Kamer gezaghebbend wethouder van onderwijs en later financiën. Werd in 1923 Eerste Kamerlid. Installeerde als waarnemend burgemeester in 1941 de NSB'er Müller als burgemeester. Hoewel hij tijdens die plechtigheid duidelijk afstand nam van de NSB, viel hij bij zijn partij in ongenade en mocht hij in 1945 niet terugkeren in het parlement.
- 2.Delftse hoogleraar chemie die ruim twintig jaar voor de Katholieken zitting in de Eerste Kamer had. Zoon van de directeur van de Stenografische Dienst. Begon zijn loopbaan als leraar en was later directeur van een gasbedrijf. Zette zich sterk in voor het Katholieke organisatiewezen, zoals de Katholieke Actie en voor uitbreiding van de Mariacongregaties in Nederland. Onderwijs-woordvoerder in de Eerste Kamer. Werd na de oorlog op onjuiste gronden niet meer toegelaten als senator.
- 3.De Zeeuw werd verweten dat hij als wethouder een rede had gehouden bij de installatie van de NSB-burgemeester van Rotterdam. Steger werd er ten onrechte van beschuldigd studenten te hebben aangezet de loyaliteitsverklaring te ondertekenen.
- 4.Bijna veertig jaar lid van de Tweede Kamer voor de ARP en drieëntwintig jaar de zeer dominante fractie- en partijvoorzitter, wiens wil in de fractie wet was. Zoon van een haringvisser uit Maassluis die al op jonge leeftijd ging werken. Subliem product van de Gereformeerde Jongelingsvereniging en typische mannenbroeder. Autodidact. Was in Rotterdam enige tijd wethouder. Fractievoorzitter van de ARP in de Tweede Kamer vanaf de jaren dertig en opvolger van Colijn. Tijdens de bezetting moedig, karaktervast en onverzettelijk. Overleefde het beruchte kamp Mauthausen, maar zei in 1945 tegen Wilhelmina: ik ben niet veranderd. Ageerde met zijn krachtige, sonore stemgeluid tegen de Indië-politiek van de kabinetten-Beel en -Drees. Hield de ARP na de oorlog lange tijd in isolement. Verliet in 1956 de politiek en was nog ruim twee jaar staatsraad.
- 5.Charismatische en dominante sociaaldemocratische voorman in het interbellum en in de eerste naoorlogse jaren. Aanvankelijk onderwijzer. Leidde met veel bezieling de socialistische jeugdbeweging AJC en was voorzitter van de SDAP en na de oorlog van de PvdA. Was actief in het verzet, onder andere bij Het Parool. In 1945-1946 regeringscommissaris voor het toezicht op politieke delinkwenten. Fel anticommunistisch en daarom ook onderwerp van een communistische lastercampagne. In de Tweede Kamer defensiewoordvoerder van de PvdA. Goed organisator maar met een autoritaire stijl.
- 6.Amsterdamse advocaat die al op jeugdige leeftijd partijvoorzitter en fractievoorzitter van de RKSP werd en vervolgens minister. Groot voorstander van de rechtse samenwerking. Bewerkstelligde in 1937 tegen de zin van Colijn dat er een einde kwam aan de samenwerking van 'rechts' met vrijzinnigen. Doortastende minister van Justitie in het kabinet-Colijn IV, die een terughoudend vreemdelingenbeleid voerde. Kwam in opspraak door de affaire-Oss, waarbij aan de opsporingsbevoegdheid van de Marechaussee in Oss was ingetrokken. Overleed tijdens gevangenschap in Buchenwald.
- 7.Voorman van de Liberalen vóór en in de Tweede Wereldoorlog, die als principeel bestrijder van onrecht omkwam in Duitse gevangenschap. Zoon van een advocaat. Promoveerde in 1927 op een volkenrechtelijk onderwerp. Na advocaat te zijn geweest al op jonge leeftijd hoogleraar volkenrecht in Leiden. Werd als 35-jarige voorzitter van de Liberale Staatspartij. Fel bestrijder van Nazi-Duitsland en pleitbezorger van een ruimer vluchtelingenbeleid. Bleef zich na mei 1940 openlijk inzetten voor vrijheid en recht en veroordeelde een toegevende houding jegens de bezetter. Protesteerde openlijk tegen anti-Joodse maatregelen, zoals de ariërverklaring. Overleed kort voor de bevrijding aan vlektyfus in het concentratiekamp Bergen-Belsen.
- 8.Katholiek Tweede Kamerlid in de jaren dertig. Brabantse sigarenfabrikant die een vooraanstaande rol speelde in de werkgeversorganisaties in die bedrijfstak. Bekleedde ook op andere terreinen, zoals de gezondheidszorg, bestuursfuncties. In de Kamer hield hij zich vooral bezig met handelsaangelegenheden. Werd in 1939 burgemeester van Geldrop en gedroeg zich tijdens de oorlog zeer heldhaftig. Werd door de bezetter gevangengenomen en overleed in maart 1945 na een dodenmars vanuit kamp Bergen-Belsen naar buitenkamp Pölitz of op de terugtocht daarvan.
