Mislukte kabinetsformaties

Source: Parlement.com.

Na verkiezingen voor de Tweede Kamer of na val van een kabinet1 dient er een nieuw kabinet geformeerd te worden. Het doel van een formatie2 is om een kabinet te vormen dat samen beleid kan maken en kan rekenen op steun van een parlementaire meerderheid. In 2011 heeft de Tweede Kamer besloten om te pogen het formatieproces transparanter te maken. Dit deed ze door het benoemen van de (in)formateurs naar zich toe te trekken en dus niet langer aan het staatshoofd over te laten. Informateurs hebben als taak om te onderzoeken welke partijen mogelijk met elkaar een coalitie kunnen vormen.

Formateurs hebben de opdracht om het daadwerkelijke kabinet te vormen. Soms komt er voor de informateur nog een verkenner, die als taak heeft om een eerste inventarisatie te doen naar mogelijke coalities3 naar aanleiding van de verkiezingsuitslag.

In sommige gevallen zorgen verkiezingen niet voor enorme verschuivingen in de zetelverdeling. Soms blijft dezelfde partij de grootste, maar zijn coalitiepartners verkleind, zoals bij Rutte II, toen het CDA en de PVV kleiner werden, of bij Balkenende en II, toen de LPF kleiner werd. Dan moeten onderhandelingen gevoerd worden over het te vormen kabinet. Soms gaat dit snel, bijvoorbeeld bij Rutte II. 52 dagen na de verkiezingen was er een nieuw kabinet. Bij Rutte III duurde het een stuk langer. Toen zaten er 225 dagen tussen de verkiezingen en de benoeming van een nieuw kabinet. Hieronder een overzicht van mislukte pogingen om een kabinet te vormen.

Voorbeelden

Een bekend voorbeeld is het tweede kabinet-Den Uyl in 1977. Zeven maanden werd gepoogd een kabinet van PvdA, CDA en D66 te vormen onder leiding van Den Uyl. Er werd een programmatisch akkoord bereikt en ook over de verdeling van posten werden de onderhandelaars het eens. De formatie strandde op de personele invulling. In een paar weken formeerden CDA en VVD vervolgens het eerste kabinet-Van Agt4.

Eerdere voorbeelden van een mislukte formaties waren er in 1913, 1925/1926, 1935, 1939, 1967, 1977, 2003 en 2010.

In 1913 waren de confessionele partijen hun meerderheid kwijtgeraakt. Dit bracht koningin Wilhelmina5 ertoe om de voorman van de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB6), Dirk Bos7, te verzoeken om een kabinet te formeren dat bestond uit niet-confessionele partijen. De SDAP8 wees echter regeringsdeelname af. Dit deed ze op basis van het feit dat de partij niet met 'burgerlijke partijen' wilde samenwerken. Dit hield in dat ze niet wenste samen te werken met partijen die uit de burgerij voortkwamen. Bos gaf daarop zijn opdracht terug. De partijloze liberaal Cort van der Linden9 kreeg daarna de opdracht om een extraparlementair kabinet te vormen en dat deed hij. De SDAP zegde toe het kabinet te steunen, als het met voorstellen kwam voor algemeen kiesrecht en een staatspension. Die toezegging deed Cort van der Linden.

Contents

  1. Interbellum
  2. Vanaf 1945

1.

Interbellum

1925/1926

In 1925 viel het kabinet over de kwestie van het Vaticaanse gezantschap. Voor protestanten in de Kamer was het namelijk bezwaarlijk dat Nederland een diplomatieke vertegenwoordiging in Vaticaanstad zou hebben en voor de oppositie was het een mooie gelegenheid om het kabinet dwars te zitten. Nadat het kabinet-Colijn10 hierover in november 1925 was gevallen, begon een lange formatie.

Eerst werd de opdracht gegeven aan Henri Marchant11, die op dat moment leider was van de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB6). Marchant streefde naar een kabinet van RKSP, SDAP en VDB. Hij stelde aan het begin van zijn poging dat hij geen bezwaar had tegen het voortbestaan van de Nederlandse gezant in Vaticaanstad. De VDB had echter onder zijn leiding voor het opheffen van de Nederlandse gezant in Vaticaanstad gestemd. Daarom werd zijn opmerking vooral gezien als opportunisme. De Rooms-Katholieke Staatspartij (RKSP12) wilde evenmin samenwerken met de SDAP. Dat zou ze alleen 'in uiterste noodzaak' doen en dan ook niet alleen met de SDAP, maar met een derde partij. De uiterste noodzaak was er volgens de RKSP niet.

