Staatscommissie-Heemskerk (1910-1912)

Source: Parlement.com.

Deze staatscommissie werd ingesteld op 24 maart 1910 door het kabinet-Heemskerk1. Voorzitter was minister-president en minister van Binnenlandse Zaken mr. Th. Heemskerk2. De commissie moest adviseren over uitbreiding van het kiesrecht en over het onderwijsartikel. De commissie bracht op 15 mei 1912 haar eindverslag uit, maar kon niet met een eensluidend advies komen. De commissie werd op 22 juli 1912 ontbonden.

De werkzaamheden van de Staatscommissie leidden niet tot herziening van de Grondwet.

1.

Samenstelling

De commissie bestond, naast mr. J. Heemskerk en ondervoorzitter jhr.mr. J. Röell3 (liberaal Eerste Kamerlid), uit 15 leden. Secretaris was mr. J.B. Kan4, secretaris-generaal van het ministerie van Binnenlandse Zaken.

 

naam

functie(s)

politieke kleur

jhr. S. van Citters5

Commissaris der Koningin

antirevolutionair

mr. P.W.A. Cort van der Linden6

lid Raad van State

liberaal

jhr.mr. W.Th.C. van Doorn7

Tweede Kamerlid

liberaal

mr. H.L. Drucker8

Tweede Kamerlid

vrijzinnig-democraat

mr. G.W. baron van der Feltz9

Eerste Kamerlid

liberaal

mr.dr. J.W.H.M. van Idsinga10

Tweede Kamerlid

christelijk-historich

dr. A. Kuyper11

Tweede Kamerlid

antirevolutionair

mr. J.A. Loeff12

Tweede Kamerlid

Rooms-Katholieken

mr.dr. F.A.C. graaf van Lynden van Sandenburg13

Tweede Kamerlid

antirevolutionair

jhr.mr. O.F.A.H. van Nispen tot Sevenaer14

Tweede Kamerlid

Rooms-Katholieken

mr.dr. W.H. Nolens15

Tweede Kamerlid

Rooms-Katholieken

mr. J. Oppenheim16

lid Raad van State

liberaal

mr. F.J.M.A. Reekers17

Eerste Kamerlid

Rooms-Katholieken

jhr.mr. A.F. de Savornin Lohman18

Tweede Kamerlid

christelijk-historich

mr. P.J. Troelstra19

Tweede Kamerlid

sociaaldemocraten

mr. M. Tydeman20

Tweede Kamerlid

oud-liberaal

mr. H.A. van de Velde21

Tweede Kamerlid

antirevolutionair

 

Meer over

  • Grondwetscommissie22
  • Grondwetscommissies 1883-1983 (website Huygens.KNAW)

  • 1. 
    Dit christelijke coalitiekabinet was tot 1909 een minderheidskabinet, dat werd gevormd na de val van het liberale minderheidskabinet-De Meester. Na de verkiezingen van 1909 kon het kabinet wel op een Kamermeerderheid rekenen. Centraal stonden de pogingen om sociale wetgeving tot stand te brengen en de versterking van de defensie.
     
  • 2. 
    Antirevolutionair die bijna vijfenveertig jaar actief was als politicus. Zoon van de conservatieve staatsman J. Heemskerk Azn. en afkomstig uit een Amsterdams remonstrants koopmansgezin. Werd later gereformeerd. Kwam in 1888 in de Tweede Kamer en was tevens zeven jaar wethouder van Amsterdam. Weigerde in 1901 minister te worden onder Kuyper en werd in 1908 tegen diens zin kabinetsleider, hetgeen leidde tot een conflict. Na zijn premierschap staatsraad en in de periode 1918-1925 minister van Justitie die belangrijke wetgeving tot stand bracht. In 1929 verving Colijn hem nogal onverhoeds als fractievoorzitter. Hij bleef toen wel Kamerlid. Had de naam zaken soms wat te gemakkelijk op te nemen, maar wist zich door zijn intellect en spreekvaardigheid steeds staande te houden in debatten. Zijn luchtige wijze van optreden bezorgde zijn regeerperiode het predikaat 'jolig Christendom'.
     
