Tweede Kamercommissie - Main contents
De Tweede Kamerleden i doen hun werk vooral in commissies. In een commissie houdt een groep Kamerleden zich bezig met een beleidsterrein of met een specifiek onderwerp. Vrijwel alle Kamerleden zijn lid van een of meer commissies. Voor specifieke onderwerpen stellen commissies soms werkgroepen in.
Commissies worden samengesteld op basis van fractiegrootte. Commissies hebben een eigen voorzitter, ondervoorzitter en secretaris (een plaatsvervangend griffier). In de Tweede Kamer zijn vergaderingen van commissies in principe openbaar. Voor commissies zijn er ondersteunende ambtenaren die werken bij de zogenaamde Griffie commissies (zo is er een Griffie commissie internationaal).
Contents
Kamercommissies bespreken met ministers i en/of staatssecretarissen i voorstellen, plannen en genomen besluiten. De fracties kunnen veel invloed uitoefenen op voorliggende documenten, waardoor iedere fractie in zoveel mogelijk commissies vertegenwoordigd wil zijn. Nadat voorstellen en plannen zijn besproken in Kamercommissies, volgt (meestal) een plenair debat met de voltallige Kamer.
De meest voorkomende vorm van mondeling overleg heet een algemeen overleg i. Verder worden nota's in de commissies besproken. Commissies beperken zich in hun werkzaamheden niet alleen tot overleg. Zij kunnen ook hoorzittingen houden en werkbezoeken afleggen om na te gaan hoe er ter plaatse tegen bepaalde plannen van het kabinet wordt aangekeken. Daarnaast kunnen zij externe deskundigen inschakelen en zich laten voorlichten door colleges van advies.
Ook kunnen de commissies aan de Kamer voorstellen om een bepaald beleidsonderdeel als groot project aan te wijzen. Een groot project is een project met grote financiële gevolgen, waarvoor alleen de staat verantwoordelijkheid draagt.
Alleen leden (of hun plaatsvervangers) van de commissies mogen in commissievergaderingen meestemmen. Het gaat dan om procedurele besluiten. Over wetgeving en moties wordt in commissies niet gestemd.
Na het aantreden van een nieuwe Tweede Kamer i worden nieuwe voorzitters en ondervoorzitters van de vaste Tweede Kamercommissies gekozen. Dat gebeurt overigens pas na de formatie van een nieuw kabinet. Daarbij speelt de grootte van fracties een belangrijke rol.
Presidium
Het Presidium is het dagelijkse bestuur van de Tweede Kamer i. Het bestaat uit de Kamervoorzitter i en de ondervoorzitters, die de Voorzitter kunnen vervangen. Het Presidium telt als regel acht of negen leden, afkomstig uit de grotere fracties.
De Tweede Kamer i kent diverse commissies. Er wordt onderscheid gemaakt tussen vaste commissies, algemene commissies, tijdelijke commissies en overige commissies. Daarnaast stelt de Kamer soms een speciale onderzoekscommissie (enquêtecommissie) in. De meeste commissies hebben 25 leden en evenveel plaatsvervangende leden.
Vaste commissies
Er is voor elk ministerie een vaste commissie die onderwerpen op het gebied van dat ministerie behandelt, behalve voor dat van de minister-president, het ministerie van Algemene Zaken i. Daarnaast is er een vaste commissie voor Koninkrijksrelaties, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en voor Europese zaken.
Overige (vaste) commissies
De Tweede kamer kent ook overige (vaste) commissies. Dat zijn de Commissie voor de Verzoekschriften en Burgerinitiatieven, de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten, Commissie voor de Rijksuitgaven, de Commissie voor de Werkwijze en de Commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven.
