Zittingsduur kabinetten
De zittingsperiode van een kabinet valt samen met de zittingsduur van de Tweede Kamer, namelijk vier jaar. Het is echter niet vanzelfsprekend dat alle kabinetten1 de rit tot het einde uitzitten. Bij een tussentijdse crisis wordt de Tweede Kamer ontbonden en komen er nieuwe verkiezingen. Op basis van de nieuwgekozen Tweede Kamer wordt een nieuw kabinet gevormd.
Het kan ook voorkomen dat na tussentijdse verkiezingen een kabinet de hele zittingsperiode van de Tweede Kamer uitzit. Dan kan het zelfs gebeuren dat een kabinet langer dan vier jaar achter de regeringstafel zit. Want reguliere Tweede Kamerverkiezingen worden altijd in mei gehouden. Als er dan na de val van een kabinet tussentijdse verkiezingen in het najaar zijn en het op basis van deze verkiezingen gevormde kabinet niet valt, zijn de eerstvolgende reguliere verkiezingen dus in mei vier en een half jaar later. Zo bepaalt artikel 64 lid 42 van de Grondwet dat zo'n periode niet langer dan vijf jaar mag zijn.
Het formatieproces3 in Nederland is vaak moeilijk, omdat voor een meerderheid in de Tweede Kamer4 vaak meerdere partijen nodig zijn. Hierdoor moeten partijen samenwerken die qua opvattingen van elkaar verschillen, wat leidt tot langdurige en uitgebreide onderhandelingen en wat ook invloed heeft op de zittingsduur van kabinetten.
Zittingsduur
Hieronder zijn de meest recente kabinetten en hun zittingsduur te zien. Het huidige kabinet-Rutte IV trad 10 januari 2022 aan en was van 7 juli 2023 tot 2 juli 2024 demissionair. Bij een kabinetscrisis5 is er sprake van een intern conflict binnen het kabinet of een conflict met de Eerste- of Tweede Kamer, hierbij kan het kabinet ten val komen.
Kabinet |
Dagen |
Bijzonderheden |
(Eventuele) val van kabinet |
---|---|---|---|
337 |
voortijdig gevallen |
||
904 |
voortijdig gevallen |
||
1537 |
voortijdig gevallen |
||
1816 |
gehele periode |
||
753 |
voortijdig gevallen |
Hieronder een volledig overzicht van de zittingsduur van de kabinetten na de Tweede Wereldoorlog. Bij een kabinetscrisis5 is er sprake van een intern conflict binnen het kabinet of een conflict met de Eerste of Tweede Kamer, hierbij kan het kabinet ten val komen.
Kabinet |
Dagen |
Dagen in functie |
Bijzonderheden |
Kabinetsval |
---|---|---|---|---|
337 |
voortijdig gevallen |
|||
904 |
544 |
voortijdig gevallen |
||
1537 |
1177 |
voortijdig gevallen |
||
1816 |
1591 |
gehele periode |
||
753 |
557 |
voortijdig gevallen |
||
1330 |
1097 |
voortijdig gevallen, voortgezet zonder PvdA |
||
230 |
138 |
nieuw gevormd tussenkabinet |
||
1137 |
1130 |
tussentijdse crisis (200517), voortijdig gevallen |
||
309 |
87 |
voortijdig gevallen |
||
1449 |
1352 |
tussentijdse crisis (199921), kort voor verkiezingen gevallen |
||
1442 |
1353 |
gehele periode |
||
1748 |
1637 |
gehele periode |
||
1212 |
1024 |
voortijdig gevallen |
||
1347 |
1294 |
gehele periode |
||
159 |
102 |
nieuw gevormd tussenkabinet |
||
261 |
244 |
tussentijdse crisis, voortijdig gevallen |
||
1361 |
1253 |
gehele periode |
||
1683 |
1411 |
kort voor verkiezingen gevallen |
||
274 |
112 |
nieuw gevormd tussenkabinet |
||
400 |
382 |
voortijdig gevallen |
||
1553 |
1484 |
gehele periode |
||
134 |
85 |
nieuw gevormd tussenkabinet |
||
588 |
549 |
voortijdig gevallen |
||
631 |
584 |
voortijdig gevallen |
||
1527 |
1457 |
tussentijdse crisis, gehele periode |
||
147 |
80 |
nieuw gevormd tussenkabinet |
||
800 |
789 |
voortijdig gevallen |
||
1503 |
1380 |
tussentijdse crisis, gehele periode |
||
536 |
467 |
nieuw gevormd tussenkabinet |
||
951 |
900 |
voortijdig gevallen |
||
766 |
735 |
einde door grondwetsherziening |
||
373 |
336 |
einde door verkiezingen |
-
*N.B. Eventuele tussentijdse breuken in het kabinet zijn niet opgenomen in de bovenstaande cijfers.
