Begrotingsbehandeling in de Eerste Kamer
Nadat de Tweede Kamer de begrotingen van de ministeries en fondsen (bijvoorbeeld het Gemeentefonds) heeft aangenomen, moet ook de Eerste Kamer daar formeel over beslissen (stemmen). Sinds begin jaren zeventig gebeurde dat veelal zonder dat er een debat werd gehouden, maar recentelijk was er soms wel een debat. De Eerste Kamer kan, door het gemis van het recht van amendement1, begrotingen niet meer wijzigen.
De begrotingsbehandeling in de Eerste Kamer begint met algemene financiële beschouwingen, soms in combinatie met de behandeling van de wetsvoorstellen in het kader van het belastingplan.
De parlementaire begrotingsbehandeling (in beide Kamers) moet vóór 1 januari zijn afgerond, maar de Comptabiliteitswet staat toe dat geld voor lopend beleid al wordt uitgegeven. In spoedgevallen is afwijking mogelijk, mits dat aan het parlement wordt gemeld. Het is meer dan eens voorgekomen dat de begrotingsbehandeling niet op 1 januari was afgerond.
Tot 1971 werden, net als in de Tweede Kamer, alle begrotingsvoorstellen door de Eerste Kamer besproken. Veelal vonden die plaats in de periode januari-mei. Tussen 1971 en 2002 vond de inhoudelijke behandeling plaats in de vorm van beleidsdebatten. De begrotingen werden (als regel vóór 1 januari) eerst aangenomen ('administratief afgedaan'), waarna op een later moment over het beleid kon worden gedebatteerd. Daarbij konden dan ook moties worden ingediend.
Ook deze behandelwijze werd verlaten en enige jaren vervangen door zogenoemde themadebatten. Die waren niet direct aan de begrotingen gekoppeld, maar boden wel de mogelijkheid om van gedachten te wisselen over centrale thema's. Gedacht kan worden aan 'de zorg in Nederland', 'arbeidsmarkt en onderwijs' en 'mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking'.
Recentelijk vonden weer debatten over enkele begrotingshoofdstukken plaats. Zo behandelde de Eerste Kamer in 2020 de begrotingen Defensie en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en in 2022 de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
Het is in het (verre) verleden vijf keer voorgekomen dat een begroting door de Eerste Kamer werd afgekeurd. Voor het laatst in 1907.
Verworpen begrotingen
In onderstaand overzicht zijn een aantal begrotingen opgenomen die zijn verworpen in de Eerste of Tweede Kamer.
Jaar |
Begroting |
Toelichting |
1907 |
Oorlog |
De verwerping leidt tot een kabinetscrisis die wordt opgelost door vervanging van minister Staal2 |
1890 |
Koloniën |
Afkeuring van het beleid van minister Keuchenius3 door de liberalen, die als oppositie in de Senaat de meerderheid hadden |
1870 |
Koloniën |
Afkeuring van het beleid van minister De Waal4 |
1863 |
Buitenlandse Zaken |
Afkeuring van het beleid van minister Van der Maesen de Sombreff5 |
1862 |
Koloniën |
Afkeuring van het beleid van minister Uhlenbeck6 |
Meer over
- 1.De Tweede Kamer heeft sinds de Grondwetsherziening van 1848 het recht van amendement, dat wil zeggen de mogelijkheid wijzigingen (verbeteringen) aan te brengen in een voorliggend wetsvoorstel. Ieder Kamerlid heeft het recht amendementen in te dienen. Een amendement kan worden ingediend zodra een wetsvoorstel in handen van een commissie is gesteld tot aan het moment dat het voorstel wordt aangenomen of verworpen.
- 2.Officier en liberale minister van Oorlog in het kabinet-De Meester. Werd het middelpunt van een conflict over het afschaffen van het zgn. 'blijvende gedeelte' van het leger. Overleefde in december 1906 een debat in de Tweede Kamer ('de Nacht van Staal'), maar werd korte tijd later door de Eerste Kamer ten val gebracht. Bekwaam officier, met een nogal theatrale manier van spreken en wijze van optreden.
