Onafhankelijkheid Suriname in 1975

Source: Parlement.com.
Op hoop van zegen
© Volkskrant
De niet zo optimistische visie van Opland in 'de Volkskrant' van 22 november 1975

Op 25 november 1975 werd Suriname een onafhankelijk land. Op die datum werd de statutaire band met het Koninkrijk verbroken. Daaraan voorafgaand vond in de Tweede en Eerste Kamer een bijzonder debat plaats in aanwezigheid van een afvaardiging uit de Staten van Suriname.

Contents

  1. Voorgeschiedenis
  2. Wens tot onafhankelijk
  3. Onderhandelingen met Nederland
  4. Surinaamse bijzondere gedelegeerden
  5. Debat in de Tweede Kamer
  6. Debat in de Eerste Kamer
  7. Onafhankelijkheid

1.

Voorgeschiedenis

Suriname was van 1667 tot 1922 (met enige onderbreking) een kolonie; eerst in particulier bezit en na de Franse tijd in staatsbezit. In 1922 werden de landsdelen gelijkwaardig. De Grondwet bepaalde sindsdien dat het Koninkrijk bestond uit Nederland, Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao.

Geleidelijk werd hierna grotere zelfstandigheid ingevoerd. In 1937 kwam er een nieuw regeringsreglement, waardoor de Koloniale Staten van Suriname werden omgezet in de Staten van Suriname. Koningin Wilhelmina1 kondigde in een rede op 6 december 1942 nieuwe staatkundige verhoudingen na de bevrijding aan. Daarover zou na de oorlog een Ronde Tafel Conferentie worden gehouden.

Die conferentie vond plaats van januari tot maart 1948. Resultaat was een nieuwe rechtsorde die grondwettelijk werd vastgelegd. De nieuwe verhoudingen en de nieuwe bestuursvorm werd voorlopig geregeld in de Interim-regeling voor Suriname van 22 december 1949. Het College van Bestuur kreeg nu de naam Landsregering en de vertegenwoordiger van Suriname in Den Haag kon voortaan deelnemen aan ministerieel overleg.

De gelijkwaardige positie van Suriname en de Nederlandse Antillen zou definitief worden geregeld in een Statuut. Daarover werd in 1952 een nieuwe Ronde Tafel Conferentie gehouden. Daarna werd nog verder onderhandeld, onder andere over het recht op afscheiding.

Nadat begin 1954 overeenstemming was bereikt, kon het Statuut op 15 december 1954 worden getekend. De drie landsdelen zouden voortaan zelfstandig en op voet van gelijkwaardigheid hun belangen behartigen en elkaar bijstand verlenen. De kroon van het Koninkrijk-nieuwe-stijl werd opgedragen aan koningin Juliana2 en haar wettige opvolgers.

  • Meer over het Statuut van het Koninkrijk3

2.

Wens tot onafhankelijk

Nadat de verkiezingen voor de Staten van Suriname in november 1973 waren gewonnen door de NPK (Nationale Partij Kombinatie) kwam er een regering-Arron tot stand. Zij kondigde vrij onverwacht op 15 februari 1974 de onafhankelijkheid aan vóór 1 januari 1976.

De NPK was een verbond van de Creoolse NPS (Nationale Partij Suriname), de Javaanse KTPI , de PSV (Progressieve Surinaamse Volkspartij) en radicale PNR (Partij Nationalistische Republiek). Tegenstrever van de NPK was de Hindoestaanse VHP (Vooruitstrevende Hervormings Partij) van Jagernath Lachmon. Die partij vond de termijn waarop Suriname onafhankelijk zou worden veel te kort en vreesde voor achterstelling van de Hindoestanen. Pas later (in 1974) zou de VHP zich ook achter de voorgenomen onafhankelijkheid stellen.

 
Den Uyl en Arron
© bron: Nationaal Archief
Premier Henck Arron wordt begroet door Joop den Uyl.

Het progressieve kabinet-Den Uyl4 verwelkomde het Surinaamse streven tot onafhankelijkheid. PvdA5, PPR6 en D667 hadden in 1972 zich in hun gezamenlijke verkiezingsprogramma 'Keerpunt'72' al uitgesproken voor de Surinaamse onafhankelijkheid. Het werd moeilijk verdedigbaar geacht dat Nederland als één van de laatste Europese landen overzeese gebiedsdelen had. In 1974/1975 werd in Nederland - en vooral in progressieve kring - fel geageerd tegen de Portugese koloniale politiek in Angola, Mozambique en Guinee-Bissau.