Vervolgens kreeg De Visser13 (CHU) een formatieopdracht. Dit mislukte eveneens. Daarna kreeg het oud-VDB-Tweede Kamerlid Limburg14 de opdracht om een extraparlementair kabinet te proberen te vormen. Na veel moeite had hij een kabinet bij elkaar gekregen, maar tijdens de constituerende vergadering bleek dat de kandidaat-ministers van de CHU wilden dat de Minister van Buitenlandse Zaken verantwoordelijk was voor het gezantschap. Dit zou inhouden dat de rest van het kabinet hier geen politieke verantwoordelijkheid voor zou dragen. Dit was voor de katholieke kandidaat-ministers niet te accepteren. Hiermee strandde deze poging dus ook.

Na deze poging werd aan de minister van Binnenlandse Zaken De Geer15 gevraagd om - in het geheim - nog een poging te ondernemen. Hij deed dit zonder medeweten van zijn kabinetsgenoten, inclusief Colijn16. Hem lukte het uiteindelijk om een 'zakenkabinet' te vormen.

1935

In 1935 slaagde de katholieke voorman Aalberse er niet om in een kabinet van RKSP, SDAP en VDB te formeren, nadat de katholieken een breuk hadden veroorzaakt in het tweede kabinet-Colijn17. Opnieuw wilden de katholieken alleen samen met de sociaaldemocraten regeren als daar tevens een derde partij bij betrokken zou zijn. De VDB onder leiding van Oud18, minister van Financiën in het kabinet-Colijn II, voelde daar toen niet voor. Het kabinet-Colijn keerde toen in iets gewijzigde samenstelling terug.

1939

In 1939 trachtte Colijn een vijfpartijenkabinet te formeren. Katholieken en vrijzinnig-democraten weigerden echter deelname. Het gevormde vijfde kabinet-Colijn19 werd toen alleen gesteund door antirevolutionairen, christelijk-historischen en liberalen. Het werd direct bij het eerste optreden in de Tweede Kamer naar huis gestuurd.

2.

Vanaf 1945

1967

Na de verkiezingen van 1967 waren de confessionele partijen hun meerderheid kwijtgeraakt. De PvdA had zichzelf buiten de onderhandelingen geplaatst, nadat KVP en ARP niet wilden toezeggen dat een centrumlinks of -rechts kabinet de voorkeur heeft. Informateur Zijlstra ging vervolgens onderhandelen met KVP20, ARP21, CHU22 en VVD. Hij stelde een kort document op hoofdlijnen vast en daarmee gingen drie partijen akkoord. Bij het ARP was er onrust over de samenwerking met de VVD en elf ARP-prominenten, onder wie Bas de Gaay Fortman keerde zich tegen de samenwerking.

Toen de VVD hoorde dat niet Zijlstra, maar Biesheuvel de beoogd premier was, sprak zij in eerste instantie haar veto uit. Biesheuvel was namelijk minister geweest in het centrumlinkse kabinet-Cals. Het lukte Louis Beel om de blokkade bij de VVD weg te nemen, waarna zij het ook snel eens werden over de postenverdeling. De personele invulling was uiteindelijk het struikelblok. Biesheuvel zag zich genoodzaakt om zijn opdracht terug te geven, omdat sommige van zijn kandidaten niet werden geaccepteerd. Hierna werd Piet de Jong formateur. Hem lukte het om in twee weken de formatie af te ronden.

1977

De grote regeringspartijen (PvdA en CDA) boekten winst bij de verkiezingen van 1977. De PvdA kwam op 53 zetels en het CDA op 49. Een tweede kabinet-Den Uyl leek voor de hand te liggen, maar Willem Aantjes, waarnemend fractievoorzitter van het CDA, merkte op de verkiezingsavond op dat dit nog niet vaststond. De dossiers die in het kabinet-Den Uyl voor moeilijkheden hadden gezorgd werden relatief snel uit-onderhandeld.

De formatie liep echter stroef op verschillende onderwerpen: het eerste onderwerp was de vermogensaanwasdeling, het tweede onderwerp was abortus en het derde onderwerp was de verdeling van ministersposten. Het liep uiteindelijk stuk op de personele invulling van de ministersposten. Na het mislukken van deze poging zou Dries van Agt23 (CDA) samen met Hans Wiegel24 (VVD) het eerste kabinet-Van Agt4 vormen.

