Wiegel: veertig jaar Haags politicus

20 april 2007, column Bert van den Braak

Op 18 april 1967 werd Hans Wiegel Tweede Kamerlid voor de VVD. Hij was toen met 25 jaar het tot dan toe jongste Kamerlid. Wiegel, zoon van een Amsterdamse meubelmaker, was in 1965 voorzitter van de JOVD geworden. Hij brak zijn studie politicologie af toen hij Kamerlid werd. In de Kamer werd hij woordvoerder volkshuisvesting. Vooral het huurbeleid zorgde voor pittige debatten, waarbij de jonge PvdA-woordvoerder Hans van den Doel1, de enige vertegenwoordiger van Nieuw Links, en Wiegel vaak tegenover elkaar stonden. Een tweede onderwerp waar hij geregeld over sprak, was staatkundige vernieuwing. In tegenstelling tot de ook in 1967 tot de Haagse politiek toegetreden Hans van Mierlo en Ed van Thijn voelde hij weinig voor veranderingen in het staatsbestel.

Na de formatie van het kabinet-Biesheuvel2 volgde de 30-jarige Wiegel - opnieuw als jongste tot dan toe - Geertsema3 op als fractievoorzitter. Zijn vaardigheden als debater en zijn politieke gevoel waren reden om hem als jongeling met het fractievoorzitterschap te belasten. Zijn voornaamste concurrent, Henk Vonhoff4, werd staatssecretaris. Wiegels positie was aanvankelijk echter nog allerminst onomstreden. In de aanloop van de verkiezingen van 1972 dreigde een interne coup, die hij met hulp van zijn politieke peetvader Harm van Riel5 onschadelijk wist te maken.

Bij de verkiezingen van 1972 leidde Wiegel de VVD naar een overwinning. Met 22 zetels werd het beste resultaat tot dan (uit 1959) overtroffen. Het bleek echter een 'overwinningsnederlaag' te zijn, want door het verlies van de christendemocraten was voortzetting van het kabinet-Biesheuvel onmogelijk. In mei 1973 trad het linkse kabinet-Den Uyl6 aan. Dat kabinet bood Wiegel uiteraard volop kansen zich te manifesteren als oppositieleider en hij werd tolk van iedereen die links verafschuwde. Zijn felle toon was overigens spoedig voor zijn voorganger Geertsema reden om zorgen uit te spreken en ook Vonhoff bekritiseerde Wiegel. Beiden vreesden dat de liberalen zich langere tijd buitenspel zouden zetten door de christen-democraten van zich te vervreemden. Die vrees kwam in 1977 niet uit; al lag dat vooral aan de PvdA. Wiegels finest hour kwam toen, na maandenlange onderhandelingen tussen CDA, PvdA en D66, alsnog een combinatie CDA-VVD tot stand kwam, waarin hij vicepremier en minister van Binnenlandse Zaken werd.

Als vicepremier in het kabinet-Van Agt I7 bleef Wiegel politiek leider van zijn partij. Hij was er in die rol verantwoordelijk voor dat de VVD-bewindslieden in 1980 niet, net als minister van Financiën Andriessen8, het kabinet verlieten. Andriessen vond dat er meer bezuinigd moest worden, en hoewel de VVD het daarmee eens was, werd een breuk door Wiegel als een te groot risico beschouwd. Enige maanden later, toen een deel van de VVD-top weer aanstuurde op crisis, verhinderde Wiegel dat opnieuw.

De verkiezingen van 1981 bezorgden CDA en VVD een nederlaag, waardoor de coalitie haar meerderheid verloor en de VVD weer oppositiepartij werd. In mei 1982 verliet Hans Wiegel de landelijke politiek om Commissaris van de Koningin in Friesland te worden. Hij schoof de jonge Ed Nijpels9 naar voren als zijn opvolger. In 1995 keerde hij, na inmiddels topman van de ziektekostenverzekeraars te zijn geworden, terug als Eerste Kamerlid. Zijn tegenstem tegen het correctief referendum - geheel in lijn met zijn vroegere standpunten - bevestigde het beeld van hem als standvastig rechts-liberaal politicus.

In de jaren tussen 1982 en 1995 was Wiegel echter niet geheel weg. Hij liet zich geregeld kritisch uit over zijn opvolgers (Nijpels, Voorhoeve) en over hun politieke koers. Begin 1986 leek hij na het overlijden van minister Rietkerk10 terug te willen keren als minister van Binnenlandse Zaken (en als politiek leider). In 1989 en 1994 was hij nadrukkelijk in beeld als mogelijke lijsttrekker. En ook na zijn vertrek als senator, in 2000, bleef hij van tijd tot tijd in beeld. Van Aartsen zag in Wiegel nog een mogelijke premier.