Na de aankondiging van de onafhankelijkheid verlieten veel Surinamers hun land. Op grond van hun Nederlandse nationaliteit konden zij zich vrij in Nederland vestigen. Suriname kampte namelijk met een stelselmatige werkloosheid, die tot verarming van de bevolking had geleid.

3.

Onderhandelingen met Nederland

Al in januari 1972 had het kabinet-Biesheuvel8 een Koninkrijkscommissie ingesteld, die moest nadenken over nieuwe verhoudingen tussen de drie landsdelen. Gedacht werd aan verdere zelfstandigheid van Suriname en de Antillen. Na de verklaring van de regering-Arron veranderde de positie van de Koninkrijkscommissie. Er werd een tijdschema opgesteld voor het bereiken van onafhankelijkheid van Suriname.

 
Onafhankelijkheid
© Volkskrant
Premier Den Uyl gaat de diverse Surinaamse bevolkingsgroepen (Indianen, Creolen, Hindoestanen, Javanen) voorop. Opland in 'de Volkskrant' van 25 oktober 1975

Tussen de regeringen van Suriname en Nederland werden onderhandelingen gestart over onder meer defensie, luchtvaart, ontwikkelingssamenwerking en de nationaliteit van ingezetenen. In juni 1975 werden die onderhandelingen succesvol afgesloten.

Bepaald werd dat de schuld van Suriname zou vervallen en dat er voor de volgende 10 tot 15 jaar f 3 miljard aan ontwikkelingshulp beschikbaar zou zijn, als aanvulling op eerder toegezegde gelden.

Surinamers die op de dag van onafhankelijkheid in Nederland verbleven, zouden de Nederlandse nationaliteit behouden, tenzij zij zelf alsnog voor de Surinaamse zouden kiezen. Na de onafhankelijkheid was een verblijf van drie maanden mogelijk zonder visumverplichting. Bij langer verblijf (voor arbeid, studie of gezinshereniging) zou wel een visumplicht gaan gelden.

4.

Surinaamse bijzondere gedelegeerden

Surinaamse gedelegeerden in de Kamer
© bron: Nationaal Archief
Links vooraan Albertine Liesdek-Clarke. Rechts Somohardjo.

Op grond van het Statuut mochten bijzondere gedelegeerden deelnemen aan de debatten in Tweede9 en Eerste Kamer10 over de onafhankelijkheid. Door de Staten van Suriname moest hiervoor een delegatie worden samengesteld. Daarbij deden zich allerlei moeilijkheden voor.

Drie leden van de regeringscombinatie NPK, de Javaan Somohardjo, NPS-lid mevrouw Liesdek-Clarke en het Chinese Statenlid Lee Kon Fong, sloten zich aan bij de oppositie. Doordat de 17 oppositieleden en de drie dissidenten weigerden deel te nemen aan de vergaderingen, was er geen quorum en kon lange tijd geen besluit worden genomen over de samenstelling van de delegatie. Dit was pas mogelijk toen één oppositielid, ir. George Hindori, in oktober bereid was de impasse te doorbreken.

 
VHP-leider Lachmon
© bron: Nationaal Archief
Lachmon

Er ontstond door dit alles enige maanden vertraging, zodat het Nederlandse parlement pas op 21 oktober (ruim een maand voor de onafhankelijkheid) met de behandeling van de herziening van het Statuut kon beginnen.

Uiteindelijk waren echter alle partijen in de onder leiding van Statenvoorzitter Wijntuin staande delegatie vertegenwoordigd. De delegatie telde 15 leden.

5.

Debat in de Tweede Kamer

De uitkomst van het debat over de onafhankelijkheid van Suriname stond eigenlijk bij voorbaat vast. De inbreng van de Surinaamse gedelegeerden zorgde echter voor een kleurrijk debat.

Voorafgaand aan het debat protesteerden mevrouw Liesdek-Clarke en VHP-leider Lachmon tegen de in hun ogen onwettige wijze waarop de delegatie was samengesteld. Delegatievoorzitter Emile Wijntuin bestreed die opvatting.

Hierna kwamen eerst woordvoerders van alle Nederlandse fracties aan het woord. Hoewel er in 1975 al een gezamenlijke CDA-fractie was, namen toch leden van ARP11, KVP12 en CHU13 afzonderlijk deel aan het debat. De afgevaardigde van DS'7014, Verwoert15, drong tevergeefs aan op een strenger toelatingsbeleid van Surinamers en op waarborgen voor goede integratie van de nieuwkomers.