  • 3. 
    Knap, evenwichtig liberaal jurist uit een vooraanstaande familie van bestuurders. Als oud-griffier van de Staten van Holland goed ingevoerd in het binnenlands bestuur en de waterhuishouding. In 1877 voor het district Utrecht tot Tweede Kamerlid gekozen en in de Kamer breed georiënteerd. Na zijn niet-verkiezing in 1886 Eerste Kamerlid. Trad daar verzoenend op in de schoolwetkwestie. Formeerde in 1894 een (gematigd liberaal) kabinet, dat met een nieuwe Kieswet een verdubbeling van het aantal kiezers tot stand bracht. Werd zelf minister van Buitenlandse Zaken. Keerde in 1901 terug in de Tweede Kamer. In 1909 niet herkozen, waardoor er ook een einde kwam aan zijn Kamervoorzitterschap. De laatste jaren van zijn leven vicepresident van de Raad van State. Lange, statige man.
     
  • 4. 
    Topambtenaar, die vanaf zijn vierendertigste als secretaris-generaal vele minister-presidenten diende. Onderhandelde in november 1918 met de Duitse keizer over diens ballingschap. In 1926 aangezocht als formateur van een ambtenarenkabinet, wat hij weigerde. Werd wel minister van Binnenlandse Zaken en Landbouw in het eerste kabinet-De Geer, een functie die hij combineerde met die van secretaris-generaal. Bracht onder meer een wijziging van de Kieswet tot stand die stemmen bij volmacht mogelijk maakte. Viel op door zijn sportiviteit (hij was oud-voetballer en voetballiefhebber) en kleding (droeg als enige vrij zelden een hoed). Populairste minister van zijn tijd. Later staatsraad. Zijn vader was rector en kwam uit een oorspronkelijk Joodse familie. Vader van de cabaretier Wim Kan.
     
  • 5. 
    Conservatieve, strenggelovige, hoffelijke en gematigde bestuurder. Typische regent. Kleinzoon van een oud-minister en schoonzoon van een oud-Kamerlid. Doorliep een ambtelijke loopbaan en werd ten tijde van het kabinet-Kuyper secretaris-generaal van Financiën. Volgde in 1907 in het district Ede als Haagse topambtenaar een uitgesproken vertegenwoordiger van de gereformeerden van de Veluwe op. Zat twee jaar voor de ARP in de Tweede Kamer en was daarna zestien jaar Commissaris van de Koningin in Gelderland. Zette zich bijzonder in voor uitbouw van de Landbouw-Hogeschool in Wageningen. Het ambt van Commissaris moest hij opgeven vanwege doofheid. Hij was van 1929 tot zijn overlijden in 1942 nog wel Eerste Kamerlid.
     
  • 6. 
    Kleine, statige en beheerste geleerde, die door zijn premierschap tijdens de Eerste Wereldoorlog één van de belangrijkste staatsmannen van de twintigste eeuw werd. Progressief denkende Groningse jurist en hoogleraar. Zoon van een Tweede Kamerlid en zelf enige tijd plaatsvervangend griffier. Liberaal, maar geen partijman. Bracht als minister van Justitie in het kabinet-Pierson (1897-1901) belangrijke wetgeving tot stand onder andere over kinderrecht. Zijn kabinet bracht de Grondwetsherziening van 1917 tot stand, waarbij het algemeen mannenkiesrecht, de evenredige vertegenwoordiging en de financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs werden geregeld. Stond als premier boven de partijen en had zeer veel gezag. Kreeg vanwege zijn wijze beleid tijdens de Eerste Wereldoorlog nog tijdens zijn ministerschap de titel 'minister van staat'. Was na 1918 tot op hoge leeftijd staatsraad.
     