Hans Wiegel is onmiskenbaar een gewiekst politicus, die veel kiezers aan zich (en aan zijn partij) wist te binden. Hij maakte daarmee van de VVD een brede 'volkspartij', daar waar zij voorheen vooral een partij van 'gegoeden' was. Toch kan terugkijkend op veertig jaar de vraag worden gesteld of hij echt wel zo succesvol was. In 1973 kon hij de komst van het kabinet-Den Uyl niet verhinderen. In 1977 won de VVD weliswaar acht zetels, maar als bedacht wordt dat Boerenpartij en DS'70 bij de verkiezingen samen zeven zetels verloren dan is het de vraag of die winst wel zo bijzonder was. Het kabinet waarvan hij in 1977-1981 als politiek leider deel uitmaakte, kan moeilijk als een succes worden gezien. Van het door de VVD in 1977 aangekondigde puinruimen kwam weinig terecht. Het financieringstekort liep op van 3,8 procent naar 9,4 procent en de collectieve uitgaven stegen tien procent. In de jaren na 1982 was zijn mogelijke terugkeer in de Haagse politiek geregeld reden voor onrust in de VVD.

Voor Hans Wiegel geldt meer dan voor wie ook dat beeldvorming bepalender was dan zijn feitelijke daden. Hij was (en is) voor velen de 'kampioen' bestrijder van links, heeft een uitstekend gevoel voor p.r., is uiterst hoffelijk, en is - hoewel hij als oppositieleider scherp was - bepaald geen scherpslijper. Zijn innemendheid bezorgde hem ook bij linkse journalisten op den duur populariteit. Als relativerend politicus, heeft hij zich een rol aangemeten als elder statesman. Past die rol hem wellicht niet het best?


  • 1. 
    Sociaaldemocratische econoom uit een gereformeerd gezin. Zoon van een Zierikzeese bankier en wethouder. Eén van de leidende figuren en ideologen van Nieuw Links, de vernieuwingsbeweging in de PvdA. Werd in 1967 als vertegenwoordiger daarvan PvdA-Tweede Kamerlid. Voerde als welsprekende woordvoerder volkshuisvesting felle oppositie tegen het beleid van de ministers Schut en Udink. Hield zich daarnaast bezig met financieel-economische zaken. Werd in 1973 hoogleraar in Nijmegen en later in Amsterdam. Publiceerde over het Nederlandse economische beleid. Door een herseninfarct al op betrekkelijk jonge leeftijd gehandicapt geraakt.
     
  • 2. 
    Dit kabinet kwam tot stand na de Tweede Kamerverkiezingen van 1971. De partijen die het voorgaande kabinet-De Jong hadden gevormd (KVP, CHU, ARP en VVD) verloren bij deze verkiezingen hun meerderheid. Met nieuwkomer DS'70 als vijfde regeringspartij kon het beleid van het vorige kabinet echter voortgezet worden. Minister-president Barend Biesheuvel was afkomstig uit de ARP.
     
  • 3. 
    VVD-politicus uit een familie met een grote bestuurstraditie. Was actief in het gemeentebestuur en als ambtenaar van Binnenlandse Zaken. Kwam in 1959 als Tweede Kamerlid in de landspolitiek en combineerde later het fractievoorzitterschap met het ambt van burgemeester van Wassenaar. Minister van Binnenlandse Zaken en vicepremier in de kabinetten-Biesheuvel. Werd in 1973 Commissaris van de Koningin in Gelderland en woonde in het kasteeltje Middachten. Nadien op hoge leeftijd nog Eerste Kamerlid. Stond in de VVD wat links van het midden, vooral door zijn pleidooien voor samenwerking met de PvdA en voor gelijke rechten van homoseksuelen. In driedelig kostuum geklede nonconformist. Was vanwege zijn (geaffecteerde) tongval voor velen het prototype van de liberale burgerheer. Beschikte over een enorme werkkracht.
     