Mevrouw Liesdek vroeg bij het begin van haar rede vijf minuten stilte in acht te nemen voor de vroegere NPS-premier Jopie Pengel. Kamervoorzitter Vondeling16 stond dit echter niet toe.

Van de zijde van de Surinaamse gedelegeerden viel het scherpe betoog van VHP-lid Mungro op, die, toen hij over de opvang van Surinamers in Nederland sprak, zowel het woord 'concentratiekamp' gebruikte als de naam 'Eichmann' noemde. Later trok hij die woorden weer in.

Somohardjo ageerde scherp tegen de koloniale politiek van Nederland in het verleden. Anderen, zoals Lachmon, NHK-fractievoorzitter Nooitmeer en Statenlid Rodgers waren veel gematigder.

Aan het debat namen van de zijde van het kabinet premier Den Uyl17, de ministers De Gaay Fortman18 en Pronk19 en de staatssecretarissen Zeevalking20 (Justitie), Van Lent21 (defensie) en Kooijmans22 (Buitenlandse Zaken). Ook de gevolmachtigd ministers van Suriname en de Antillen, Van Eer en Lopez, voerden het woord.

 
Delegatieleider Emile Wijntuin
© bron: Nationaal Archief
Wijntuin

Voor de stemming kwam het tot een openlijke verzoening tussen Wijntuin en Lachmon. Wijntuin zei: "Mijnheer Lachmon, wij gaan het samen doen in Suriname", waarna applaus klonk in de vergaderzaal.

Uiteindelijk stemden alleen de fracties van SGP23 en GPV24 tegen de onafhankelijkheid. Zij waren niet tegen de onafhankelijkheid, maar vonden dat niet voldoende tijd en zorgvuldigheid in acht was genomen.

Na de stemming hield Kamervoorzitter Vondeling een korte rede, waarin hij Nederlanders en Surinamers opriep elkaar positief te blijven benaderen.

6.

Debat in de Eerste Kamer

Vier dagen later debatteerde ook de Eerste Kamer over de onafhankelijkheid. De meeste senatoren spraken hun teleurstelling uit over de geringe voorbereidingstijd die zij hadden gehad.

Veel nieuwe standpunten leverde het debat niet op, maar opvallend was wel dat de VVD-fractie verdeeld was en twee woordvoerders liet optreden. Oud-minister Polak25 sprak namens de meerderheid zijn bezorgdheid uit over de komende onafhankelijkheid, vanwege het ontbreken van een Surinaamse Grondwet.

Mevrouw Van Someren-Downer26 en haar fractiegenoot Zoutendijk27 wilden Suriname wel het voordeel van de twijfel geven. Uiteindelijk stemden 53 leden voor en 11 leden tegen (de eenmansfractie van de SGP en tien VVD-leden).

Waarnemend Kamervoorzitter Nederhorst28 wenste hierna de Surinaamse gedelegeerden kracht en wijsheid toe. Premier Den Uyl sloot zich daarbij aan. Hij wees op de vele banden die bestonden tussen Nederland en Suriname, zoals taal, geschiedenis en samenwerking.

Delegatievoorzitter Wijntuin sprak van een historisch moment, waarop de banden werden gestaakt, maar niet verbroken. Hij vroeg Nederlanders en Surinamers elkaar wederkerig te blijven respecteren.

7.

Onafhankelijkheid

Kort na het besluit in het Nederlandse parlement stelde de Staten van Suriname een Grondwet vast.

 
Onafhankelijkheid op 25 november 1975
© bron: Nationaal Archief
Arron (links) en Ferrier (rechts) bij het uitroepen van de onafhankelijkheid.

Op 25 november werd de onafhankelijkheid een feit. Bij de plechtigheden in Paramaribo waren kroonprinses Beatrix en prins Claus en premier Den Uyl aanwezig. Eerste president van Suriname werd de laatste Gouverneur, dr. Johan Ferrier29.

Toen in februari 1980 een conflict uitbrak tussen de regering-Arron en beroepsmilitairen over de oprichting van een vakbond greep het leger de macht. Er kwam een Nationale Militaire Raad onder leiding van Desi Bouterse. In maart werd weliswaar een burgerregering gevormd door Chin A Sen, maar de rol van het parlement werd beperkt door een Machtigingswet.