  • 7. 
    Vooraanstaand liberaal Tweede Kamerlid uit een conservatieve protestantse artistocratische familie. Was in Den Haag een bekend advocaat na burgemeester te zijn geweest in het Westland. Kwam na diverse mislukte pogingen in 1905 als onafhankelijk Unie-liberaal in de Kamer. Goed spreker, die zijn redevoeringen hield op de wijze waarop hij voor de balie zijn pleidooien hield. Had altijd 'het gehoor' van de Kamer. Sprak vaak over financiële en justitiële onderwerpen en over buitenlandse zaken. Conservatief op sociaal gebied en antiklerikaal. Interpelleerde in 1910 de regering over de door protestanten als beledigend opgevatte Borromeus-encycliek.
     
  • 8. 
    Rechtsgeleerde en vrijzinnig Tweede Kamerlid. Werd op zijn vijfentwintigste hoogleraar Romeins recht in Groningen en vervulde dat ambt later in Leiden. Had grote maatschappelijke belangstelling. In 1894 wipte hij in Groningen Sam van Houten als Tweede Kamerlid. Was voorzitter van de Liberale Unie, maar in 1901 medeoprichter van de VDB. Gaf op wetenschappelijke wijze leiding aan de vrijzinnig-democratische Tweede Kamerfractie. Knap jurist, die als hoogleraar/Kamerlid meewerkte aan belangrijke wetgeving, onder andere op het gebied van het kinderrecht. Ontwierp de Wet op het arbeidscontract. Hoffelijke, geestige, beminnelijke en zachtmoedige man, die moeite had met de harde politiek. Stapte in 1913 over naar de Senaat.
     
  • 9. 
    Liberaal Eerste Kamerlid uit Assen dat in 1912 VDB lid werd, maar in 1921 overstapte naar de Vrijheidsbond. Neef van een Tweede Kamerlid en, na zijn derde huwelijk, schoonzoon van De Savornin Lohman. In Assen advocaat en later griffier van de Staten van Drenthe. Bekwaam jurist, die deel uitmaakte van de Staatscommissie-Heemskerk over de Grondwetsherziening. Zowel maatschappelijk als in de Senaat zeer actief op velerlei terrein. Eenvoudig gebleven edelman, met oog voor sociale noden. Zette zich vooral in voor de reclassering van jeugdige gedetineerden.
     
  • 10. 
    Uiterst conservatief, maar ook onafhankelijk christelijk-historisch Tweede Kamerlid voor het district Bodegraven. Was op Binnenlandse Zaken dertien jaar chef van de afdeling binnenlands bestuur. Tegenstander van de sociale politiek van minister Talma. Keerde zich verder als één van de weinigen tegen de Grondwetsherziening van 1917, omdat hij zich verzette tegen een te grote invloed van het partijwezen op de politiek en de evenredige vertegenwoordiging afwees. Matig spreker, die zich niet bekommerde om zijn populariteit.
     
  • 11. 
    'Abraham de geweldige'. De grote voorman en stichter van de Anti-Revolutionaire Partij, de partij van de 'kleine luyden'. Krachtig organisator en goed spreker. Stichtte ook het dagblad De Standaard, de Vrije Universiteit en de Gereformeerde Kerk, nadat hij een afscheidingsbeweging (Doleantie) had geleid. Was predikant en werd in 1874 Tweede Kamerlid, maar verliet de Kamer al na drie jaar. Keerde in 1894 echter terug en werd voorzitter van de meer democratische antirevolutionairen. Leidde in 1901-1905 een coalitiekabinet, dat vooral in de herinnering bleef voortleven door het de kop in drukken van de Spoorwegstaking in 1903 en door de ontbinding van de Eerste Kamer in 1904. Kwam in 1908 in conflict met Heemskerk en in 1909 in opspraak door de zgn. lintjesaffaire, maar werd desondanks tot zijn dood door zijn achterban als de door God gegeven leider beschouwd.
     