2003

Na de verkiezing van 2003 leek het in eerste instantie qua uitslag het meest gepast om een kabinet van CDA-PvdA te proberen formeren. Het CDA was de grootste partij gebleven en de PvdA was de grote winnaar, van 23 naar 42 zetels. Het CDA had 44 zetels behaald bij de verkiezingen. Het was een felle campagne geweest tussen Jan-Peter Balkenende en Wouter Bos, waardoor de onderhandelingen vrij stroef verliepen. Het heetste hangijzer vormde de oorlog in Irak. Het CDA steunde het voorstel van de Amerikanen en Britten om het regime van Saddam Hussein te verdrijven, maar de PvdA stond hier sceptischer in.

Er was ook een drastisch verschil in inzicht tussen CDA en PvdA op financieel-economisch beleid. De onderhandelingen over het tempo van de bezuinigingen en de grote van de bezuinigingen verliep ook erg stroef. Toen de twee partijen er eindelijk uit waren en het voorstel naar het Centraal Planbureau gestuurd hadden, gaf het CPB een negatief advies. Heronderhandelen was geen optie, want de onderhandelingen waren al uiterst moeizaam verlopen. Het CDA zou uiteindelijk een coalitie vormen met VVD en D66

2010

Na de verkiezingen van 2010 werd er eerst gekeken naar de optie VVD, PvdA, D66 en GroenLinks. Deze optie werd in de media al snel Paars Plus genoemd. Mark Rutte (VVD) zag dit echter niet direct zitten vanwege de programmatische verschillen tussen de VVD en GroenLinks. Rutte had vanaf het begin af aan enkele punten die voor hem niet onderhandelbaar waren, zoals de hypotheekrenteaftrek. Er is een serieuze poging gedaan door de vier partijen om eruit te komen, maar uiteindelijk waren de eisen van de VVD een breekpunt voor de PvdA. Hierin speelde mee dat de achterban van de VVD geen voorkeur had voor deze coalitie en Rutte dus niet heel veel ruimte had.

Nadat dit mislukt was, wilde Maxime Verhagen (CDA) in eerste instantie proberen te formeren met de VVD en PvdA. Maxime Verhagen vond namelijk van regeren met de PVV niet wenselijk. Hij had al wel aangegeven op dit punt dat de PVV als gedoogpartner in een coalitie voor hem bespreekbaar was. De verschillen tussen VVD en PvdA waren echter nog steeds te groot, waardoor deze wens van Verhagen niet uitkwam.

Na deze mislukking was VVD, PVV en CDA nog een laatste optie, maar Maxime Verhagen vond dat het CDA in eerste instantie bescheidenheid paste. De VVD had negen zetels winst gehaald en de PVV vijftien. Het CDA had twintig zetels verloren. Uiteindelijk zou er toch een coalitie ontstaan van VVD en CDA met gedoogsteun van de PVV.

 

Jaartal

Betrokken partijen waarbij het niet lukte

191325

LU26/VL, VDB6, SDAP8

1925

RKSP12, SDAP, VDB

1939

ARP, CHU, LSP - Colijn V19 direct weggestuurd

194827

KVP, PvdA, VVD, CHU

195228

PvdA29, KVP20, ARP21, CHU22

195630

PvdA, KVP, ARP, VVD, CHU

196731

KVP, VVD, ARP, CHU (Biesheuvel)

197732

PvdA29, CDA33, D'66

200334

CDA, PvdA

201035

VVD, PvdA, D66, GroenLinks

2010

VVD, PvdA, CDA

201736

VVD, CDA, D66, GroenLinks

 

Meer over

  • Wetenswaardigheden kabinetsformaties37
  • Kabinetsformaties sinds 194538
  • Kabinetsformatie 197732

  • 1. 
    Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
     
  • 2. 
    Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
     
  • 3. 
    We spreken van een coalitie als twee of meer partijen in de Tweede Kamer het kabinet steunen. Dat is nodig omdat het kabinet het vertrouwen van de Tweede Kamer moet hebben om goed te kunnen functioneren. Dat noemt men het parlementair stelsel. De bewindslieden in een kabinet zijn afkomstig uit de partijen die de coalitie vormen. In Nederland worden meestal coalities gevormd met een ruime meerderheid in de Tweede Kamer.
     
