Tweede Kamerfractie Vrij-Liberalen (Vrij-Liberalen)
De fractie van de Vrije Liberalen1 was van 20 september 1906 tot 15 april 1921 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Daarvoor waren er al zogenoemde oud- of vrij-liberalen2 als vertegenwoordigers van de behoudende vleugel van het liberalisme. In 1921 ging de fractie op in die van de nieuwgevormde "Vrijheidsbond3".
Prominente leden waren de fractievoorzitters Tydeman4 en Visser van IJzendoorn5, de oud-ministers De Beaufort6 en Van Karnebeek7 en de oud-secretaris-generaal van Justitie H.C. Dresselhuys8. In de fractie zaten relatief veel juristen en enkele vertegenwoordigers van de zakenwereld. De Vrij-liberaal Nierstrasz9 veroorzaakte in 1916 een incident10 in de Tweede Kamer.
In 1905-1909 was de Vrij-Liberale oud-minister jhr. J. Röell11 Tweede Kamervoorzitter.
foto | naam fractievoorzitter | aanvang functie | einde functie |
---|---|---|---|
A.C. Visser van IJzendoorn | 1916-11-08 | 1921-04-16 | |
M. (Map) Tydeman | 1906-09-00 | 1916-11-04 |
Meer over
- 1.Op 23 juni 1906 werd de Bond van Vrije Liberalen opgericht, hoewel er al sinds het einde van de jaren 1870 sprake was van oud-liberalen, later aangeduid als vrije liberalen. De conservatieve oud- of vrije liberalen stonden tegenover de gematigd vooruitstrevende Liberale Unie. Zij hielden grotendeels vast aan het negentiende-eeuwse economische liberalisme (laissez faire).
- 2.In de loop van de negentiende eeuw waren er steeds meer drie liberale stromingen te onderscheiden: een vooruitstrevende (vrijzinnig-democraten), een conservatieve (oud- of vrij-liberalen) en een middengroep, die zich in 1885 verenigde in de Liberale Unie. In de Kamers traden de oud-liberalen vrijwel zonder enige organisatie op en er was dus geen afzonderlijke fractie.
- 3.De Liberale Staatspartij ontstond in 1921 toen Liberale Unie, de Bond van Vrije Liberalen en enkele kleinere liberale partijen samengingen. Sinds 1921 was de LSP in de Tweede Kamer vertegenwoordigd en vanaf 1922 in de Eerste Kamer. Tot februari 1938 voerde de partij als naam 'De Vrijheidsbond'. In 1946 ging de LSP op in de Partij van de Vrijheid. Daaruit ontstond in 1948 de VVD.
- 4.In Tiel geboren advocaat die lange tijd liberaal afgevaardigde voor het gelijknamige district was. Woonachtig in Breda en schoolopziener in Brabant. Behoorde tot de oud-liberalen en werd later leider van de Bond van Vrije Liberalen, maar steunde in 1894 Tak van Poortvliet. In de Kamer vooral onderwijs- en defensiespecialist. Maakte in 1914 deel uit van de Pacificatiecommissie en verzette zich als één van de laatste liberalen tegen financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Rechtzinnige liberaal, die zich met volle overgave inzette voor de publieke zaak. Ondanks een zekere afstandigheid populair bij de kiezers in zijn district en in Tiel na zijn dood (hij overleed door een jachtongeval) geëerd met een borstbeeld.
- 5.Rechtsgeleerde en prominent vrij-liberaal Tweede Kamerlid. Na de advocatuur hoogleraar burgerlijk en handelsrecht in Leiden. Werd al op 32-jarige leeftijd Statenlid. In 1913 in het tot dan overwegend rechtse district Gorinchem tot Tweede Kamerlid gekozen. Bekend vanwege zijn uitspraak over het opheffen van de Eerste Kamer, waarover slechts de boden zouden treuren. Stemde in 1920 als enige liberaal tegen de Lager-onderwijswet van minister De Visser. Kon scherp uit de hoek komen, maar genoot toch de sympathie van zijn medeleden. Hield van gezelligheid en was vaak in de koffiekamer van de Kamer te vinden. Sprak met een Gorkums accent.