- 9.Scherpzinnige en geestige katholieke minister in het derde kabinet-Ruijs de Beerenbrouck en het tweede kabinet-Colijn, die zijn zaken goed kende. Had soms de neiging collega's voor voldongen feiten te stellen. Wijsgerig en goed classicus, die nog al eens strooide met Latijnse zegswijzen. Was aanvankelijk journalist bij 'De Maasbode' en daarna voorzitter van de Raad van Arbeid in Breda. Bracht belangrijke wetgeving tot stand, zoals de Winkelsluitingswet en de Bedrijfsradenwet, alsmede crisiswetten ter ondersteuning van met name de agrarische sector. Na zijn aftreden partijvoorzitter. Overleed in Duitse gevangenschap.
- 10.Veelbelovend sociaaldemocratisch politicus en partij-ideoloog, die kort voor de bevrijding in Dachau stierf. Hielp Troelstra bij het schrijven van diens memoires en was hoofdredacteur van dagblad Het Volk. Als partijbestuurder en Eerste Kamerlid was hij een pleitbezorger van een gematigder koers van de SDAP, met name ten aanzien van de defensie en het koningshuis. Verliet in mei 1940 de Senaat om als officier dienst te kunnen doen. Naar hem is het wetenschappelijk instituut van de PvdA vernoemd.
- 11.ARP-Tweede Kamerlid en minister in de eerste helft van de twintigste eeuw. Aanvankelijk advocaat in Amsterdam en Hilversum. In 1912 in het district Hilversum tot Kamerlid gekozen en vanaf 1915 tevens burgemeester van Boskoop. Volgde in 1919 Van der Voort van Zijp op als fractievoorzitter en werd in dat jaar tevens gedeputeerde van Zuid-Holland. Veelzijdig Kamerlid en pleitbezorger van de 'plaatselijke keuze', een soort gemeentelijk referendum over toepassing van de Drankwet. Na zijn kortstondige ministerschap van Onderwijs in het eerste kabinet-Colijn hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Speelde een belangrijke rol in het verzet en overleed kort voor het einde van de oorlog in Duitse gevangenschap.
- 12.Starre revolutionaire marxist, die vanuit de SDAP via de CPH opschoof naar uiterst links. Politiek actief in Nederlands-Indië en daarom uitgewezen. Later voorzitter van de anarchistische vakbond. Goed organisator, spreker en schrijver, en bekend agitator. Richtte met Mao de Chinese Communistische Partij op. IJdel en tamelijk autoritair, maar ook moedig. In 1942 op de Leusderheide door de Duitsers terechtgesteld vanwege verzetsactiviteiten.
- 13.Vooraanstaande communist in het interbellum die vier jaar Tweede Kamerlid was. Aanvankelijk kantoorbediende en later partijfunctionaris (partijsecretaris) van de Communistische Partij. Zat ook in de gemeenteraden van Delft, Amsterdam en Rotterdam. In de Kamer onder andere woordvoerder landbouw en buitenlandse zaken. Maakte in de oorlog deel uit van de leiding van de illegale CPN tot zijn gevangenneming in november 1943. Werd opgesloten in Scheveningen en in 1944 als represaille voor een aanslag in Rotterdam gefusilleerd.
- 14.Amsterdamse vrijzinnig-democraat, die in 1936 tussentijds Tweede Kamerlid werd. Was als (voormalige) belastingambtenaar vooral actief in de vakbond van overheidspersoneel en was daarnaast gemeenteraadslid in Amsterdam. In de Kamer hadden behalve ambtenarenzaken ook financiën en PTT-zaken zijn belangstelling. Verliet kort voor de Duitse inval de Tweede Kamer. Werd samen met zijn vrouw in 1943 in Sobibor vermoord.
- 15.Journalist, advocaat en parlementariër. Was buitenland-redacteur van dagblad Het Volk. Stapte in 1909 met de Tribunisten uit de SDAP, maar keerde al naar enkele jaren terug. Werd in 1913 Tweede Kamerlid. Scherp en gevat debater. Keerde in 1918 niet terug in de Tweede Kamer, omdat zijn advocatenpraktijk te veel tijd kostte. Werd wel een vooraanstaand Eerste Kamerlid en was twee jaar fractievoorzitter in de Senaat. Zat in drie gemeenten in de raad. Stierf in 1944 als Joodse gevangene in Theresienstadt.
- 16.Amsterdams joods Tweede Kamerlid. Dochter van een diamantslijper. Was naast Kamerlid gemeenteraadslid in Amsterdam. Kwam als vakbondsbestuurder sterk op voor de positie van de naaisters in de kledingindustrie. Werd in 1940 door de Duitsers uit de gemeenteraad gezet en later gedeporteerd naar Polen, waar zij in een vernietigingskamp werd vermoord.
- 17.Socialistische vakbondsbestuurder en senator, die in 1935 mede-auteur was van het 'Plan van de Arbeid'. Zoon van diamantbewerker. Was aanvankelijk kantoorbeambte en bestuurder van de Bond van kantoorpersoneel. Werd daarna penningmeester en secretaris van het NVV en stond aan de wieg van uitgeverij De Arbeiderspers. In 1935 tot Eerste Kamerlid gekozen voor de SDAP en daar interpelleerde hij spoedig de regering over de verlaging van de werklozensteun. Wist in 1939 het kapitaal van de vakbond in veiligheid te stellen. Werd in 1942 vermoord in een Duits vernietigingskamp, nadat hij in 1940 vergeefs had geprobeerd naar Engeland uit te wijken en na een mislukte zelfmoordpoging.