  • 4. 
    Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
     
  • 5. 
    Dochter van koning Willem III, die al op haar tiende, aanvankelijk onder het regentschap van haar moeder, koningin werd. In september 1898 als koningin ingehuldigd en daarna vijftig jaar regerend vorstin. Haar regering kenmerkte zich lange tijd door een zekere afstandelijkheid tot de bevolking, maar in de Tweede Wereldoorlog werd zij uitermate populair. Nadat zij in de meidagen van 1940 noodgedwongen was uitgeweken naar Londen gaf zij haar rol als 'Moeder des Vaderlands' ten volle gestalte door het verzet via radio-toespraken te inspireren. Zag zichzelf als leidsvrouwe van een vernieuwd en verenigd volk. Nadat na de bevrijding bleek dat de oorlog niet de politieke vernieuwing had gebracht die zij had gewenst, deed zij afstand van de troon. Krachtige persoonlijkheid, godsdienstig en temperamentvol.
     
  • 6. 
    De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
     
  • 7. 
    Voorman van de vrijzinnig-democraten en in de jaren 1913-1916 leider van de vrijzinnige concentratie, het samenwerkingsverband met de drie liberale partijen. Onderwijzer, bankier en handelaar uit Oost-Groningen. Actief op velerlei maatschappelijke terreinen (onder andere het onderwijs, de middenstand en de kunsten). Vooraanstaand vrijzinnig-democratisch Tweede Kamerlid. Volgde in 1913 Drucker op als politiek leider van de VDB. Zijn poging in 1913 om een kabinet te vormen, waarvan ook sociaaldemocraten deel uitmaakten, strandde op de weigering van de SDAP. Als voorzitter van de Bevredigingscommissie speelde hij een belangrijke rol bij de wijziging van het onderwijshoofdstuk in de Grondwet. Overleed echter vóór hij de resultaten daarvan kon zien.
     
  • 8. 
    De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
     
  • 9. 
    Kleine, statige en beheerste geleerde, die door zijn premierschap tijdens de Eerste Wereldoorlog één van de belangrijkste staatsmannen van de twintigste eeuw werd. Progressief denkende Groningse jurist en hoogleraar. Zoon van een Tweede Kamerlid en zelf enige tijd plaatsvervangend griffier. Liberaal, maar geen partijman. Bracht als minister van Justitie in het kabinet-Pierson (1897-1901) belangrijke wetgeving tot stand onder andere over kinderrecht. Zijn kabinet bracht de Grondwetsherziening van 1917 tot stand, waarbij het algemeen mannenkiesrecht, de evenredige vertegenwoordiging en de financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs werden geregeld. Stond als premier boven de partijen en had zeer veel gezag. Kreeg vanwege zijn wijze beleid tijdens de Eerste Wereldoorlog nog tijdens zijn ministerschap de titel 'minister van staat'. Was na 1918 tot op hoge leeftijd staatsraad.
     
  • 10. 
    Dit eerste christelijke kabinet onder leiding van Hendrikus Colijn kwam al na drie maanden, in november 1925, ten val. Colijn was bij de verkiezingen als sterke man geafficheerd, nadat hij als minister van Financiën in het vorige kabinet een op bezuinigingen gericht financieel beleid had gevoerd. Ook in dit door hem geleide kabinet had hij de portefeuille Financiën.
     
  • 11. 
    Militante politiek leider van de vrijzinnig-democraten, die felle aanvallen op zijn tegenstanders niet schuwde. Was advocaat en wethouder in Deventer en werd in 1899 als links-liberaal naar de Tweede Kamer afgevaardigd. Was daar spoedig een geducht woordvoerder op talrijke beleidsterreinen en volgde in 1916 Dirk Bos op als fractievoorzitter. Zorgde in 1919 via een initiatiefwet voor de invoering van het vrouwenkiesrecht. Politieke tegenstander van Colijn, wiens kabinet hij in 1925 ten val bracht. Wist toen echter geen centrumlinks kabinet te vormen. Trad in 1933 evenwel als minister van Onderwijs toe tot het crisiskabinet-Colijn II. Kwam met een spellingsvereenvoudiging (spelling-Marchant). Nadat zijn positie in de VDB door zijn heimelijke overgang naar het katholicisme onhoudbaar was geworden, trad hij in 1935 af. Scherp debater, die gestileerde speeches hield. Had als bijnaam 'Le tigre neerlandais'.
     