Op 8 december 1982 werden vijftien prominente oppositieleden vermoord. De verslechterde economie en een interne militaire strijd leidden uiteindelijk in 1987 tot terugkeer van een burgerlijk bestuur.

Pas in 1991 werd de ontwikkelingshulp vanuit Nederland hervat. Sinds 1991 is met regelmaat de ontwikkelingshulp aan Suriname gestaakt vanwege de politieke ontwikkelingen daar.


  • 1. 
    Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
     
  • 2. 
    Vorstin, die op menselijke ('gewone') manier inhoud wilde geven aan haar taak en weinig op had met 'protocol'. Stond daardoor veel dichter bij de bevolking dan haar moeder. Verklaarde bij haar inhuldiging het moederschap net zo belangrijk te vinden als haar rol als vorstin. Had goede banden met Drees en Beel. Kreeg twee maal te maken met ernstige constitutionele moeilijkheden. In 1956 door de 'kwestie-Soestdijk (vaak aangeduid als Greet Hofmansaffaire) en in 1976 door de Lockheedaffaire waarbij haar echtgenoot in opspraak kwam. Dat deed geen afbreuk aan haar populariteit. Zette zich in het bijzonder in voor het maatschappelijk werk en voor gehandicaptenzorg.
     
  • 3. 
    Op 15 december 1954 ondertekende koningin Juliana in Den Haag het Statuut voor het Koninkrijk. Daarmee kwam er een nieuw staatsverband tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen, waarbij de overzeese gebiedsdelen een gelijkwaardige plaats in het Koninkrijk kregen.
     
  • 4. 
    Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
     
  • 5. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 6. 
    De Politieke Partij Radikalen (PPR) was een radicaal-christelijke partij. De partij werd op 27 april 1968 opgericht door christenradicalen die zich hadden afgesplitst van vooral de Katholieke Volkspartij (KVP) en in mindere mate de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). In 1991 fuseerde de PPR met CPN, EVP en PSP tot GroenLinks.
     
  • 7. 
    Democraten 66 (D66) is een hervormingsgezinde sociaal-liberale partij. De huidige politiek leider is Rob Jetten. De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 'homines novi', waarvan er 25 eerder bij andere politieke partijen actief waren geweest. Belangrijkste initiatiefnemer en voorman (tot 1998) was de oud-journalist Hans van Mierlo.
     
  • 8. 
    Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
     
  • 9. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 10. 
    De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
     
  • 11. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 12. 
    De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
     
  • 13. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 14. 
    DS'70 was een centrumrechtse sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1970 als afsplitsing van de Partij van de Arbeid, door leden die ontevreden waren over de koers van die partij, zowel op financieel-economisch gebied als bij het buitenlands beleid. De partij was tot juli 1972 vertegenwoordigd in het kabinet-Biesheuvel I.
     
  • 15. 
    DS'70-Tweede Kamerlid van katholieken huize. Was voor hij in de Kamer kwam werkzaam in het maatschappelijk werk en voorzitter van de KVP-Jongeren. In de Kamer onder meer woordvoerder wetenschapsbeleid en ontwikkelingssamenwerking. Nam zowel bij het debat over de 'Drie van Breda' als in de abortuskwestie een van de fractiemeerderheid afwijkend standpunt in. Was na zijn Kamerlidmaatschap actief bij het CDA.
     
  • 16. 
    Anne Vondeling (1916) was a member of the European Parliament from 17 July 1979 to 22 November 1979 as an independent member, and was aligned with the Progressive Alliance of Socialists and Democrats. He took seat in Parliament on behalf of the Netherlands.
     
  • 17. 
    Gedreven PvdA-ideoloog en -politicus en econoom. Voor sommigen 'ome Joop', voor anderen de verpersoonlijking van verfoeilijk socialisme. Kwam vanuit de journalistiek in de 'denktank' van de PvdA en werd in 1956 Tweede Kamerlid. Stapte in 1962 over het wethouderschap van economische zaken in Amsterdam en stimuleerde onder andere de industrievestiging. In 1965 minister van Economische Zaken in het kabinet-Cals. Volgde in 1966 Vondeling op als partijleider. Zou tot 1986 het gezicht van de PvdA zijn. Het door hem geleide kabinet ging als het meest linkse de geschiedenis in. Kon het succes bij de verkiezingen van 1977 niet omzetten in hernieuwde regeermacht. Zijn derde optreden als minister (ditmaal van Sociale Zaken onder Van Agt) verliep teleurstellend. Ondanks herstel in 1982 bleef zijn partij buiten het kabinet. Erudiet analyticus en scherp debater, die door zijn gedrevenheid echter soms drammerig overkwam.
     