Hieronder een volledig overzicht van de langstzittende kabinetten na de Tweede Wereldoorlog.
Kabinet-Rutte II (2012-2017): 1816 dagen
Het kabinet-Rutte II is het langstzittende kabinet sinds de Tweede Wereldoorlog. Dit kabinet bestond uit de partijen VVD55 en PvdA56. De belangrijkste doelstellingen van het kabinet waren het op orde brengen van de overheidsfinanciën, het eerlijk verdelen van lasten en het zorgen voor duurzame groei van de economie.
Kabinet-Lubbers III (1989-1994): 1748 dagen
Het kabinet-Lubbers III werd gevormd door de partijen CDA57 en PvdA. Het kabinet streefde naar sociale vernieuwing na jaren van bezuinigen. Er waren echter nog steeds bezuinigingen en ingrepen in de sociale zekerheid nodig, vooral door het grote beroep dat op de Wet op de arbeidsongeschiktheid58 (WAO) werd gedaan.
Kabinet-Den Uyl (1973-1977) : 1683 dagen
Dit kabinet werd gevormd door de linkse partijen PvdA, D6659 en PPR60 samen met de christendemocratische partijen KVP61 en ARP62. Het kabinet had veel ambities, maar kon die nauwelijks waarmaken. De verhoudingen in de coalitie waren moeizaam, maar pas twee maanden voor de verkiezingen kwam er een breuk.
Hieronder een volledig overzicht van de kortstzittende kabinetten na de Tweede Wereldoorlog.
Kabinet-Van Agt II (1981-1982): 261 dagen
Het kabinet-Van Agt II werd gevormd door de partijen CDA, PvdA en D66. Financieel-economische problemen zorgden voor grote spanningen binnen dit kabinet, waardoor het kabinet nauwelijks aan regeren toekwam. Acht maanden nadat de PvdA een grote verkiezingsnederlaag had geleden tijdens de Statenverkiezingen63 viel het kabinet vanwege een conflict over bezuinigen30. De PvdA-bewindslieden dienden hun ontslag in.
Kabinet-Balkenende I (2002-2003): 309 dagen
Het kabinet-Balkenende I bestond uit de partijen CDA, VVD en nieuwkomer LPF64. Vanwege de enorme verkiezingswinst van deze partij was de vorming van een kabinet zonder deze partij onmogelijk. Uiteindelijk zorgden continue spanningen in de LPF en een zich spoedig openbarende verstoorde relatie tussen vicepremier Bomhoff65 en minister Heinsbroek66 op 15 oktober tot de aanzegging door minister De Boer67 dat beide ministers moesten terugtreden. Voordat zij daartoe hadden besloten, zegden de fractievoorzitters van CDA en VVD op 16 oktober het vertrouwen in het kabinet op.
Hieronder een volledig overzicht van de overgangskabinetten na de Tweede Wereldoorlog.
Kabinet-Zijlstra (1966-1967): 134 dagen
Het kabinet-Zijlstra was een overgangskabinet dat het gevallen kabinet-Cals39 gedurende de periode 1966-1967 opvolgde. Belangrijkste doel van het kabinet was het uitschrijven van vervroegde Tweede Kamerverkiezingen en het afhandelen van lopende zaken, zoals de voorbereiding van de begroting voor 1967. Verder heeft het kabinet de omroepkwestie geregeld door aanvaarding in beide Kamers van de Omroepwet.
Kabinet-Beel II (1958-1959): 147 dagen
Kabinet-Beel II was een overgangskabinet met als voornaamste taak de Tweede Kamer te ontbinden en Tweede Kamerverkiezingen uit te schrijven. Het kabinet bestond uit de partijen KVP, ARP en CHU68.
