Parlementair onderzoek breed welvaartsbegrip
In 2015-2016 is een parlementair onderzoek gehouden naar een breed welvaartsbegrip. Aanleiding hiervoor was de tendens om bij het meten van welvaart vooral te kijken naar het bruto binnenlands product (BBP). Wanneer welvaart wordt beschouwd als een breed begrip, wordt er echter gekeken naar meer dan alleen inkomen. Brede welvaart omvat bijvoorbeeld onderwijs, zorg en milieu.
Op 12 februari 2015 heeft de Tweede Kamer1 in het kader van de Toekomst- en Onderzoeksagenda 2015 ingestemd met het onderzoeksvoorstel en het Presidium2 stemde op 23 september 2015 in met de onderzoeksopzet. Voor het onderzoek werd een tijdelijke commissie ingesteld, zodat de commissie de onderzoeksvragen nog nader kon aanscherpen.
De commissie bracht op 4 april 2016 rapport uit (kamerstuk 34298, nr. 33). De Tweede Kamer besprak dit rapport op 22 en 28 juni 2016. Tijdens deze debatten zijn twee moties aangenomen. De motie-Voortman (kamerstuk 34928, nr. 54) draagt zorg dat de Monitor Brede Welvaart door het kabinet moet worden meegenomen in de vorming van toekomstig beleid.
Op dinsdag 31 januari 2017 voerde de Kamer overleg met het kabinet over de bevindingen van de commissie. Het kabinet heeft aangegeven alle adviezen van de commissie over te nemen.
Contents
De laatste vijftig jaar wordt het BBP steeds meer gelijkgesteld met welvaart of met vooruitgang, maar het BBP kent verschillende beperkingen concludeert de Wetenschappelijke Raad voor Regeringsbeleid5. Er is een bredere tendens om de focus niet alleen op het BBP te leggen. Om deze redenen werd er een parlementair onderzoek ingesteld naar een breed welvaartsbegrip. Onder brede welvaart valt niet alleen inkomen, maar ook zaken als onderwijs, gezondheid en milieu. Door het onderzoek zijn nieuwe inzichten ontstaan om de verschillende elementen van welvaart beter te kunnen betrekken bij de beleidsvorming en het politieke debat.
Foto |
Naam lid |
Partij |
---|---|---|
|
Rik Grashoff6 (voorzitter) |
GroenLinks |
|
VVD |
|
|
PvdA |
|
|
SP |
|
|
CDA |
|
|
D66 |
Het doel van het onderzoek was drieledig. Het eerste doel van het onderzoek was het inzichtelijk maken wat het BBP wel en niet kan meten en welke rol het BBP heeft in de beleidsvorming en politieke besluitvorming.
Een tweede doel was vast te stellen of, en zo ja, welke meerwaarde het heeft om naast het BBP instrumenten en/of indicatoren te ontwikkelen waarmee verschillende elementen van brede welvaart inzichtelijk te maken zijn, ten einde deze instrumenten en/of indicatoren te betrekken bij de beleidsvorming en in het politieke debat.
Het laatste doel was, om indien er meerwaarde bestaat, een voorstel te doen hoe de instrumenten en/of indicatoren eruit zouden moeten zien en gebruikt kunnen worden.
De doelstelling werd vertaald in drie centrale onderzoeksvragen.
Centrale onderzoeksvraag 1
Welke informatie ontbreekt als primair het BBP als maatstaf wordt genomen voor brede welvaart, en welke gevolgen heeft dat voor de beleidsvorming en de politieke besluitvorming? In deze onderzoeksvraag wordt het gebruik van de BBP als maatstaf van welvaart onder de loep genomen. Wat meet het BBP wel, en wat meet het niet? Welke rol speelt BBP in het beleidsvormingsproces en in het politieke debat, zowel in Nederland als in de Europese Unie? Op welke wijze komt de berekeningswijze van het BBP tot stand? Welke internationale instanties zijn hier verantwoordelijk voor en hoe bindend is de berekeningswijze van het BBP?
Centrale onderzoeksvraag 2
Welke maatstaven, indicatoren en/of kengetallen worden in Nederland naast het BBP gebruikt om welvaart te meten, en welke rol spelen deze gegevens in de beleidsvorming en de politieke besluitvorming?
Welke financiële en niet-financiële maatstaven worden in Nederland gebruikt om welvaart te meten naast het BBP? Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van deze maatstaven, indicatoren en kengetallen? Geven ze enkel momentopnames waar of worden beleidsvoornemens ook mee doorgerekend? Zijn deze maatstaven specifiek voor Nederland of worden ze ook internationaal toegepast en hoe worden ze gepresenteerd in rapporten?