- 3.Trouwe volgeling van Groen van Prinsterer, die in Nederlands-Indië onder meer advocaat was en in Nederland secretaris-generaal van Koloniën. In 1866 Tweede Kamerlid. Had een verminkt gelaat en sprak moeilijk. Hield ondanks die handicap lange redevoeringen. Gebruikte als Kamerlid vaak Bijbelse vergelijkingen. Zijn motie van afkeuring over het aftreden van minister Mijer leidde een periode van conflicten tussen regering en Tweede Kamer in. Ging later weer naar Indië, maar kwam vanaf 1879 terug in de Nederlandse politiek. In het kabinet-Mackay minister van Koloniën. Tegenstander van het cultuurstelsel en hervormingsgezind, maar ook verdediger van het bijzonder onderwijs en de zending. Die houding was in 1890 voor de liberale Eerste Kamermeerderheid reden hem ten val te brengen. Rechtlijnig, niet erg geneigd tot compromissen, maar in de persoonlijke omgang veel milder.
- 4.Bekwame liberale minister van Koloniën in het kabinet-Van Bosse/Fock, die mede dankzij zijn soepelheid en tactische inzicht een wettelijke regeling van de suikercultures in Nederlands-Indië tot stand wist te brengen. Ook voor de kwestie van het grondgebruik en grondbezit kwam hij met een wettelijke regeling. De Eerste Kamer verwierp in 1870 zijn Indische begroting, maar hij had toen al zijn ontslag ingediend vanwege zijn gezondheid. Voor zijn ministerschap als topambtenaar in Nederlands-Indië werkzaam bij de Algemene Secretarie en als departementsdirecteur.
- 5.Limburgse gedeputeerde, die in 1862 op jonge leeftijd (34 jaar) minister van Buitenlandse Zaken werd in het tweede kabinet-Thorbecke. Als student leerling van Thorbecke. Werd in 1856 lid van Gedeputeerde Staten van Limburg. Had als minister een slechte verhouding met de koning en werd in 1863 door de Eerste Kamer ten val gebracht. Nadien liberaal Tweede Kamerlid. Raakte in 1865 betrokken bij de Limburgse brievenkwestie, waarbij belastingverhoging in Limburg werd uitgesteld tot na de verkiezingen. Eén van de laatste der zogenaamde 'papo-liberalen'. In de Kamer een vlot sprekend lid.
- 6.De nogal zwakke minister van Koloniën in het tweede kabinet-Thorbecke. Werd minister nadat A.J. Duymaer van Twist en J. Loudon daarvoor hadden bedankt. Slaagde er niet in een hervorming van het cultuurstelsel tot stand te brengen, maar wist wel de slavernij in Suriname en West-Indië af te schaffen. Was voor hij minister werd in Nederlands-Indië genie-officier en ambtenaar bij het Gouvernement. Werd door de Eerste Kamer ten val gebracht.
- 7.Een begroting is een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven in een bepaalde periode. Hoe komt de begroting van ons land, de rijksbegroting tot stand? Onderwerpen als de begrotingscyclus, het begrotingsstelsel en het begrotingsbeleid en het budgetrecht van de Tweede Kamer spelen hierbij een rol.
- 8.In de Rijksbegroting staan de verwachte verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de rijksoverheid voor het komende jaar. De Rijksbegroting bestaat in feite uit een aantal afzonderlijke begrotingen, vooral per ministerie. Al deze begrotingen moeten worden voorbereid, uitgevoerd en afgesloten en tenslotte verantwoord.
- 9.Het begrotingsrecht is een oud parlementair recht. Het recht stond al in de Staatsregeling van 1798. In 1815-1840 waren er tienjaarlijkse (gewone) begrotingen. Alleen voor buitengewone uitgaven (defensie, oorlog) was er een jaarlijkse begroting. In 1840 werd een tweejaarlijkse begroting ingevoerd. In dat jaar kwamen er ook afzonderlijke begrotingshoofdstukken per ministerie. De Grondwetsherziening van 1848 bracht de jaarlijkse begroting.