  • 12. 
    Tamelijk conservatief, maar wel pragmatische katholieke politicus. Advocaat in Den Bosch en vanaf 1896 Tweede Kamerlid voor het district Den Bosch. Als minister van Justitie in het kabinet-Kuyper werd hij als kundig en evenwichtig getypeerd en stond hij goed aangeschreven. Bracht onder andere de Beroepswet (een regeling van het administratief recht) tot stand. Hij was in 1903 tegenstander van strafbaarstelling van ambtenarenstakingen, maar verdedigde loyaal het door de ministerraad genomen besluit. Keerde in 1905 terug in de Kamer en was enige tijd fractievoorzitter. Sloot zijn loopbaan af als staatsraad.
     
  • 13. 
    Eenvoudig, harmonieus en erudiet edelman, vertrouwensman van koningin Wilhelmina en prinses Juliana. Zoon van de staatsman C.Th. van Lynden van Sandenburg. Op school altijd de beste van de klas. Kwam in 1909 voor het district Kampen in de Tweede Kamer, maar keerde daarin in 1913 niet terug. Gedeputeerde en later Commissaris van de Koningin in Utrecht. In die laatste functie contactpersoon tussen Wilhelmina en de ex-keizer van Duitsland. Zijn zwakke hart verhinderde hem veel publieke activiteiten. Was de laatste vier jaren van zijn leven vicepresident van de Raad van State.
     
  • 14. 
    Katholiek Tweede Kamerlid uit een Gelders adellijk geslacht. Advocaat in Nijmegen en in 1901 voor het gelijknamige district tot Kamerlid gekozen. Deskundig op het gebied van onder andere verkeer en buitenlandse zaken. Volgde in 1912 de chu'er Van Bylandt op als Kamervoorzitter, nadat er kritiek op diens leiding was gekomen. In 1915 benoemd tot gezant bij de paus. Verloor dat ambt echter in 1926 na het SGP-amendement tot schrapping van de gelden voor het gezantschap. Bleef daarna actief als diplomaat. Werd in 1918 genoemd als formateur, maar weigerde vanwege zijn gezondheid. Zou overigens 89 jaar worden. Enigszins hautaine, zelfverzekerde en vormelijk denkende jurist en diplomaat. Stond als zodanig wel alom goed aangeschreven.
     
  • 15. 
    Limburgse priester en staatsman. Dé grote voorman van de katholieken in de eerste helft van de twintigste eeuw. Tot hij in 1896 Tweede Kamerlid werd docent aan het College Rolduc. Behoorde tot de meer democratisch gezinde katholieke Kamerleden. Was pleitbezorger van sociale wetgeving en van de belangen van de mijnwerkers. In 1910 fractievoorzitter, in welke functie hij later als voorzitter van de grootste regeringsfractie een belangrijk stempel op de Nederlandse politiek drukte. Opende in 1918 als formateur de weg naar het kabinet-Ruys I. Kwam in 1922 met de leer van de uiterste noodzaak, waardoor er geen samenwerking met de sociaaldemocraten kwam. Hield, anders dan de bisschoppen wilden, echter de weg daartoe open. Een veel minder goed spreker dan zijn voorganger Schaepman, maar desondanks zeer gezaghebbend in de Kamer. Kende geen enkele persoonlijke eerzucht.
     
  • 16. 
    Liberale rechtsgeleerde die, na gemeentesecretaris in Groningen te zijn geweest, in die plaats hoogleraar werd. Deskundig op het gebied van staats- en administratief recht en kenner bij uitstek van het gemeenterecht, waarover hij een standaardwerk schreef. Volgde in 1893 Buys op als hoogleraar in Leiden, waarna hij ook volkenrecht ging doceren. Vooraanstaand lid van de joodse gemeenschap en lid en voorzitter van diverse (Staats)commissies. Leidde de commissie die in 1913 de evenredige vertegenwoordiging voorbereidde. Eindigde zijn loopbaan als lid van de Raad van State.
     