  • 12. 
    De RKSP werd formeel op 3 juni 1926 opgericht als katholieke partij en was de voorloper van de KVP. Daarvoor waren de katholieken georganiseerd in de Algemeene Bond van RK-kiesverenigingen, die informeel ook al RKSP werd genoemd. Deze bond was in mei 1904 ontstaan. In de Tweede Kamer was in 1893 voor het eerst sprake van een RK-Kamerclub. Vanaf 1918 was er een RKSP-fractie. In Eerste Kamer kwamer er omstreeks 1922 een fractie.
     
  • 13. 
    Hervormd predikant en vooraanstaand CHU-politicus. Tegenstander van de doleantie en wars van scherpslijperij. Kwam in 1897 voor de kleine Christelijk-Historische Kiezersbond in de Tweede Kamer. In 1918 de eerste minister van Onderwijs in de twintigste eeuw. Voltooide met zijn Lager-Onderwijswet de onderwijspacificatie. Bracht ook andere belangrijke wetgeving tot stand, zoals de Nijverheids-onderwijswet. Keerde na zijn ministerschap in 1925 terug in de Kamer als fractievoorzitter van de CHU. Raakte in onmin met zijn partijgenoten nadat hij in 1926 (tevergeefs) een compromis had gezocht voor het gezantschap bij de Paus, en in 1929 omdat hij niet accepteerde dat niet hij maar zijn opvolger advies uitbracht bij de kabinetsformatie. Sociaal voelend en algemeen geacht staatsman. Begenadigd en veelgevraagd feest- en kanselredenaar.
     
  • 14. 
    Knappe en sympathieke jurist en gerenommeerde advocaat uit een joods middenstandsgezin, die als veelzijdig vrijzinnig-democratisch Tweede Kamerlid onder meer een initiatiefwet tot stand bracht over de toegang voor hbs'ers tot de universiteit. Werd in 1905 Kamerlid en wist zijn zetel daarna - soms met moeite - te behouden, onder andere via het rode district Schoterland. Was tevens ruim achttien jaar gedeputeerde van Zuid-Holland. Trad in 1916 terug als fractiesecretaris nadat Marchant, die veel militanter was dan hij, tot fractievoorzitter was gekozen. Slaagde er in 1926 net niet in een 'zakenkabinet' te formeren waarin hijzelf minister van Justitie zou worden. Deze formatiepoging leidde tot een breuk met zijn partij. Werd daarna staatsraad.
     
  • 15. 
    Dit kabinet kan worden getypeerd als een extraparlementair intermezzokabinet. Het werd gevormd na de snelle val van het kabinet-Colijn I. Er was geen directe band met partijen en er maakten zowel personen van links als rechts deel van uit. De ministers waren met uitzondering van kabinetsleider De Geer hoofdzakelijk afkomstig uit de bestuurlijk-ambtelijke wereld.
     
  • 16. 
    Antirevolutionair staatsman, die zijn loopbaan als officier in de binnenlanden van Indië begon. Korte tijd Tweede Kamerlid en als jong minister van Oorlog succesvol. Daarna directeur van een olieconcern. Zeer vermogend. In 1920 opvolger van Kuyper als leider van de ARP. Voerde in 1923-1926 als minister van Financiën een streng bezuinigingsbeleid. Tijdens de crisis van de jaren dertig minister-president. Predikte een beleid van aanpassing, waarbij salarissen en uitkeringen werden verlaagd. Hoffelijk in de omgang. Had ook internationaal goede contacten en gezag. Charismatisch spreker en krachtige persoonlijkheid, die zich het liefst met hoofdlijnen bezighield, maar zichzelf ook wel overschatte. Tamelijk opportunistisch en hard. Riep bij tegenstanders nogal wat weerstanden op. Reageerde soms impulsief, zoals in mei 1940 toen hij langdurige Duitse heerschappij leek te aanvaarden. Stierf in Duitse ballingschap.
     
  • 17. 
    Dit centrumrechtse kabinet moest het hoofd bieden aan de in 1929 uitgebroken economische crisis, die ook Nederland hard trof. Het kabinet koos voor een politiek van 'aanpassing'. De overheidsuitgaven werden verlaagd en de waarde van de (dure) gulden werd gehandhaafd. Wel zette het kabinet, ondanks de beperkte financiële middelen, werkgelegenheidsprojecten op. In 1935 was dertig procent van de beroepsbevolking werkloos.
     