Tijdelijke commissies
Tijdelijke commissies onderscheiden zich van algemene commissies doordat ze een nauwkeurig omschreven opdracht hebben. Zodra die opdracht is uitgevoerd, dat wil zeggen zodra de commissie rapport heeft uitgebracht en dit behandeld is in de Tweede Kamer, houdt de commissie op te bestaan.
nr. | naam |
---|---|
1 | Parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening |
2 | Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslagen |
3 | Tijdelijke commissie Corona |
Enquête- en onderzoekscommissies
Een bijzonder soort tijdelijke commissies zijn enquêtecommissies. Ze worden door de Tweede Kamer ingesteld als onderzoek naar een bepaald onderwerp wenselijk is, en daarbij gebruik wordt gemaakt van bevoegdheden op grond van de Wet op de Parlementaire Enquête. Zo hebben Enquêtecommissies de bevoegdheid om getuigen onder ede te verhoren en zijn getuigen verplicht om te verschijnen.
nr. | naam |
---|---|
1 | Parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening |
2 | Parlementaire ondervragingscommissie kinderopvangtoeslagen |
Delegaties en contactgroepen
Een aantal Tweede Kamerleden maakt ook deel uit van delegaties naar vergaderingen van internationale organisaties en van contactgroepen met omliggende landen.
De Tweede Kamer kent al lang commissies die de behandeling van wetsvoorstellen voorbereiden, waarin Kamerleden overleg voeren met bewindslieden en waarin regeringsstukken worden besproken. Het commissiestelsel kwam in 1888 enigszins van de grond, maar het duurde tot 1953 totdat vaste en bijzondere commissies een centrale rol kregen bij de voorbereiding van werkzaamheden. In 1993 werd het commissiestelsel hervormd, waarbij het aantal commissies drastisch werd verminderd.
Van afdelingen naar commissies
Lange tijd werden veel werkzaamheden van de Tweede Kamer verricht in de Afdelingen. De Kamer verdeelde zich om de paar maanden via loting in vijf Afdelingen. Alle leden konden zo - in principe - deelnemen aan de voorbereiding van behandeling van wetsvoorstellen. De Afdelingen benoemden voor ieder voorstel een rapporteur en de vijf rapporteurs vormden een commissie, die verslag uitbracht aan de Tweede Kamer.
Sinds omstreeks 1930 werden de Afdelingen voorgezeten door de fractievoorzitters van de grotere fracties. Samen vormden zij de Centrale Afdeling (onder voorzitterschap van de Kamervoorzitter), die de werkzaamheden van de Kamer organiseerde. In 1966 kwam hiervoor het Presidium in de plaats.
Later werden meer technische onderwerpen opgedragen aan bijzondere commissies en aan commissies van voorbereiding. Zodoende kon de voorbereiding meer worden overgelaten aan Kamerleden met specialistische kennis van het onderwerp. Verder kwamen er na 1918 commissies die de behandeling van de begrotingen voorbereidden.
Voor enkele specifieke onderwerpen, zoals Buitenlandse Zaken (in 1919), Privaat- en Strafrecht (1925) en Handelspolitiek (1932), werden eveneens aparte commissies ingesteld. Daarin kon overleg plaatsvinden tussen Kamer en minister.
Commissiestelsel 1953-1994
Na 1945 nam het aantal commissies allengs toe. Zo kwamen er commissies voor Indonesische aangelegenheden, voor belastingen en voor de middenstand. In 1953 werd een nieuw stelsel van commissies ingevoerd, waarbij er voor ieder departement (uitgezonderd Algemene Zaken) een vaste commissie kwam, en daarnaast vaste commissies voor specifieke onderwerpen.
Voor veel (complexe) wetsvoorstellen of voor bijvoorbeeld regeringsnota's werd een bijzondere commissie ingesteld. Jaarlijks bestonden er naast de circa dertig vaste commissies een veertigtal bijzondere commissies.
Commissiestelsel na 1994
Met het gewijzigde commissiestelsel verdwenen het mondeling overleg en de sinds de jaren zestig bestaande Uitgebreide (Openbare) Commissievergaderingen, waarin de commissies belangrijke besluiten konden nemen. Daarvoor in de plaats kwamen er drie vormen van commissieoverleg: algemeen overleg, wetgevingsoverleg en nota-overleg.
Meer over