Centrale onderzoeksvraag 3
Welke aanvullingen zijn — onder meer op basis van plannen en initiatieven van andere landen — volgens de tijdelijke commissie wenselijk om bredere welvaart inzichtelijk te maken naast het BBP en andere reeds bestaande maatstaven, indicatoren en kengetallen?
Bij het beantwoorden van deze onderzoeksvraag is gekeken naar ervaring opgedaan in het buitenland. Hoe formuleert men elders een brede welvaartsbegrip? Welke mogelijkheden er zijn om andere aspecten bij een breder welvaartsbegrip te betrekken en wat de gevolgen hiervan zijn voor huidig beleid? Daarnaast is gekeken of verschillende sectoren, zoals onderwijs en de zorg, beter meetbaar gemaakt kunnen worden in aanvulling op het BBP. Er is onderzocht of buitenlandse modellen de beleidsvorming en het politieke debat in Nederland hebben beïnvloed en in hoeverre het wenselijk is dat Nederland zich bij reeds bestaand nationale en internationale initiatieven aansluit.
Het oordeel van de onderzoekscommissie is te verdelen in een vijftal conclusies.
-
-Het BBP is een robuuste indicator om de omvang van de economie te meten. Het is een indicator die prominent aanwezig is in het publieke en politieke debat. Het BBP heeft echter ook beperkingen en is niet bedoeld om brede welvaart te meten.
-
-Bij het meten van brede welvaart moet niet alleen rekening worden gehouden met het heden, maar ook met de toekomst en de impact van nationale welvaart op landen elders in de wereld. Voor het meten van brede welvaart zijn aanvullende indicatoren nodig, naast BBP.
-
-Brede welvaart krijgt op internationaal vlak veel aandacht. Vele initiatieven worden wereldwijd ondernomen om brede welvaart te meten. Door werkgroepen van de VN, de OESO en Eurostat wordt gepoogd om het meten van brede welvaart te harmoniseren. Aan de hand van CES-aanbevelingen (Conference of European Statisticians) stelt de commissie dat het meten van brede welvaart door middel van de dimensie ‘hier en nu’, ‘elders’ en ‘later’ een sterke benadering is.
-
-Nederland moet geen eigen set indicatoren moet gaan ontwikkelen, maar bij moet dragen aan verdere internationale harmonisatie. Initiatieven die genomen worden omtrent het ontwikkelen van de indicatoren voor brede welvaart in afzonderlijke landen zijn te versnipperd. Frankrijk en Duitsland hebben zich jarenlang gefocust op het ontwikkelen van een eigen set indicatoren. Hetzelfde hebben internationale organisaties als de VN, de OESO en Eurostat gedaan. Gebrek aan harmonisatie heeft als gevolg gehad dat weinig van deze initiatieven impact hebben gehad.
-
-Informatie over brede welvaart heeft nog weinig impact in het publieke en politieke debat. Ondanks het feit dat informatie over brede welvaart beschikbaar is, staat de impact die deze informatie heeft in schril contrast met die van het BBP. Dit gebrek aan impact komt door de vele initiatieven en indicatoren, het gebrek aan internationale harmonisatie en een tekort aan actuele gegevens.
De commissie is van mening dat het onderwerp brede welvaart meer aandacht verdient in het politieke debat. Daarom is de commissie met een drietal aanbevelingen gekomen:
-
1.Het kabinet dient het CBS te verzoeken jaarlijks een Monitor Brede Welvaart te publiceren. Daartoe dient de Monitor Duurzaam Nederland doorontwikkeld te worden tot de gewenste Monitor Brede Welvaart. Een bron van inspiratie kan hiervoor zijn de Better Life Index van de OESO. Daarnaast dient de actualiteit verhoogd te worden van de gegevens die in de monitor gepresenteerd worden en dient er een mogelijkheid tot vergelijking met andere landen gecreëerd te worden.
-
2.Er dient een jaarlijks debat te moeten komen waarin de Tweede Kamer expliciet stil staat bij de Monitor Brede Welvaart. Het jaarlijkse verantwoordingsdebat in het voorjaar zou hier geschikt voor zijn. De Monitor Brede Welvaart dient dan te verschijnen voorafgaand aan het debat.
-
3.Internationale harmonisatie van brede welvaart vereist meer aandacht. Vandaar dat de commissie nationale statistische instituten en internationale organisatie oproept om hier werk van te maken. Verschillende instrumenten voor het meten van brede welvaart moeten in overeenstemming met elkaar worden gebracht.
Meer over
- 1.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 2.Het Presidium is het dagelijkse bestuur van de Tweede Kamer. Het bestaat uit de Kamervoorzitter en de ondervoorzitters, die de Voorzitter kunnen vervangen. Het Presidium telt als regel tussen de zeven en negen leden, afkomstig uit de grotere fracties.
