Staatscommissie-Heemskerk (1883-1885)
Deze Staatscommissie werd op 11 mei 1883 ingesteld door het kabinet-Heemskerk1 en stond onder voorzitterschap van minister van Binnenlandse Zaken Heemskerk2. De commissie bracht op 25 januari 1884 haar eindverslag uit. Opdracht was onderzoeken welke bepalingen van de Grondwet moesten worden herzien.
Het eindverslag van de Staatscommissie was de basis voor een algehele herziening van de Grondwet van 18483. Er werd een compromis gevonden over uitbreiding van het kiesrecht, maar de commissie was verdeeld over de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs. Het werk van de commissie resulteerde in de algehele grondwetsherziening van 1887.
De commissie bestond uit 15 leden, onder wie voorzitter mr. J. Heemskerk Azn.
naam |
functie(s) |
politieke kleur |
---|---|---|
hoogleraar |
liberaal |
|
Tweede Kamerlid |
antirevolutionair |
|
J.W. Binkes |
marineofficier (schout-bij-nacht) |
partijloos |
hoogleraar |
liberaal |
|
Tweede Kamerlid |
liberaal |
|
Tweede Kamerlid |
liberaal |
|
Tweede Kamerlid, hoogleraar |
antirevolutionair |
|
Eerste Kamerlid |
liberaal |
|
Tweede Kamerlid |
Rooms-Katholieken |
|
Eerste Kamerlid |
liberaal |
|
Tweede Kamerlid, hoogleraar |
antirevolutionair |
|
J.M. van der Star |
generaal |
partijloos |
mr. B.D.H. Tellegen |
hoogleraar |
liberaal |
Eerste Kamerlid |
Rooms-Katholieken |
|
lid Raad van State |
liberaal |
Meer over
- 1.Dit conservatief-liberale kabinet wist in 1887 een grondwetsherziening tot stand te brengen, die leidde tot kiesrechtuitbreiding en de weg opende voor het oplossen van de onderwijskwestie en de legerorganisatie. Op andere gebieden, met name op financieel terrein, kon het kabinet niet veel bereiken. Behalve formateur Heemskerk waren de ministers geen van allen politieke figuren. Veel ministers moesten voortijdig het veld ruimen na parlementaire nederlagen.
- 2.Belangrijke negentiende-eeuwse politicus, die driemaal een bekwame minister van Binnenlandse Zaken was, met grote kennis van zaken. Aanvankelijk gematigd liberaal Tweede Kamerlid voor Amsterdam. Werd allengs conservatiever. Speelde een voorname rol in de conflictenperiode (1866-1868), waarbij kabinet en koning de strijd aanbonden met de Tweede Kamer. Was daarna enige tijd raadsheer in de Hoge Raad. Bracht in zijn tweede periode als minister belangrijke wetten tot stand zoals de Hoger-onderwijswet, de Hinderwet en de Spoorwegwet. In 1883 formateur en leider van een gematigd kabinet, die behendig de Grondwetsherziening verdedigde die de weg opende naar uitbreiding van het (mannen)kiesrecht. Hardwerkende pragmaticus met een conservatieve levenshouding. Politicus zonder partij, die bedaard en met milde humor optrad.
- 3.De Grondwetsherziening van 1848 legde de basis voor ons huidige stelsel van parlementaire democratie. Niet langer was de Koning, maar waren de ministers verantwoordelijk voor het beleid. De Tweede Kamer kreeg veel meer invloed en werd bovendien rechtstreeks - weliswaar voorlopig nog door een beperkte groep kiezers - gekozen.
- 4.Vooraanstaand jurist (volkenrecht) uit een vooraanstaande Joodse familie, die in 1911 de Nobelprijs voor de vrede won. Na zijn studie in Leiden advocaat en hoogleraar aan het Atheneum in Amsterdam. Als raadadviseur van het ministerie van Buitenlandse Zaken regelmatig deelnemer aan internationale conferenties en arbiter bij conflicten. Had veel bemoeienis met het internationale privaatrecht. Groot wetenschapper, organisator en bemiddelaar, die desondanks een bescheiden man bleef. Had eenentwintig jaar zitting in de Raad van State.