  • 18. 
    Staatsman, geschiedschrijver, staatsrechtgeleerde en voorman van de VDB en de VVD. Begon zijn loopbaan als kandidaat-notaris en belastingontvanger en was al op jonge leeftijd een vooraanstaand en veelzijdig Tweede Kamerlid. Trad in 1933 met Marchant toe tot het crisiskabinet-Colijn en voerde als minister van Financiën een strak bezuinigingsbeleid. In 1938 burgemeester van Rotterdam (tot 1952). Na de oorlog korte tijd lid van de PvdA, maar voelde zich daarin toch niet thuis en richtte met Stikker in 1948 de VVD op. Werd daarvan de onbetwiste politieke leider. Sprak met een wat hoge, zachte stem, maar had in de Kamer veel gezag door zijn kennis van het staats- en parlementsrecht. Kon overigens ook vilein uit de hoek komen en gold als autoritair. Schreef standaardwerken over de parlementaire geschiedenis.
     
  • 19. 
    Het vijfde kabinet-Colijn werd buiten partijen om gevormd door Colijn, die volgens eigen zeggen de hem gegeven formatieopdracht had aanvaard als ware het een koninklijk bevel. De ministers kwamen uit ARP en CHU of waren partijloze liberalen. Het kabinet telde meer liberalen (vooral oud-Indische bestuurders) dan er in de Tweede Kamer zaten. Het werd echter direct bij zijn eerste optreden naar huis gestuurd.
     
  • 20. 
    De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
     
  • 21. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 22. 
    De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
     
  • 23. 
    CDA-voorman, jurist en premier van KVP-huize. Stond als hoogleraar strafrecht bekend als vernieuwingsgezind en bracht als minister van Justitie belangrijke wetten tot stand. Vicepremier in het kabinet-Den Uyl. Kwam in de kabinetten-Biesheuvel en -Den Uyl diverse malen in politieke problemen, onder meer door discussies over de vrijlating van de Drie van Breda, de abortuskwestie en de affaire-Menten. Werd in 1977 de eerste leider van het CDA en was daarna vijf jaar premier. Was toen de politieke tegenvoeter van PvdA-leider Den Uyl; even populair bij zijn achterban als verguisd door zijn tegenstanders. Stapte na de verkiezingen van 1982 op als politiek leider. Nadien Commissaris van de Koningin in Noord-Brabant en EG-ambassadeur. Relativeerde de politiek en zichzelf, maar was tactisch sterk. Formuleerde zorgvuldig en viel op door zijn kleurrijke en soms archaïsche taalgebruik.
     
  • 24. 
    Voorman en prominent lid van de VVD. Bevorderde in de periode 1971-1982 als (jeugdig) partijleider door een op de middengroepen en geschoolde arbeiders gerichte koers de groei van zijn partij. Zette zich sterk af tegen het kabinet-Den Uyl. Uitstekend debater en raspoliticus die optimaal gebruikmaakte van de media. Kon het goed vinden met CDA-leider Van Agt en werd in diens kabinet in 1977 vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken. Werd in 1982 commissaris van de Koningin in Friesland, maar bleef lang een vooraanstaande rol in zijn partij spelen. Stapte later over naar de organisatie van zorgverzekeraars en werd senator. Zijn tegenstem in de Eerste Kamer tegen het correctief referendum veroorzaakte in 1999 een korte kabinetscrisis. Hoffelijke man, die feitelijk vrij verlegen was en een afkeer had van scherpslijperij. Genoot graag van een goed glas en goede maaltijd.
     
  • 25. 
    Het liberale extraparlementaire kabinet-Cort van der Linden loodste Nederland door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en bracht de belangrijke Grondwetsherziening van 1917 tot stand. Hierdoor werden de kiesrecht- en schoolstrijd beëindigd. Het meerderheidsstelsel (districtenstelsel) werd vervangen door de evenredige vertegenwoordiging. Onder de negen ministers waren slechts twee oud-Kamerleden.
     
  • 26. 
    Deze fractie van de Liberale Unie (LU) was van 20 september 1905 tot 15 april 1921 in de Tweede Kamer vertegenwoordigd. Daarvoor waren er diverse liberale 'Kamerclubs', zoals van de vooruitstrevende liberalen en van oud- en vrij-liberalen. In 1921 ging de fractie van de Liberale Unie op in die van de nieuwgevormde 'Vrijheidsbond". In 1905-1908 en 1913-1918 was de LU een regeringsfractie.
     