Kabinet-Van Agt III (1982): 159 dagen
Dit minderheidskabinet van CDA en D66 was een overgangskabinet, dat als voornaamste taken had het uitschrijven van verkiezingen en het voorbereiden van de begroting 1983.
Meer over
- 1.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 2.1. Elk der kamers kan bij koninklijk besluit worden ontbonden.
- 3.Na elke Tweede Kamerverkiezing, of soms na de val van een kabinet, begint het proces van de formatie van een nieuw kabinet. Doel van de kabinetsformatie is een kabinet te vormen dat enerzijds kan rekenen op steun van de meerderheid van de Tweede Kamer en anderzijds tot een gezamenlijk beleid kan komen. De Grondwet is vrij bescheiden wat betreft de kabinetsformatie. Slechts de artikelen 43 en 48 van de Grondwet spreken over de vorming van een kabinet: ministers en staatssecretarissen worden bij koninklijk besluit benoemd.
- 4.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 5.Een kabinet kan vanwege een intern conflict of door een conflict met Tweede Kamer of Eerste Kamer ten val komen. Bij interne conflicten kan worden gedacht aan een meningsverschil tussen ministers over een te nemen maatregel of over een wetsvoorstel dat in behandeling is.
- 6.Dit kabinet van PVV, VVD, NSC en BBB trad op 2 juli 2024 aan. Formateur was staatsraad Richard van Zwol (CDA) en minister-president de partijloze oud-topambtenaar Dick Schoof.
- 7.Hoewel het kabinet-Schoof al vele interne crises had gekend, waarvan een deel opgelost en een deel nog open, was asielmigratie de directe reden voor de val van het kabinet. Daarom bood minister-president Dick Schoof op 3 juni 2025 het ontslag van het kabinet aan.
- 8.Dit kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie kwam na de langste formatie sinds de Tweede Wereldoorlog tot stand. Negen maanden na de verkiezingen van 17 maart 2021 en bijna een jaar na de ontslagneming van het kabinet-Rutte III stond er een nieuw kabinet op het bordes. Premier Mark Rutte leidde voor de vierde keer een kabinet.
- 9.Als gevolg van onenigheid binnen het kabinet over een pakket maatregelen om de asielinstroom te beperken, bood minister-president Mark Rutte op 7 juli 2023 het ontslag aan van alle ministers en staatssecretarissen van kabinet-Rutte IV.
- 10.Dit kabinet werd door VVD en PvdA gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012. VVD-leider Mark Rutte werd voor de tweede keer premier. Onder leiding van informateurs Wouter Bos en Henk Kamp wisten de coalitiepartijen hun grote onderlinge verschillen te overbruggen. De formatie van het kabinet-Rutte II was één van de snelste kabinetsformaties ooit.
- 11.Dit minderheidskabinet van VVD en CDA werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen 2010 en trad op 14 oktober 2010 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende IV. Voor een meerderheid in de Tweede Kamer sloten de regeringspartijen een gedoogakkoord met de PVV. VVD-leider Mark Rutte werd de eerste premier van VVD-huize.
- 12.Op zaterdag 23 april 2012 kwam het kabinet-Rutte I ten val, nadat de besprekingen in het Catshuis over verdere bezuinigingen waren mislukt. Over de inhoudelijke redenen was strikt genomen niets bekend, omdat wekenlang in beslotenheid was vergaderd. Het leek er op dat de onderhandelaars van VVD, CDA en PVV het eens waren geworden over een bezuinigingspakket van € 14,4 miljard. Dat bleek echter niet het geval.
- 13.Dit kabinet werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. Het was tot 23 februari 2010 een coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie en daarna van CDA en CU. Het trad op 22 februari 2007 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende III. Motto van het kabinet was 'Samen werken, samen leven'.
- 14.In de vroege ochtend van 20 februari 2010 wist het vierde kabinet-Balkenende geen overeenstemming te bereiken over eventuele voortzetting van de Nederlandse militaire activiteiten in de Afghaanse provincie Uruzgan. De ministers van PvdA wilden negatief antwoorden op een verzoek van de NAVO voor verdere activiteiten na 2010. Toen de meerderheid van het kabinet anders besloot, konden de PvdA-ministers dat niet voor hun rekening nemen en kondigden zij aan ontslag te nemen. De ministers van CDA en ChristenUnie zagen daarin aanleiding om hun portefeuille, functies en ambt ter beschikking te stellen.