  • 18. 
    Gezaghebbende progressieve ARP- en CDA-politicus. Was ambtenaar, secretaris van de rijksbemiddelaars en docent aan de CNV-kaderschool en werd later hoogleraar aan de VU. In 1956 zonder succes formateur tijdens de lange kabinetsformatie van dat jaar. Wist in 1960, het jaar waarin hij ook senator was geworden, echter snel een kabinetscrisis op te lossen. Liet zich in 1973 samen met Boersma overhalen minister te worden in het kabinet-Den Uyl. Had een goede band met de ex-gereformeerde Den Uyl. Als minister een relativerende, vaderlijke figuur. Speelde een belangrijke rol bij de onafhankelijkheid van Suriname en kwam met een plan om Nederland op te delen in 24 provincies. Was in 1981 nog eens als informateur betrokken bij een formatie en wist de weg te openen voor een kabinet van CDA, PvdA en D66. Tot op hoge leeftijd kritisch volger van de koers van het CDA.
     
  • 19. 
    Bevlogen en vaak emotioneel betrokken PvdA-politicus, die gold als exponent van de linkervleugel van zijn partij. Zeer begaan met de problematiek van armoede in de wereld en deskundig op het gebied van de ontwikkelingssamenwerking. Vooral tijdens het kabinet-Den Uyl mikpunt van kritiek van behoudend Nederland vanwege de steun aan de bevrijdingsbewegingen in Afrika en aan Cuba. Na een periode in de Kamer en een functie bij de UNCTAD keerde hij terug in Den Haag. Als medeauteur van het rapport 'Schuivende Panelen' droeg hij bij aan een koerswijziging van de PvdA. Werd in 1989 wederom minister van Ontwikkelingssamenwerking. In het tweede kabinet-Kok minister van VROM. Kreeg veel waardering als voorzitter van de Wereldmilieuconferentie. Werd in 2001 gepasseerd voor de post van Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen.
     
  • 20. 
    Onafhankelijke zakelijke bestuurder, op vele terreinen inzetbaar. Afkomstig uit VVD en medeoprichter van D'66. Wethouder van Utrecht en staatssecretaris van Justitie in het kabinet-Den Uyl. Daarna Tweede Kamerlid en burgemeester van Rijswijk. Ontzag als minister Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Van Agt II de Oostvaardersplassen bij de vaststelling van het tracé voor de Flevospoorlijn, maar besloot ook een snelweg door landgoed Amelisweerd aan te leggen. Toneelliefhebber met vele culturele activiteiten. Kan worden getypeerd als een weldoorvoede, goed geklede Saks en een op compromissen gerichte manager.
     
  • 21. 
    Katholieke brigade-generaal die in 1974 Mommersteeg verving als staatssecretaris van Defensie in het kabinet-Den Uyl. Hield zich bezig met het personeelsbeleid bij defensie. Dat deed hij ook in het eerste kabinet-Van Agt. Was meer een (vriendelijke) technocraat dan politicus. Toonde altijd een grote betrokkenheid bij het wel en wee van het defensiepersoneel.
     
  • 22. 
    Eminent rechtsgeleerde, internationaal befaamd volkenrechtspecialist. Christendemocratisch politicus van AR-huize met progressieve inborst. Hoewel altijd partijpolitiek actief, leken zijn staatssecretariaat en ministerschap van Buitenlandse Zaken in achtereenvolgens het kabinet-Den Uyl en (anderhalf jaar) het kabinet-Lubbers III toch hem overkomen onderbrekingen van zijn wetenschappelijke carrière als hoogleraar en jurist. Die loopbaan beëindigde hij in 2006 als rechter in het Internationaal Gerechtshof. Man met grote aandacht voor mensenrechten, alom geroemd om zijn evenwichtige oordelen en zijn vermogen om goed naar argumenten van anderen te luisteren.
     
  • 23. 
    De SGP is een behoudende christelijke (reformatorische) partij aan de rechterkant van het politieke spectrum, die strikt volgens Bijbelse normen politiek wil bedrijven. Politiek leider van de SGP is Chris Stoffer. De partij werd opgericht op 24 april 1918 en is daarmee de oudste nog bestaande partij van Nederland.
     