  • 17. 
    Amsterdamse katholieke politicus, die veertig jaar volksvertegenwoordiger was. In 1878 via het nieuwe district Haarlemmermeer tot Tweede Kamerlid gekozen. Ontpopte zich als belangenbehartiger van de vissers. Bracht na twee vergeefse pogingen in 1890 een initiatiefwet tot stand over het gebruik van grotere netten bij de visserij op de Zuiderzee. Behoorde tot de meer democratisch gezinde katholieke afgevaardigden en koos vaak de zijde van Schaepman. Voorstander van persoonlijke dienstplicht. Verloor in 1894 als anti-Takkiaan zijn zetel. Werd twee jaar later voor Gelderland Eerste Kamerlid en bleef dat tot op hoge leeftijd.
     
  • 18. 
    Protestants politicus; voorman van de christelijk-historischen. Aristocratische, maar ook temperamentvolle Groninger die driftig kon reageren en zich soms zeer scherp uitliet tegen politieke tegenstanders. Stond echter wel open voor argumenten van anderen. Had een sterk juridische inslag bij de benadering van vraagstukken. Werd in 1879 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen en bleef dat tot 1921 (onderbroken door een kort ministerschap in het kabinet-Mackay en enige jaren in de Eerste Kamer). Brak samen met Kuyper met de Hervormde Kerk, maar keerde zich later af van de antirevolutionaire voorman. Van 1884 tot een conflict in 1896 hoogleraar aan de VU. Voor- en nadien rechter. Als vooraanstaand, invloedrijk staatsman was hij tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina.
     
  • 19. 
    De grote voorman van de sociaaldemocraten en voorvechter van de rechten van arbeiders aan het einde van de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Was advocaat in Leeuwarden en richtte in 1894 met elf anderen de SDAP op. Kwam in 1897 met Van Kol in de Tweede Kamer en werd, ondanks de afkeer die anderen van zijn denkbeelden hadden, al snel erkend als goed politiek debater. In 1901 niet herkozen, maar in 1902 teruggekeerd via een Amsterdams district. Was een goed spreker, zowel in het parlement als bij massabijeenkomsten. Soms kregen zijn emoties - hij had een tamelijk zwak zenuwgestel - de overhand, waardoor hij onbezonnen reageerde. Het beste voorbeeld daarvan is zijn revolutiepoging in november 1918. Bleef desondanks zeer populair bij zijn achterban. Was ook redacteur van socialistische dagbladen en Fries dichter.
     
  • 20. 
    In Tiel geboren advocaat die lange tijd liberaal afgevaardigde voor het gelijknamige district was. Woonachtig in Breda en schoolopziener in Brabant. Behoorde tot de oud-liberalen en werd later leider van de Bond van Vrije Liberalen, maar steunde in 1894 Tak van Poortvliet. In de Kamer vooral onderwijs- en defensiespecialist. Maakte in 1914 deel uit van de Pacificatiecommissie en verzette zich als één van de laatste liberalen tegen financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Rechtzinnige liberaal, die zich met volle overgave inzette voor de publieke zaak. Ondanks een zekere afstandigheid populair bij de kiezers in zijn district en in Tiel na zijn dood (hij overleed door een jachtongeval) geëerd met een borstbeeld.
     
  • 21. 
    Vooraanstaand lid van de antirevolutionaire fractie, die over uiteenlopende onderwerpen het woord voerde en vicefractievoorzitter was. Was een in Nederlands-Indië geboren zoon van een marineofficier en werd vrijwel direct na zijn studie burgemeester van Bodegraven. Was dat later in Loosduinen. Vervolgens achttien jaar gedeputeerde van Zuid-Holland. In 1890-1894 afgevaardigde voor het district Delft. Verloor in 1894 als Takkiaan zijn zetel, maar keerde in 1897 weer terug (tot de verkiezingen van 1918).
     
  • 22. 
    Een grondwetscommissie houdt zich bezig met mogelijke Grondwetsherzieningen. Vaak is een grondwetscommissie een staatscommissie: een niet-permanent adviesorgaan dat bij koninklijk besluit wordt ingesteld door de regering.