- 15.Dit minderheidskabinet van CDA en VVD werd niet gevormd na verkiezingen, maar direct na de val van het kabinet-Balkenende II. Nadat de D66-bewindslieden uit dat kabinet gestapt waren, werden de twee opengevallen ministersposten opgevuld door andere leden van het kabinet. In plaats van aan het rompkabinet van CDA en VVD een demissionaire status toe te kennen werd missionair overgangskabinet gevormd.
- 16.Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 werd het kabinet-Balkenende II gevormd. In dit kabinet werkten CDA, VVD en D66 samen. De CDA- en VVD-bewindslieden uit het voorgaande kabinet-Balkenende I keerden allen terug. Jan Peter Balkenende (CDA) werd wederom premier. Bijzonder waren het recordaantal van vijf vrouwen in het kabinet en het feit dat D66 voor het eerst aan een centrumrechts kabinet meedeed.
- 17.Op 22 maart 2005 kreeg het voorstel in tweede lezing tot het uit de Grondwet halen van de burgemeestersbenoeming geen tweederde meerderheid in de Eerste Kamer. Een dag later trad minister Thom de Graaf (Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties) af. Dit gebeurde zowel vanwege de geleden nederlaag als vanwege zijn gebrek aan vertrouwen in verwezenlijking van zijn kiesrechthervorming.
- 18.Op 30 juni 2006 bood minister-president Jan Peter Balkenende het ontslag aan van de bewindslieden van D66 en stelden hij en de overige bewindslieden hun portefeuilles ter beschikking. De D66-bewindslieden stapten op, nadat de D66-fractie een dag eerder het vertrouwen in minister Verdonk had opgezegd. De aanleiding van het conflict tussen D66 en minister Rita Verdonk was de gang van zaken rond het Nederlanderschap van VVD-Tweede Kamerlid Ayaan Hirsi Ali.
- 19.Na acht jaar 'paars' (de kabinetten Kok I en Kok II) trad in 2002 een centrumrechtse coalitie aan van CDA en VVD samen met nieuwkomer LPF (de Lijst Pim Fortuyn). De enorme winst van deze nieuwe partij (26 zetels) bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002 maakte een kabinet zonder deze partij bijna onmogelijk. CDA-leider Jan-Peter Balkenende werd de nieuwe premier.
- 20.Dit kabinet, in de wandelgangen veelal 'Paars II' genoemd, was een voortzetting van het kabinet-Kok I. Hoewel het kabinet het bijna de volle vier jaar uithield, verliep de samenwerking tussen PvdA, VVD en D66 minder soepel dan in de vorige kabinetsperiode. PvdA-leider Wim Kok werd voor de tweede keer premier.
- 21.In de nacht van 18 op 19 mei 1999 kreeg een wetsvoorstel tot invoering van de mogelijkheid voor een correctief referendum in de Eerste Kamer niet de vereiste tweederde meerderheid. Daarop bood het kabinet in de loop van 19 mei zijn ontslag aan. Vooral D66 was zeer ontstemd en teleurgesteld over de verwerping, omdat zij het referendum als één van haar 'kroonjuwelen' beschouwde.
- 22.Op 16 april 2002 boden de ministers en staatssecretarissen van het tweede kabinet-Kok hun ontslag aan naar aanleiding van het rapport van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (NIOD) over het bloedbad bij Srebrenica. In dit rapport werden de gebeurtenissen uiteengezet die in juli 1995 tot de moord door Serviërs op 7000 Bosnische mannen hadden geleid. Daarbij werd vooral ingegaan op de rol van het Nederlandse VN-bataljon (Dutchbat), dat de bevolking had moeten beschermen.
- 23.Aan dit eerste 'paarse' kabinet namen PvdA, VVD en D66 deel. Het werd op 22 augustus 1994 gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 1994. De kleur paars refereerde aan de vermenging van het rood van de PvdA en het blauw van de VVD. PvdA-leider Wim Kok, minister van financiën en vicepremier in het voorgaande kabinet-Lubbers III, werd premier.
