Tweede Kamerfractie Liberale Unie (LU)

Deze fractie van de Liberale Unie (LU) was van 20 september 1905 tot 15 april 1921 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Daarvoor waren er diverse liberale 'Kamerclubs', zoals van de vooruitstrevende liberalen en van oud- en vrij-liberalen. In 1921 ging de fractie van de Liberale Unie op in die van de nieuwgevormde 'Vrijheidsbond"1. In 1905-1908 en 1913-1918 was de LU een regeringsfractie.

De fractie van de Liberale Unie telde veel juristen en vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Belangrijkste voorman was Goeman Borgesius2. Andere vooraanstaande leden waren Hubrecht3, Roodhuyzen4, Smeenge5, Van Doorn6 en Lieftinck7.

In de fractie zaten diverse oud-ministers, onder wie Jansen8, Lely9, Pierson10, Rink11, Eland12 en Fock13. Die laatste werd in 1917 Tweede Kamervoorzitter en bleef dat in de jaren 1918-1920 hoewel de Liberale Unie toen niet de grootste fractie had.

1.

Overzicht fractievoorzitters

fotonaam fractievoorzitteraanvang functieeinde functie
Pieter RinkP. Rink1918-09-181921-04-16
E.E. van RaalteE.E. van Raalte1917-04-241918-09-17
Th.H, de MeesterTh.H. de Meester1913-09-221917-03-30
H. Goeman BorgesiusH. (Hendrik) Goeman Borgesius1905-09-201913-09-17
 

Meer over

  • Liberale Unie14
  • Tweede Kamerfractie15

  • 1. 
    De Liberale Staatspartij ontstond in 1921 toen Liberale Unie, de Bond van Vrije Liberalen en enkele kleinere liberale partijen samengingen. Sinds 1921 was de LSP in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en vanaf 1922 in de Eerste Kamer. Tot februari 1938 voerde de partij als naam 'De Vrijheidsbond'. In 1946 ging de LSP op in de Partij van de Vrijheid. Daaruit ontstond in 1948 de VVD.
     
  • 2. 
    Vooraanstaand Gronings liberaal politicus, met grote politieke talenten. Pragmatisch ingesteld en gematigd vooruitstrevend. Was onderwijzer en hoofdredacteur van dagblad Het Vaderland. Vervolgens veertig jaar Tweede Kamerlid, waarvan vier jaar voorzitter. Gaf als Kamerlid de aanzet tot de arbeidsenquête van 1886. Leidde na 1893 de fractie van de vooruitstrevende liberalen in de Tweede Kamer. Bekwaam wetgever, die als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Pierson onder andere de Woningwet en de Gezondheidswet tot stand bracht. Formeerde in 1905 het kabinet-De Meester, maar nam daarin zelf geen zitting. Als Kamervoorzitter vermaard vanwege zijn versprekingen ('Curiname en Suraçau'). Hield als Kamerlid goed doorwrochte en vurige betogen, die meestal met veel belangstelling werden beluisterd.
     
  • 3. 
    Amsterdamse ondernemer die zeventien jaar Tweede Kamerlid was voor de Liberale Unie. Aanvankelijk leraar en directeur van een Handelsschool en daarna directeur van een telefoonmaatschappij, hotel en administratiekantoor. Als afgevaardigde voor een Amsterdams district sprak hij vaak over scheepvaartaangelegenheden. Was ook actief in de Amsterdamse Kamer van Koophandel en enige tijd gedeputeerde van Noord-Holland.
     
  • 4. 
    Voormalige onderwijzer uit Enkhuizen, die als afgevaardigde voor het liberale district Brielle in de Kamer kwam. Was daar een vooraanstaand liberaal onderwijs-woordvoerder en maakte als zodanig deel uit van de Pacificatiecommissie-Bos. Was tevens politiek hoofdredacteur van dagblad Het Vaderland en bijna vijftien jaar secretaris van de Liberale Unie. Harde werker en een geducht en gerespecteerd debater, die humor en satire regelmatig als wapens gebruikte. Voor hij Kamerlid werd, bestookte hij als commentator in de Enkhuizer Courant onder het pseudoniem Prins Joris onder meer het bewind van Abraham Kuyper.
     