  • 24. 
    Het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) was een in 1948 gevormde protestants-christelijke partij, die zich baseerde op bijbelse normen. De partij was sterk verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).
     
  • 25. 
    Liberale minister van Justitie in het kabinet-De Jong uit een familie van juristen. Zijn vader was raadsheer in de Hoge Raad en broers waren rechter. Voor hij minister werd hoogleraar agrarisch recht in Wageningen en Leiden. Bracht veel vernieuwingen tot stand in de sfeer van familie- en zedenwetgeving. Zo moderniseerde hij de echtscheidingswetgeving, hief hij het verbod op de verkoop van voorbehoedsmiddelen op en schafte hij discriminerende wetgeving ten aanzien van homoseksuelen af. Na zijn ministerschap VVD-Eerste Kamerlid. In 1976 behoorde hij tot de minderheid van zijn fractie die vóór het initiatiefvoorstel voor een vrije abortuswetgeving stemde. Besloot zijn loopbaan als staatsraad in bgd. Erudiete man, met milde humor en zelfspot.
     
  • 26. 
    Bekende, populaire en spraakmakende VVD-politica, die samen met Hans Wiegel en Harm van Riel in de jaren zeventig het gezicht van de VVD bepaalde. Kwam, na journaliste te zijn geweest, in 1959, als jonge vrouw in de Tweede Kamer en toonde zich als onderwijswoordvoerster een geducht tegenspeelster van Cals. Tegenstander van de Mammoetwet. Als omroepspecialist voorstander van een bestel met ruimte voor commercie. Als partijvoorzitter droeg zij sterk bij aan groei van de VVD. Vanaf 1976 fractievoorzitter in de Senaat; daar kruiste zij ook de degens met minister Van Kemenade over de Middenschool. Sprak op een kenmerkende, wat geaffecteerde wijze, heldere politieke taal. Zou in 1977 minister van Onderwijs zijn geworden als een ziekte dat niet had verhinderd. Overleed in 1980 op nog relatief jonge leeftijd.
     
  • 27. 
    Wetenschapper en ondernemer die ruim zes jaar de VVD-senaatsfractie leidde. Werkte bij Shell en was later topman van verzekeringsmaatschappij Delta Lloyd. In Leiden hoogleraar wiskunde. Hield zich in de Eerste Kamer vooral met onderwijs en economische zaken bezig. Stuurde in 1980 na het aftreden van minister Andriessen tevergeefs aan op een breuk in het kabinet-Van Agt I. Werd zelf in 1987 als fractievoorzitter vervangen door Luteijn. Had veel belangstelling voor automatisering en leidde het Leidse universitaire rekencentrum. Beschouwende intellectueel. Stond te boek als 'links in de VVD', maar wees dat beeld zelf af. Pleitte wel steeds voor solidariteit, bescherming van de persoonlijke levenssfeer en zelfbeschikking.
     
  • 28. 
    PvdA-politicus en 'Europeaan' van het eerste uur. Idealistisch socialist, die in 1934 als jong econoom meewerkte aan het Plan van de Arbeid van SDAP en NVV. Als Tweede Kamerlid voor de PvdA jarenlang de constructieve opponent van minister Zijlstra. Was tijdens het kabinet-Cals fractievoorzitter. Verwekte opschudding met een veelvuldig verspreide brief over het huwelijk van prinses Beatrix. Toen Den Uyl hem was opgevolgd als fractievoorzitter weer 'gewoon' Tweede Kamerlid en ondervoorzitter van de Kamer. Stapte in 1971 over naar de Senaat, waarvan hij eveneens ondervoorzitter was. Enthousiast sportbeoefenaar.
     
  • 29. 
    Surinaamse staatsman, eerste president na de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. Voor alles onderwijzer en pedagoog. In 1950 promoveerde hij in Amsterdam op een pedagogische studie over Suriname. Statenlid en later minister-president voor de Nationale Partij Suriname. Daarna, na zes jaar in Nederland ambtenaar bij Onderwijs te zijn geweest, directeur bij tin-maatschappij Billiton. Vanaf 1968 was hij de laatste Gouverneur van Suriname. Na de staatsgreep van 1980 verliet hij Suriname, om er pas na het herstel van de democratie terug te keren. Actief op onderwijskundig en kerkelijk gebied. Zowel in eigen land als in Nederland zeer gerespecteerd.