- 24.In het derde kabinet-Lubbers werkte het CDA samen met de PvdA. De VVD, coalitiepartner van het CDA in het voorgaande kabinet-Lubbers II, belandde na de verkiezingen van 1989 in de oppositie. CDA-leider Ruud Lubbers werd voor de derde keer premier.
- 25.Dit kabinet was qua politieke samenstelling een voortzetting van het eerste kabinet-Lubbers. De coalitiepartijen CDA en VVD hadden bij de verkiezingen van 1986 hun gezamenlijke meerderheid in de Tweede Kamer behouden.
- 26.Op 3 mei 1989 kwam er een einde aan bijna zeven jaar samenwerking tussen CDA en VVD onder minister-president Ruud Lubbers. De VVD-fractie kon zich niet vinden in het door het kabinet genomen besluit over afschaffing van het reiskostenforfait.
- 27.Dit kabinet van CDA en VVD kwam tot stand na de verkiezingen van 1982. CDA-lijsttrekker Dries van Agt, premier van het voorgaande kabinet-Van Agt III besloot zich niet opnieuw kandidaat te stellen voor het premierschap. Premier namens het CDA werd daarom Ruud Lubbers.
- 28.Na de val van het kabinet-Van Agt II werd dit minderheidskabinet van CDA en D'66 gevormd. CDA-leider Van Agt bleef premier. De posten die waren opengevallen na het vertrek van de PvdA-bewindslieden, werden opgevuld vanuit de gelederen van de overgebleven coalitiepartners.
- 29.Dit kabinet van CDA, PvdA en D'66 werd gevormd na de verkiezingen 1981. CDA-leider Dries van Agt werd voor de tweede keer premier, net als bij het voorgaande kabinet-Van Agt I. PvdA-leider Joop den Uyl werd vicepremier en minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De toevoeging 'Werkgelegenheid' onderstreepte zijn centrale rol bij een actief werkgelegenheidsbeleid.
- 30.Op 12 mei 1982 kwam er een einde aan het acht maanden eerder gevormde tweede kabinet-Van Agt. De directe aanleiding van de kabinetscrisis was onenigheid over het financieel-economisch beleid. De coalitiepartijen wisten geen overeenstemming te bereiken over bezuinigingen en de financiering van het werkgelegenheidsbeleid. De PvdA-ministers stelden daarop hun portefeuilles ter beschikking.
- 31.Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
- 32.Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
- 33.Op 22 maart 1977 viel het kabinet-Den Uyl. Het conflict ontstond in het kabinet, maar vond zijn oorsprong in de Tweede Kamer. Door de fracties van KVP en ARP waren namelijk amendementen ingediend op wetsvoorstellen inzake de grondpolitiek.
- 34.Het tweede kabinet-Biesheuvel was op 9 augustus 1972 de voortzetting van het eerste kabinet-Biesheuvel, maar zonder DS'70. Het kabinet kon worden beschouwd als een overgangskabinet tot de verkiezingen in november 1972.
- 35.Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
- 36.Op 20 juli 1972 viel nogal onverwacht - althans voor de buitenwereld - het een jaar eerder gevormde kabinet-Biesheuvel. De ministers van DS'70 (Drees jr. en De Brauw) konden zich niet verenigen met het voorgestelde financieel-economische beleid.
- 37.Het kabinet-De Jong regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig. Er was tijdens deze kabinetsperiode veel onrust in de maatschappij onder meer als gevolg van de democratiseringsgolf bij universiteiten en hogescholen. Ook vrouwen, dienstplichtigen en werknemers vroegen om hervormingen en in 1970 was er een groot loonconflict met de vakbeweging.
- 38.Dit kabinet van KVP en ARP was een overgangskabinet. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Cals. Minister-president Zijlstra was afkomstig uit de ARP. Het kabinet trad aan op 22 november 1966.
- 39.Dit centrumlinkse kabinet van KVP, PvdA en ARP was het eerste sinds 1958 met de sociaaldemocraten. Minister-president was KVP-leider Jo Cals. Zijn kabinet volgde het kabinet-Marijnen op, zonder dat er tussendoor verkiezingen werden gehouden. Het kabinet-Cals stond bekend als 'kabinet van sterke mannen' en had bij zijn aantreden op 14 april 1965 veel ambities.