  • 5. 
    Vooraanstaand liberaal politicus uit Drenthe, die bijna 50 jaar onafgebroken deel uitmaakte van het parlement en een nationale figuur werd. Als afgevaardigde voor Meppel pleitbezorger voor de belangen van de binnenschippers, waarvoor hij ook opkwam als voorzitter van de schippersvereniging Schuttevaer. Was verder actief op het gebied van het ambachtsonderwijs en in de Zuiderzee-vereniging. Populair Kamerlid in eigen provincie; zeer werkzaam en sociaal voelend. Joviaal en ongekunsteld in de omgang en uitstekend op de hoogte van wat er leefde in de Drentse samenleving. Zijn dochter was een bekend voorvechtster van vrouwenrechten en de moeder van Harm van Riel.
     
  • 6. 
    Vooraanstaand liberaal Tweede Kamerlid uit een conservatieve protestantse artistocratische familie. Was in Den Haag een bekend advocaat na burgemeester te zijn geweest in het Westland. Kwam na diverse mislukte pogingen in 1905 als onafhankelijk Unie-liberaal in de Kamer. Goed spreker, die zijn redevoeringen hield op de wijze waarop hij voor de balie zijn pleidooien hield. Had altijd 'het gehoor' van de Kamer. Sprak vaak over financiële en justitiële onderwerpen en over buitenlandse zaken. Conservatief op sociaal gebied en antiklerikaal. Interpelleerde in 1910 de regering over de door protestanten als beledigend opgevatte Borromeus-encycliek.
     
  • 7. 
    Rondborstig Tweede Kamerlid uit Friesland; later afgevaardigde voor het district Zutphen. Van huis uit dominee, maar qua uiterlijk meer een stoere zeekapitein. Hield zich in de Tweede Kamer vooral bezig met zaken als onderwijs en visserij. Stemde als enige liberaal in 1917 tegen de wijziging van het grondwettelijk onderwijsartikel. Antimilitarist en tegenstander van vermenging van geloof en politiek. Stond bekend om zijn grote rijkdom, zijn humor en zijn snedige interrupties. Tot op hoge leeftijd Kamerlid.
     
  • 8. 
    Ingenieur bij de Marine, die in het kabinet-Van Tienhoven minister van Marine was. Hij was meer technocraat dan politicus, maar steunde wel met overtuiging het kiesrechtvoorstel van Tak. Kwam in 1892 met een vlootplan, waardoor nieuwbouw bij de marine stelselmatiger plaatsvond dan voorheen. Werd in het kabinet-Pierson opnieuw minister en kwam toen met bouwplannen, die verder gingen dan die van zijn voorganger. Vanwege verzet in de Tweede Kamer daartegen trad hij al na een half jaar af. In 1905 keerde hij in de landspolitiek terug als liberaal Tweede Kamerlid voor een Haags district. Als Kamerlid sprak hij bijna alleen over de marine. Was ook enige jaren wethouder van Den Haag. Stille werker en beminnelijk man.
     
  • 9. 
    Krachtige en bekwame liberale minister, waterstaatkundig ingenieur en bestuurder. De man van de afsluiting en inpoldering van de Zuiderzee. Een wet daartoe bracht hij in 1918, zijn laatste jaar als minister, tot stand. Werd in 1891 tamelijk jong minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid in het kabinet-Van Tienhoven en leidde een staatscommissie over de Zuiderzee. Had als minister in het kabinet-Pierson ook een groot aandeel in het totstandkomen van de eerste sociale wetgeving (Ongevallenwet 1901) en bij de ontwikkeling van de mijnbouw in Limburg. Was behalve minister ook Tweede en Eerste Kamerlid, Gouverneur van Suriname en wethouder van Den Haag. Vlot en vaardig spreker met een hoge stem. Enige staatsman naar wie een gemeente is vernoemd.
     