  • 27. 
    De formatie 1948 draaide om de toetreding van VVD en CHU om zo tot een bredere meerderheid te komen die nodig was vanwege oplossing van de Indonesische kwestie. Formateur Beel (KVP) deed twee pogingen om een kabinet bestaande uit KVP, PvdA, CHU en VVD te vormen. Beide faalden, vooral omdat de PvdA niet in een parlementair kabinet met de VVD, vertegenwoordigd door voorman Stikker, wilde stappen.
     
  • 28. 
    Voor de verkiezingen had de VVD al aangegeven niets in een kabinet op brede basis te zien, waarna Drees zich richtte tot de ARP als vierde partij. Programmatisch kwamen de vier partijen, PvdA, KVP, ARP en CHU, snel tot overeenstemming. De verdeling van de portefeuilles duurde daarna nog bijna twee maanden.
     
  • 29. 
    De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
     
  • 30. 
    De verkiezingen van 1956 wezen op een voortzetting van de op dat moment zittende coalitie, plus de VVD. Perikelen rond de zetelverdeling en een aantal inhoudelijke kwesties zorgden ervoor dat deze formatie te boek kwam te staan als één van de langste uit de parlementaire geschiedenis.
     
  • 31. 
    Bij de verkiezingen van 1967 raakten de confessionele drie partijen (KVP, CHU en ARP) voor het eerst hun meerderheid kwijt, onder andere door de opkomst van Boerenpartij en nieuwkomer D'66. Ook de PvdA leed een gevoelig verlies. Demissionair premier Zijlstra kreeg een informatieopdracht en stelde een beknopt programma op, vooral met financiële punten. Vervolgens zette de PvdA zichzelf buitenspel, waarna de weg naar een kabinet open lag voor de KVP, VVD, ARP en CHU.
     
  • 32. 
    De kabinetsformatie uit 1977 was de tot dan langdurigste uit de geschiedenis. Ruim een half jaar (208 dagen) werd gepoogd een kabinet van PvdA, CDA en D66 te vormen ('het tweede kabinet-Den Uyl'), maar het wederzijdse wantrouwen tussen PvdA en CDA verhinderde dat. De PvdA wilde de verkiezingswinst 'vertaald' zien, het CDA wilde gelijkwaardigheid in het kabinet. Na de mislukking slaagden CDA en VVD er, onder leiding van informateur Van der Grinten, in betrekkelijk korte tijd (ongeveer een maand) in om een kabinet te vormen.
     
  • 33. 
    Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
     
  • 34. 
    Het kabinet-Balkenende II, met CDA, VVD en D66 als deelnemende partijen, kwam tot stand nadat een (eerste) poging om een kabinet van CDA en PvdA te formeren, was mislukt. Informateurs waren Piet Hein Donner en Frits Korthals Altes.
     
  • 35. 
    De kabinetsformatie van 2010 mondde uit in het minderheidskabinet-Rutte I dat werd gedoogd door de PVV. Dat gebeurde na een moeizame formatie, waarin pas op een (emotioneel) congres van het CDA het groene licht werd gegeven.
     
  • 36. 
    Deze formatie was met 225 dagen de tot dan langste formatie sinds de Tweede Wereldoorlog. De formatie 2017 stond aanvankelijk in het teken van vorming van een kabinet van VVD, D66, CDA en GroenLinks. Daartoe werden twee pogingen ondernomen, maar op 12 juni concludeerde informateur Tjeenk Willink dat een geschil over het migratiebeleid definitief een onoverkomelijk probleem opleverde.
     
  • 37. 
    Wat is er te zeggen over Kabinetsformaties in het verleden? Wat was bijvoorbeeld de meest langdurige, hoeveel partijen waren er meestal bij betrokken en wanneer mislukte de formatie?
     
  • 38. 
    In de periode 1945 tot en met 2024 zijn er zo'n 30 formaties geweest. Een formatie vindt in de regel elke vier jaar plaats, maar soms worden er nieuwe verkiezingen uitgeschreven na een val van een kabinet. Dit was bijvoorbeeld het geval in 1982 na de val van het kabinet-Van Agt II of in 2012 na de val van het kabinet-Rutte I.