- 40.Het slot van de algemene beschouwingen over de begroting voor 1967 in de nacht van 13 op 14 oktober 1966 staat bekend als de Nacht van Schmelzer. Het debat eindigde namelijk in de nachtelijke uren met de aanneming van een door KVP-fractievoorzitter Schmelzer ingediende motie, die door het kabinet-Cals tot motie van wantrouwen was verklaard. Die stemmingsuitslag leidde tot de val van het kabinet.
- 41.Het centrumrechtse kabinet-Marijnen was als voortzetting van het kabinet-De Quay te beschouwen. De coalitie van KVP, ARP, CHU en VVD behield na de Tweede Kamerverkiezingen van 1963 zijn meerderheid. Minister-president namens de KVP werd echter niet Jan de Quay, maar Victor Marijnen - in het vorige kabinet minister van Landbouw en Visserij.
- 42.Op 27 februari 1965 kwam er een voortijdig einde aan het in 1963 gevormde kabinet-Marijnen. De exacte geschilpunten bleven duister, maar duidelijk was wel dat de ministers in het kabinetsberaad geen overeenstemming hadden kunnen bereiken over het omroepbeleid. De vragen die daarbij speelden, waren: op grond van welke criteria moeten nieuwe omroeporganisaties worden toegelaten, en hoe moet het met reclame op de televisie.
- 43.Dit centrumrechtse kabinet van KVP, ARP, CHU en VVD kwam tot stand na de verkiezingen van 1959 als opvolger van het kabinet-Beel II. Het was het eerste naoorlogse kabinet zonder de PvdA. Minister-president De Quay kwam van de KVP. Het kabinet trad op 19 mei 1959 aan.
- 44.Op 23 december 1960 kwam het kabinet-De Quay ten val, nadat de Tweede Kamer een motie-Van Eibergen had aangenomen, waarin om de bouw van 5000 extra woningwetwoningen werd gevraagd. Minister Van Aartsen had aanneming van deze door zijn partijgenoot ingediende motie ontraden. Hij verbond daar zijn politieke 'lot' en daarmee het lot van het gehele kabinet aan.
- 45.Het kabinet Beel II was een overgangskabinet met als voornaamste taak de Tweede Kamer te ontbinden en Tweede Kamerverkiezingen uit te schrijven voor 1959. Het werd gevormd na de val van het kabinet-Drees IV en bestond uit ministers van de KVP, ARP en CHU.
- 46.Het kabinet-Drees IV was een coalitie van PvdA, KVP, ARP en CHU. Na de verkiezingen van 1956 zetten de partijen uit het kabinet-Drees III hun samenwerking voort. Het was het laatste van de rooms-rode kabinetten. Premier was PvdA-leider Willem Drees. Het kabinet trad aan op 13 oktober 1956.
- 47.Op 11 december 1958 kwam er een einde aan de Rooms-rode-coalitie onder leiding van minister-president Drees. De Tweede Kamer nam een door de KVP'er Lucas ingediend amendement aan waardoor enkele tijdelijke belastingverhogingen niet met twee, maar slechts met één jaar werden verlengd. Minister Hofstra (PvdA) van Financiën had het aannemen daarvan onaanvaardbaar verklaard.
- 48.Na de verkiezingen van 1952 kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees bestond uit ministers van de PvdA, KVP, ARP en CHU en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD, deel van het voorgaande kabinet-Drees II, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.
- 49.Op 17 mei 1955 kwam het derde kabinet-Drees ten val, nadat de ontwerp-Huurwet door de Tweede Kamer was verworpen. Het conflict was het gevolg van een zakelijk geschil tussen vrijwel de gehele Kamer en het kabinet over een huurverhoging en belastingverlaging. Daarnaast ging het om een conflict tussen de PvdA en de andere coalitiepartijen.
- 50.Dit kabinet van de PvdA, KVP, CHU, VVD en een partijloze minister was een voorzetting van het eerste kabinet-Drees. Wel verschenen op enkele ministeries nieuwe gezichten en kreeg de CHU één ministerspost extra. PvdA-leider Willem Drees werd wederom premier. De ARP kon zich vinden in het programma, maar behield een voorbehoud bij de uitwerking daarvan en leverde geen ministers.