  • 4. 
    Letterlijk en figuurlijk een bestuurlijk zwaargewicht in de VVD. Van huis uit geschiedenisleraar in Amsterdam. Was al op jeugdige leeftijd actief partijlid en liberaal propagandist. In 1967 Tweede Kamerlid (onderwijs- en defensie-woordvoerder) en vier jaar later staatssecretaris van onder meer sport, cultuur en natuurbehoud in het kabinet-Biesheuvel. Overvleugelde in die functie zijn minister (Engels). Goede, welsprekende debater, die met een krachtig stemgeluid overtuigend zijn standpunten naar voren bracht. Na zijn Haagse loopbaan als burgemeester en Commissaris van de Koningin een sterke bestuurder van de stad Utrecht en de provincie Groningen. Tevens buitengewoon hoogleraar, sportbestuurder en geschiedschrijver van zijn partij. Had een zekere voorkeur voor samenwerking met progressieven.
     
  • 5. 
    Markant Eerste Kamerlid met onafscheidelijke sigaar en bolhoed, die sprak met Drentse tongval hoewel hij nauwelijks in die provincie had gewoond. Kleinzoon van de liberale staatsman Harm Smeenge; zijn moeder was een voorvechtster van vrouwenkiesrecht. Zeer belezen en scherp debater, die provocatieve uitspraken niet schuwde. Ondervoorzitter van de VVD en politieke peetvader van Hans Wiegel, met voorkeur voor de beter betaalde werknemers. Veel besproken figuur in de VVD, die na een minder geslaagde loopbaan bij een bank gedeputeerde was van Zuid-Holland. Een onberekenbare, vaak irritante, maar steeds boeiende man, die in eigen kring soms weerstanden opriep, maar ook werd beschouwd als 'grand old man' van de VVD.
     
  • 6. 
    Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
     
  • 7. 
    Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
     
  • 8. 
    Vooraanstaande christendemocraat van katholieken huize. Kwam in 1967 voor de KVP in de Kamer nadat zijn vader die had verlaten. Als voormalige directeur van een instituut voor de bouw aanvankelijk woordvoerder volkshuisvesting. Volgde in 1971 Veringa op als partijleider toen deze moest aftreden vanwege gezondheidsproblemen. Leidde de KVP-Tweede Kamerfractie tijdens het kabinet-Den Uyl, waaraan hij kritisch, maar ook loyaal steun gaf. In 1977 maakte hij bezwaar tegen het ontwerp-regeerakkoord met de PvdA en werd hij door die partij afgewezen als kandidaat voor Economische Zaken. In het eerste kabinet-Van Agt dat na de mislukte formatie-Den Uyl werd gevormd, was hij minister van Financiën. Trad af, omdat hij vond dat er meer bezuinigd moest worden. Nadien Europees Commissaris voor handelspolitiek en landbouw. Pragmatisch politicus.
     
  • 9. 
    VVD-politicus uit Bergen op Zoom, die een turbulente politieke loopbaan kende. Werd in 1982 door Wiegel als 32-jarige naar voren geschoven als zijn opvolger na nog slechts vijf jaar Kamerlid te zijn geweest. Behaalde vervolgens in 1982 een uitstekend verkiezingsresultaat, hetgeen resulteerde in de vorming van het kabinet-Lubbers/Van Aardenne. Bedenker van het strategisch monisme, waarbij de band tussen fractie en ministers heel hecht was. Kreeg tijdens die kabinetsperiode te maken met diverse affaires en werd na de nederlaag van 1986 als leider vervangen. Werd in het tweede kabinet-Lubbers wel minister van VROM en kreeg in die functie waardering voor zijn milieubeleid. Nadien bleef hij bestuurlijk actief onder meer als burgemeester van Breda, Commissaris van de Koningin in Friesland en bestuursvoorzitter van het ABP. Is als SER-lid hoofd uitvoering energieakkoord.
     
  • 10. 
    Hardwerkende, sociaal voelende VVD-politicus van gereformeerden huize. Na functies bij de VNG en een werkgeversorganisatie Tweede Kamerlid en vervolgens staatssecretaris van Sociale Zaken in het kabinet-Biesheuvel. Was als Kamerlid de voornaamste pleitbezorger van invoering van een Nationale Ombudsman. Werd in december 1977 fractieleider van de VVD toen Wiegel vicepremier was geworden. Als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Lubbers I voerde hij een beleid waarbij werd gekort op ambtenarensalarissen. Werd daarom mikpunt van ambtenarenprotesten ('Boos op Koos'). Keerde zich tegen een aparte provincie Rijnmond en maakte een einde aan het Openbaar Lichaam Rijnmond. Overleed als minister op zijn werkkamer. Integer formeel optredend politicus met weinig flair en humor, maar die wel algemeen respect verwierf.