  • 10. 
    Financieel en economisch deskundige die als minister met veel gezag sprak. Was afkomstig uit een Amsterdamse handels- en bankiersfamilie, die ook veel predikanten voortbracht. Behoorde tot de ethische richting in de Hervormde kerk. Hoogleraar economie in Amsterdam en daarna president van de Nederlandse Bank. Bracht als minister van Financiën in het kabinet-Van Tienhoven een belangrijke belastingherziening tot stand. Leidde later een kabinet dat bekend werd als 'kabinet van sociale rechtvaardigheid'. Nadien nog vier jaar liberaal Kamerlid voor het district Gorinchem. Stond als persoon bij velen hoog aangeschreven, vanwege zijn milde omgangsvormen, maar was politiek gezien wat naïef.
     
  • 11. 
    Onberispelijk geklede en gecoiffeerde Tielse advocaat, die tot de vooraanstaande liberalen in de eerste helft van de twintigste eeuw behoorde. Voorstander van kiesrechtuitbreiding. Kwam in 1891 in de Kamer, na in zijn woonplaats ook wethouder te zijn geweest. Was in het kabinet-De Meester minister van Binnenlandse Zaken. Keerde na zijn ministerschap in 1909 terug als afgevaardigde voor Hoogezand. Als liberaal fractieleider kwam hij na de spanningen in november 1918 met een motie waarin om maatschappelijke hervormingen werd gevraagd. Bleef tot zijn tachtigste Eerste Kamerlid. Uiterst hoffelijk politicus.
     
  • 12. 
    Bekwame en beminnelijke genie-officier, die er als minister van Oorlog in het kabinet-Pierson in slaagde de plaatsvervanging bij de dienstplicht af te schaffen. Zijn legerhervorming strandde echter, omdat de Tweede Kamer een kortere oefentijd wenste. Hij bleek toch meer technocraat dan staatsman te zijn. Was voor hij minister werd commandant van de Stelling van Amsterdam. Vanaf 1905 een niet zo opvallend, maar wel zeer plichtsgetrouw Tweede Kamerlid, zowel in de plenaire vergaderingen als in de afdelingen. Hield zich ook toen alleen met militaire zaken bezig. Bleef tot zijn 79ste lid.
     
  • 13. 
    Vooraanstaande liberale staatsman uit de eerste helft van de twintigste eeuw. Was advocaat en provinciebestuurder en kwam in 1901 voor een Rotterdams district in de Tweede Kamer. Had grote belangstelling voor koloniale vraagstukken en werd in het kabinet-De Meester minister van Koloniën. Keerde in 1913 terug in de Kamer na Gouverneur van Suriname te zijn geweest. In 1917 volgde hij Goeman Borgesius op als Kamervoorzitter. Dat ambt bekleedde hij met veel gezag en met strakke hand wist hij de vaak lastige communistische en links-socialistische afgevaardigden in de hand te houden. In 1921 Landvoogd van Nederlands-Indië en in dat ambt conservatief en vrij kleurloos. Bleef tot op hoge leeftijd politiek actief als partijvoorzitter en lid van de Eerste Kamer. Bekritiseerde toen zijn opvolger als Gouverneur-Generaal, De Graeff.
     
  • 14. 
    De Liberale Unie werd in 1885 opgericht. In de unie werden de liberale kiesverenigingen verenigd. Zij gold als gematigd vooruitstrevend, zeker nadat de conservatieve vleugel zich rond 1894 had afgescheiden. Tussen 1891 en 1901 domineerde zij de Nederlands politiek. Vooral het Unie-liberale kabinet-Pierson wist belangrijke (sociale) wetgeving tot stand te brengen, zoals de Ongevallenwet en de Woningwet.
     
  • 15. 
    Een Tweede Kamerfractie is een organisatie van Tweede Kamerleden die deel uitmaken van dezelfde politieke partij en die zowel op hoofdlijnen als bij deelonderwerpen in de Tweede Kamer standpunten bepaalt. Daarnaast worden in een fractie onderling de werkzaamheden verdeeld. Een fractie staat onder leiding van een fractievoorzitter. Tweede Kamerfracties hebben personeel in dienst, zoals voorlichters en beleidsmedewerkers.