- 5.Negentiende-eeuws politicus, gezant en Tweede Kamervoorzitter na de winst van de rechtse coalitie in 1888. Telg uit een geslacht van Dordtse regenten; orthodox protestant. Was ambtenaar op Justitie en enkele malen Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen. Trad tamelijk zelfstandig op, waarbij hij tot de conservatieve vleugel kon worden gerekend. Dertien jaar gezant van de Zuid-Afrikaanse Boerenrepubliek; een functie die hij combineerde met het Kamervoorzitterschap. Voelde zich sterk verbonden met de calvinistische nakomelingen van Nederlanders in Zuid-Afrika. Klein en tenger en tamelijk ijdel en deftig. Liet zich als gezant graag met enige luister aandienen bij andere gezanten. Als bekwaam jurist maakte hij deel uit van diverse staatscommissies.
- 6.Voorname en invloedrijke liberale staatsrechtgeleerde, politiek commentator en publicist in de negentiende eeuw. Zoon van een rijke effectenmakelaar, die na de dood van zijn vader echter slechts met hulp van vrienden zijn studie kon voltooien. Na advocaat en provinciaal ambtenaar te zijn geweest in 1862 hoogleraar in Amsterdam en in 1864 in Leiden. Stond goed aangeschreven bij de studenten en leidde debatingsclubs. Vooral zijn artikelen in De Gids waren toonaangevend. Schreef een driedelig standaardwerk over de Grondwet en was nauw betrokken bij de Grondwetsherziening van 1887.
- 7.Gefortuneerde Groninger van katholieken huize wiens eerste beroep minister van Buitenlandse Zaken was. Als aanbeveling voor die benoeming gold behalve dat hij financieel onafhankelijk was, dat hij veel gereisd had en zeven talen sprak. Ging in 1866 in over van het kabinet-Thorbecke II naar het kortstondige kabinet-Fransen van de Putte. Werd daarna Tweede Kamerlid en in 1885 Kamervoorzitter. In 1891 werd hij nog Eerste Kamerlid. Zeer bevriend met de vooraanstaande Groningse liberale hoogleraar B.D.H. Tellegen en met Fransen van de Putte. Op latere leeftijd trouwde hij met de pleegdochter van laatstgenoemde.
- 8.Onderwijsinspecteur uit Utrecht die tien jaar Tweede Kamerlid voor het district Haarlem was. Maakte voor hij in de Kamer kwam deel uit van de Grondwetscommissie-Heemskerk. Behoorde tot de vooruitstrevende liberalen en was voorstander van kiesrechtuitbreiding en tegenstander van hoge defensie-uitgaven. Publiceerde vooral over onderwijsvraagstukken en voerde daarover ook regelmatig het woord in de Kamer. Sprak daarnaast ook onder meer over kiesrecht en Surinaamse zaken. Deed dat vaak op tamelijk geestige, wat plagerige wijze. Viel op door zijn 'dandy-achtige' kleding.
- 9.Utrechtse hoogleraar die tot de voormannen van de ARP behoorde. Doceerde Romeins recht en geschiedenis en later ook hebreeuws, arabische en oosterse letteren. Als politicus actief in de gemeenteraad van Utrecht en in Provinciale en Gedeputeerde Staten. Bekleedde ook vele functies op waterstaatkundig gebied. Was al actief tijdens de Aprilbeweging van 1853 en later als voorstander van christelijk onderwijs in het Anti-schoolwetverbond. IJverig publicist op het gebied van de rechtsgeschiedenis en de filosofie. Geleerd, maar eenvoudig en sympathiek, met een docerende betoogtrant.
- 10.Conservatief-liberale politicus in de tweede helft van de negentiende eeuw. Echte 'middenman', die vooral vanwege de onderwijspolitiek in het liberale kamp kwam. Aanvankelijk advocaat in Zwolle en later tevens schoolopziener in de arrondissementen Ommen en Kampen. In november 1866 werd hij door het district Zwolle tot Tweede Kamerlid gekozen. Nadat hij in 1879 zijn zetel had verloren aan een antirevolutionair werd hij gedeputeerde en daarna Eerste Kamerlid. Ruim twaalf jaar Senaatsvoorzitter. Actief als investeerder in landbouwkundige en handelsondernemingen. Ondanks zijn grote vermogen leefde hij eenvoudig en stond hij in hoog aanzien bij de Zwollenaren. Voorzichtig, scherpzinnig en onafhankelijk politicus. Sprak vrij gemakkelijk, maar met een zachte stem.