- 6.Hoffelijke en erudiete landman die veertig jaar actief was als conservatief-liberaal politicus. Had goede contacten met het koninklijk huis en was gelieerd aan voorname families. Aanvankelijk Tweede Kamerlid voor het district Tiel en later voor Amsterdam. Na in 1883 niet herkozen te zijn ook korte tijd Eerste Kamerlid. Als minister van Buitenlandse Zaken in het kabinet-Pierson organisator van de Haagse Vredesconferentie van 1899. Was in dat kabinet de enige conservatief-liberaal. Keerde in 1901 terug als gezaghebbend Tweede Kamerlid en was zeer gebeten op Abraham Kuyper en diens coalitiepolitiek. Werd in 1913 verrassend in het tot dan confessionele district Amersfoort gekozen. Liet interessante dagboeken na.
- 7.Onafhankelijke, oud-liberale politicus, die na een diplomatieke en ambtelijke loopbaan Commissaris van de Koning in Zeeland werd en later, in het kabinet-Heemskerk Azn., minister van Buitenlandse Zaken. Vanaf 1890 een actief Tweede Kamerlid. Stemde in 1900 als één van de weinige liberalen tegen de ontwerp-Leerplichtwet. Conservatieve edelman, die de komst van socialisten in de Kamer met lede ogen aanschouwde. Had als Kamerlid gezag, omdat hij doorwrochte redevoering hield en uitstekend kon formuleren. Keerde zich in 1913 tegen de vrijzinnige concentratie, omdat hij tegen het algemeen kiesrecht was. Zijn zoon was in het interbellum minister van Buitenlandse Zaken.
- 8.Liberale voorman in het interbellum, die afkomstig was uit een Culemborgse familie van industriëlen. Doorliep een ambtelijke carrière die eindigde als secretaris-generaal van Justitie. Kwam in 1916 als opvolger van Tydeman voor het district Tiel in de Tweede Kamer en bekleedde daarin al snel een vooraanstaande positie. Vanaf 1921 de leider van de nieuwgevormde Vrijheidsbond. Warm voorstander van de Volkenbond en actief in organisaties die zich richtten op vreedzame beslechting van conflicten. In de omgang joviaal, vlot en levendig; hem werd wel soms gebrek aan leiding verweten.
- 9.Gefortuneerde Amsterdamse reder en onafhankelijk opererend Tweede Kamerlid voor de Vrije Liberalen. Leeft voort als de man van het zgn. incident-Nierstrasz uit 1916, waarbij hij de voorgestelde financiële vergoedingsregeling voor Tweede Kamerleden in felle bewoordingen hekelde. Werd hierover door de andere Kamerleden en minister-president Cort van der Linden ernstig gekapitteld. Bood een dag later zijn excuses aan. Keerde in 1920 nog enige maanden terug in de Kamer.
- 10.De Grondwetswijziging over het kiesrecht in 1917 was op zich niet omstreden. Toch was er op 16 november 1916 bij de behandeling sprake van een ongekend tumult in de Tweede Kamer. Het liberale lid B. Nierstrasz, een rijke Amsterdamse directeur van een stoombootmaatschappij, keerde zich in scherpe bewoordingen tegen het opgenomen voorstel om de schadeloosstelling voor Tweede Kamerleden te verhogen naar f 3000 en een amendement om presentiegeld in te voeren. Daarmee zouden in zijn ogen beroepspolitici worden gekweekt, die niet het algemeen belang zouden behartigen. Hij stelde dat onafhankelijke zakenmannen in minder tijd meer zouden presenteren in het parlement.
- 11.Knap, evenwichtig liberaal jurist uit een vooraanstaande familie van bestuurders. Als oud-griffier van de Staten van Holland goed ingevoerd in het binnenlands bestuur en de waterhuishouding. In 1877 voor het district Utrecht tot Tweede Kamerlid gekozen en in de Kamer breed georiënteerd. Na zijn niet-verkiezing in 1886 Eerste Kamerlid. Trad daar verzoenend op in de schoolwetkwestie. Formeerde in 1894 een (gematigd liberaal) kabinet, dat met een nieuwe Kieswet een verdubbeling van het aantal kiezers tot stand bracht. Werd zelf minister van Buitenlandse Zaken. Keerde in 1901 terug in de Tweede Kamer. In 1909 niet herkozen, waardoor er ook een einde kwam aan zijn Kamervoorzitterschap. De laatste jaren van zijn leven vicepresident van de Raad van State. Lange, statige man.