- 51.Na de Tweede Kamerverkiezingen van 1948 kwam een coalitie van KVP, PvdA, CHU en VVD tot stand onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees. In het kabinet zaten naast de ministers uit de coalitiepartijen ook twee partijloze ministers. Er was geen formele binding van de fracties aan een regeringsprogramma, maar die hadden wel daarmee ingestemd. Het kabinet volgde vanaf 7 augustus 1948 het kabinet-Beel I op.
- 52.Op 23 januari 1951 viel het kabinet-Drees/Van Schaik, nadat de VVD-fractie met een motie van wantrouwen was gekomen, die was gericht tegen het regeringsbeleid inzake Nieuw-Guinea. Het feit dat de VVD die motie steunde, was voor VVD-minister Stikker reden om zijn ontslag aan te bieden, en dat leidde tot een kabinetscrisis.
- 53.Het eerste kabinet-Beel I werd gevormd na de verkiezingen van 1946, de eerste verkiezingen na de oorlog. Het bestond uit ministers van KVP en PvdA, alsmede drie partijloze bewindslieden en was de opvolger van het kabinet-Schermerhorn/Drees. Minister-president Beel was afkomstig uit de KVP. Het kabinet-Beel was het eerste van de rooms-rode kabinetten. Tot 1958 zouden KVP en PvdA blijven samenwerken als regeringspartijen.
- 54.Ruim een maand na de bevrijding benoemde koningin Wilhelmina dit eerste naoorlogse kabinet als opvolger van het oorlogskabinet-Gerbrandy III. Het kabinet-Schermerhorn/Drees bestond uit ministers van SDAP, CHU en RKSP, alsmede vijf partijloze ministers, van wie er later twee PvdA-lid werden. Minister-president Schermerhorn was afkomstig uit de kring van de VDB (later PvdA). Het kabinet trad op 25 juni 1945 aan.
- 55.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yesilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 56.De Partij van de Arbeid (PvdA) is een progressieve, sociaaldemocratische partij. De partij werd opgericht in 1946 als een voortzetting van de vooroorlogse Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), de Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) en de Christelijk-Democratische Unie (CDU). De PvdA trok samen met GroenLinks op en deed met een gezamenlijke lijst mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2023. Frans Timmermans leidt de gezamenlijke fractie in de Tweede Kamer.
- 57.Het Christen-Democratisch Appèl (CDA) is een christelijk geïnspireerde partij in het centrum van het politieke spectrum. Henri Bontenbal is momenteel politiek leider van het CDA. De partij werd opgericht op 11 oktober 1980 als fusie van Anti-Revolutionaire Partij (ARP), Christelijk-Historische Unie (CHU) en Katholieke Volkspartij (KVP).
- 58.De Wet op de Arbeidsongeschiktheid (WAO) werd in 1963 ingediend door kabinet Cals. De WAO is bedoeld voor werknemers die langdurig ziek of gehandicapt zijn en niet meer (volledig) in hunb onderhoud kunnen voorzien. De WAO moest arbeidsongeschikten een beter bestaan geven. Het wetsvoorstel was opgesteld op basis van adviezen van de Sociaal-Economische Raad (SER) en de Sociale Verzekeringsraad (SVR). De wet werd in 1966 tot stand gebracht door minister Veldkamp (KVP).
- 59.Democraten 66 (D66) is een hervormingsgezinde sociaal-liberale partij. De huidige politiek leider is Rob Jetten. De partij werd opgericht op 14 oktober 1966 door 44 'homines novi', waarvan er 25 eerder bij andere politieke partijen actief waren geweest. Belangrijkste initiatiefnemer en voorman (tot 1998) was de oud-journalist Hans van Mierlo.
- 60.De Politieke Partij Radikalen (PPR) was een radicaal-christelijke partij. De partij werd op 27 april 1968 opgericht door christenradicalen die zich hadden afgesplitst van vooral de Katholieke Volkspartij (KVP) en in mindere mate de Anti-Revolutionaire Partij (ARP). In 1991 fuseerde de PPR met CPN, EVP en PSP tot GroenLinks.