- 11.Vooraanstaand katholiek Tweede Kamerlid uit een bekend Gelders geslacht. Afgevaardigde voor het district Breda en later voor Nijmegen. Ageerde in 1871 tegen het schrappen van de gelden voor het gezantschap bij de Paus en was een belangrijk tegenstander van de onderwijswet in 1878. Is in die zin als één van de eerste politieke voormannen van de katholieken te beschouwen. Min of meer de leider van de katholieke fractie. Maakte deel uit van de Grondwetscommissie in 1883, maar overleed in 1884. Krachtig gebouwde man. Vaak en lang sprekend, met een doordringend basgeluid, en met de nodige gebaren.
- 12.Knap, evenwichtig liberaal jurist uit een vooraanstaande familie van bestuurders. Als oud-griffier van de Staten van Holland goed ingevoerd in het binnenlands bestuur en de waterhuishouding. In 1877 voor het district Utrecht tot Tweede Kamerlid gekozen en in de Kamer breed georiënteerd. Na zijn niet-verkiezing in 1886 Eerste Kamerlid. Trad daar verzoenend op in de schoolwetkwestie. Formeerde in 1894 een (gematigd liberaal) kabinet, dat met een nieuwe Kieswet een verdubbeling van het aantal kiezers tot stand bracht. Werd zelf minister van Buitenlandse Zaken. Keerde in 1901 terug in de Tweede Kamer. In 1909 niet herkozen, waardoor er ook een einde kwam aan zijn Kamervoorzitterschap. De laatste jaren van zijn leven vicepresident van de Raad van State. Lange, statige man.
- 13.Protestants politicus; voorman van de christelijk-historischen. Aristocratische, maar ook temperamentvolle Groninger die driftig kon reageren en zich soms zeer scherp uitliet tegen politieke tegenstanders. Stond echter wel open voor argumenten van anderen. Had een sterk juridische inslag bij de benadering van vraagstukken. Werd in 1879 Tweede Kamerlid voor de antirevolutionairen en bleef dat tot 1921 (onderbroken door een kort ministerschap in het kabinet-Mackay en enige jaren in de Eerste Kamer). Brak samen met Kuyper met de Hervormde Kerk, maar keerde zich later af van de antirevolutionaire voorman. Van 1884 tot een conflict in 1896 hoogleraar aan de VU. Voor- en nadien rechter. Als vooraanstaand, invloedrijk staatsman was hij tot op hoge leeftijd één van de belangrijkste adviseurs van koningin Wilhelmina.
- 14.Telg van een voorname Bossche familie, die vooral actief was op het gebied van het onderwijs. Na gemeentesecretaris van Den Bosch te zijn geweest vanaf 1857 inspecteur van het onderwijs in Brabant. In 1866 Tweede Kamerlid voor het district Tilburg. Toen hij in 1880 inspecteur van het lager onderwijs in Brabant, Limburg en Gelderland werd, verliet hij de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer waarvan hij vanaf 1883 lid was, was hij één van de voornaamste katholieke woordvoerders bij de behandeling van de herziening van de grondwettelijke onderwijsbepalingen.
- 15.Leerling van Thorbecke, die zijn leermeester in 1872 na diens dood opvolgde als leider van een kabinet. Zoon van een doopsgezinde predikant en broer van twee vooraanstaande geleerden. Was vooral actief in het provinciale bestuur van Noord-Holland, als gedeputeerde en griffier, en was daarna tien jaar Staatsraad. Als minister van Justitie zag hij zijn poging - in een reeks van vele - mislukken om een nieuwe Wet op de rechterlijke organisatie tot stand te brengen. Keerde na een kort Kamerlidmaatschap terug in de Raad van State en had daarin nog veertien jaar zitting. Was meer administrateur dan politicus.
- 16.Een grondwetscommissie houdt zich bezig met mogelijke Grondwetsherzieningen. Vaak is een grondwetscommissie een staatscommissie: een niet-permanent adviesorgaan dat bij koninklijk besluit wordt ingesteld door de regering.