- 3.34 298 Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip
- 4.34 298 Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip
- 5.De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) is een kenniscentrum en adviesorganisatie van de regering en het parlement op het gebied van grote maatschappelijke vraagstukken.
- 6.Vooraanstaande, zaakgerichte GroenLinks-politicus, die wethouder in Delft en Rotterdam, Tweede Kamerlid en partijvoorzitter was. Van huis uit bouwkundig ingenieur en werkzaam op het gebied van het bouwen. Als wethouder van verkeer en ruimtelijke ordening had hij in Delft een groot aandeel in het autoluw maken van de stad en bij de komst van een spoortunnel. Tussen zijn twee periodes als Kamerlid twee jaar partijvoorzitter. Hield zich in de Kamer onder meer bezig met landbouw, natuur, financiën, onderwijs en defensie en leidde het onderzoek naar het breed welzijnsbegrip. Maakte zich sterk voor bescherming van weidevogels. Verliet na een affaire in 2018 de Tweede Kamer. In 2019 werd hij gedeputeerde van Noord-Brabant en in 2021 wethouder in Tilburg.
- 7.Mark Harbers (1969) was van 10 januari 2022 tot 2 juli 2024 minister van Infrastructuur en Waterstaat in het kabinet-Rutte IV. Van 26 oktober 2017 tot en met 21 mei 2019 was hij staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in het kabinet-Rutte III. Hij was eerder in 2009-2018 en 2019-2022 Tweede Kamerlid voor de VVD, onder meer als financieel woordvoerder en fractiesecretaris. Verder was hij eerste ondervoorzitter van de Kamer en voorzitter van de commissie voor de Rijksuitgaven. De heer Harbers was eerder politiek adviseur van minister Zalm en in de periode 2007-2009 wethouder van Rotterdam. Als Kamerlid was hij in de periode 2019-2022 woordvoerder klimaat, energiebeleid en stikstofbeleid.
- 8.Gronings Tweede Kamerlid voor de PvdA en als zodanig ruim elf jaar een deskundig woordvoerder op het gebied van financiën en volkshuisvesting. Hij was eerder ambtenaar op het ministerie van Financiën en in 2003-2007 lid van Provinciale Staten van Groningen. Verder was hij in Leiden wetenschappelijk onderzoeker naar gedragseconomie en de sociale zekerheid. In 2017-2018 was hij voorzitter van de parlementaire ondervragingscommissie fiscale constructies en van juni 2018 tot oktober 2022 lid van het Presidium. In 2023 werd hij kwartiermaker sociale agenda voor het aardgasgebied, een onderwerp waarmee hij zich ook al als Kamerlid had beziggehouden. Sprak veelal uit het hoofd.
- 9.Vrij bezadigde en altijd zorgvuldig opererende financiële woordvoerder van de SP-fractie in de periode van het kabinet-Rutte II. Zette zich onder meer in voor vergroting van de rol van banken bij duurzaamheid en bracht daarover een initiatiefnota uit. Daarnaast maakte hij zich sterk voor het tegengaan van witwaspraktijken en belastingontwijking. Begon zijn loopbaan bij bedrijven op gebied van informatietechnologie en was voor hij Kamerlid werd beleidsmedewerker financiën van de SP-fractie.
- 10.Niet zo spectaculaire, maar wel degelijke en vooraanstaande christendemocraat, die ruim elf jaar Tweede Kamerlid was. Volgde in 2019 Sybrand Buma op als fractievoorzitter. Bleef dat toen tot de verkiezingen van maart 2021 en vervulde de functie opnieuw tussen januari 2022 en september 2023. Was eerder persvoorlichter van de CDA-fractie en manager bij een zorgverzekeraar. Hield zich als Kamerlid verder bezig met sociale zaken, wonen en integratiebeleid. In 2017-2019 was hij secretaris van de CDA-fractie. Zoon van oud-CDA-politicus Enneüs Heerma. Judoka, die met zijn twee meter werd omschreven als 'de grote vriendelijke reus'.
- 11.Wouter Koolmees (1977) was van 26 oktober 2017 tot 10 januari 2022 minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in het kabinet-Rutte III. Van 1 november 2019 tot 14 mei 2020 was hij tevens (tweede) viceminister-president. Van 17 juni 2010 tot 26 oktober 2017 was de heer Koolmees Tweede Kamerlid voor D66. Hij was toen financieel woordvoerder en vicefractievoorzitter. Na zijn studie werd de heer Koolmees economisch onderzoeker en daarna ambtenaar op het ministerie van Financiën en laatstelijk hoofd begrotingsbeleid bij het directoraat-generaal van de Rijksbegroting. Sinds 1 november 2022 is het president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen.
- 12.34 298 Parlementair onderzoek Breed welvaartsbegrip
- 13.Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
- 14.De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.