- 61.De KVP was een christendemocratische partij, die, hoewel zij voor iedereen openstond, vrijwel uitsluitend aanhang had onder de katholieken. De partij was in 1945 de opvolger van de vooroorlogse RKSP. In 1980 fuseerde zij met ARP en CHU tot het CDA. De KVP had met name in sommige streken (Limburg, Noord-Brabant, delen van Gelderland, Twente) een sterke machtspositie.
- 62.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 63.Om de vier jaar worden de leden van de Provinciale Staten gekozen op basis van evenredige vertegenwoordiging. Aan deze verkiezingen kunnen, naast de landelijke politieke partijen, ook provinciale partijen meedoen. De leden van Provinciale Staten kiezen eens in de vier jaar de Eerste Kamer. Dat doen ze kort nadat ze zijn aangetreden. De laatste Provinciale Statenverkiezingen waren op 15 maart 2023.
- 64.De Lijst Pim Fortuyn (LPF) werd opgericht in 2002 na de breuk tussen de lijsttrekker Pim Fortuyn en de partij Leefbaar Nederland. De oorzaak van de breuk was een aantal ongelukkig gekozen uitspraken in De Volkskrant door Fortuyn. De partij heette officieel: Politieke Vereniging Lijst Pim Fortuyn. Op 6 mei 2002 werd de politiek leider van de partij, Pim Fortuyn, vermoord. Desondanks maakte de LPF samen met CDA en VVD deel uit van het kabinet Balkenende I.
- 65.Econoom die namens de LPF in het eerste kabinet-Balkenende minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en viceminister-president was. Kwam uit een 'rood' Leids gezin en was een kritisch columnist. Zette zich als hoogleraar in voor instelling van een economisch onderzoeksinstituut (Nyfer) dat de concurrentie moest aangaan met het Centraal Planbureau. Erudiet, maar ook overtuigd van eigen gelijk, wat soms aanleiding was tot irritatie bij anderen. Toen zijn collega-minister Heinsbroek met steun van fractievoorzitter Wijnschenk zijn positie als LPF-vicepremier leek aan te willen tasten, leidde dit tot spanningen en conflicten in de LPF. Dit had uiteindelijk beider vertrek tot gevolg. CDA en VVD bewerkstelligden daarna de val van het kabinet. Keerde daarna terug naar de wetenschap.
- 66.Flamboyante zakenman, die fortuin maakte in de platenindustrie en die door LPF-voorman Ferry Hoogendijk werd gevraagd voor het ministerschap. Zoon van een manager uit de distilleerderijbranche. Na een diplomatieke opleiding koos hij voor een loopbaan in de platenbusiness, die eindigde als directeur van Arcade. Daarna handelaar in eigendomsrechten. Als minister van Economische Zaken in het kabinet-Balkenende I wilde hij doorbreking van Haagse gewoonten. Dat leverde hem in sommige kringen populariteit op, waarna hij zich opwierp als nieuwe LPF-leider. Dit leidde tot een conflict met LPF-vicepremier Bomhoff en uiteindelijk tot beider gedwongen aftreden. Zag daarna af van een verdere politieke loopbaan.
- 67.Rotterdams VVD-lid dat namens de LPF in het kabinet-Balkenende I minister van Verkeer en Waterstaat was. Na een officiersopleiding bij het Korps Mariniers werkzaam in de sector van het scheepvaartvervoer, onder meer als directeur van Lehnkering en EWT Holding. In 2001-2002 was hij voorzitter van de Kamer van Koophandel van Rotterdam. Zakelijk optredend minister, die ook bij de oppositie waardering ondervond. Na het aftreden van de LPF-ministers Bomhoff en Heinsbroek was hij (vanaf oktober 2002) tevens viceminister-president. Was na zijn ministerschap onder meer voorzitter van een organisatie van wegvervoerders, KNV en enige maanden wethouder in Rotterdam.
- 68.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 69.Wat is er te zeggen over de naoorlogse kabinetten, bijvoorbeeld over het aantal vrouwen, de gemiddelde leeftijd, of het aantal hoogleraren? Welk kabinet bleef het langste zitten en welke viel binnen enkele weken? Een aantal interessante wetenswaardigheden op een rijtje.