Parlementair onderzoek contracten met de Billiton-maatschappij
In 1882-1883 onderzocht een commissie-Mirandolle de handelswijze van het Indische Gouvernement bij het afsluiten van een contract met de Bilitonmaatschappij. De Billitonmaatschappij was een mijnbouwmaatschappij die in de negentiende en twintigste eeuw een belangrijke rol speelde bij de ertswinning in Nederlands-Indië op het eiland Billiton.
De conclusie was dat de overeenkomst was aangegaan met terzijdestelling van de wettelijke bepalingen en dat daarbij het landsbelang niet voorop was gesteld. De Tweede Kamer1 keurde het tussen de regering en het mijnbouwmaatschappij gesloten contract af.
In 1883 besprak de Tweede Kamer het verslag van de commissie en op 15 februari werden de conclusies van het onderzoek met 57 tegen 20 stemmen aangenomen. Tegen stemden enkele katholieken, conservatieven en antirevolutionairen. Minister van Koloniën W.M. de Brauw2 verdedigde het gevoerde beleid, met onder meer de opmerking dat na 1892 geen tin meer aanwezig zou zijn op Billiton.
De aanvaarding van de conclusies van het onderzoek3 leidde tot het aftreden van minister De Brauw, hoewel het sluiten van het contract onder verantwoordelijkheid van zijn voorganger, W. baron van Goltstein4, had plaatsgevonden.
Leden van de commissie waren:
-
-Mirandolle5 (voorzitter) (liberaal)
-
-Wintgens6 (conservatief-liberaal)
-
-Keuchenius7 (ARP)
-
-Van Houten8 (liberaal)
-
-Van Delden9 (liberaal)
Meer over
- 1.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 2.Negentiende-eeuws minister en bestuurder uit een Zierikzees geslacht. Zoon van een antirevolutionair Kamerlid. Volgde op zijn 44ste verjaardag, na een carrière als rijksambtenaar, Van Goltstein op als minister van Koloniën in het kabinet-Van Lynden van Sandenburg. Trad echter al na een half jaar af, nadat een Kamercommissie een door het Nederlands-Indische bestuur gesloten contract had afgekeurd. Hij aanvaardde daarvan de consequenties, hoewel zijn voorganger verantwoordelijk was. Voor hij minister werd advocaat en ambtenaar bij de Raad van State en de ministeries van Koloniën en financiën. Na zijn ministerschap werd hij Commissaris in Zeeland.
- 3.Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
- 4.Negentiende-eeuws gematigd conservatief politicus. Was lange tijd particulier secretaris van de minister van Buitenlandse Zaken en daarna Tweede en Eerste Kamerlid. Minister van Koloniën in het kabinet-Van Lynden van Sandenburg. Goed administrateur, zeer belezen en ontwikkeld, maar slecht spreker. Trad in 1882 af als minister na een zeer kritisch rapport uit de Tweede Kamer over zijn grondbeleid in Indië. Later gezant in Londen en voorzitter van de Raad van Voogdij over de jonge koningin Wilhelmina.
- 5.In West-Indië geboren advocaat die met zijn rechtspraktijk in Nederlands-Indië fortuin maakte en daarna in Haarlem ging rentenieren. Werd in 1869 in het district Haarlem tot liberaal Tweede Kamerlid gekozen en was koloniaal specialist bij uitstek. Medestander en vriend van Kappeyne van de Coppello. Leidde de parlementaire enquête naar de toestand van de Nederlandse koopvaardijvloot. Werd in 1881 vrij onverwacht Kamervoorzitter als opvolger van Dullert, maar na een half jaar niet meer herkozen. Lange, tengere man, die zich nooit versprak en tamelijk onverstoorbaar was.
- 6.Bekend negentiende-eeuws politicus. Advocaat, die in 1849 als jongste lid in de nieuwe, rechtstreeks gekozen Tweede Kamer kwam en tot 1885 politiek actief bleef. Lange tijd afgevaardigde voor het district Delft en later voor Den Haag. Aanvankelijk gematigd liberaal, maar later één van de laatste conservatieven. Beschouwde zichzelf als onafhankelijk lid. Was korte tijd minister van Justitie in het kabinet-Van Zuylen van Nijevelt. Nam in 1885 ontslag om doorbreking van het evenwicht tussen liberalen en confessionelen mogelijk te maken. Spreekvaardig, al was hij vaak lang van stof en sprak hij op een ouderwetse retorische wijze.
- 7.Trouwe volgeling van Groen van Prinsterer, die in Nederlands-Indië onder meer advocaat was en in Nederland secretaris-generaal van Koloniën. In 1866 Tweede Kamerlid. Had een verminkt gelaat en sprak moeilijk. Hield ondanks die handicap lange redevoeringen. Gebruikte als Kamerlid vaak Bijbelse vergelijkingen. Zijn motie van afkeuring over het aftreden van minister Mijer leidde een periode van conflicten tussen regering en Tweede Kamer in. Ging later weer naar Indië, maar kwam vanaf 1879 terug in de Nederlandse politiek. In het kabinet-Mackay minister van Koloniën. Tegenstander van het cultuurstelsel en hervormingsgezind, maar ook verdediger van het bijzonder onderwijs en de zending. Die houding was in 1890 voor de liberale Eerste Kamermeerderheid reden hem ten val te brengen. Rechtlijnig, niet erg geneigd tot compromissen, maar in de persoonlijke omgang veel milder.
- 8.Onafhankelijk en individualistisch liberaal, die bijna veertig jaar een belangrijke rol in de Nederlandse politiek speelde. Advocaat in en afgevaardigde van Groningen. Gold bij binnenkomst in het parlement als uiterst progressief. Zette zich af tegen de leer van staatsonthouding van Thorbecke. Bracht in 1874 via een initiatiefvoorstel het bekende Kinderwetje tot stand. Kwam geleidelijk in conservatiever vaarwater en keerde zich tegen de plannen van Tak voor algemeen mannenkiesrecht. Bracht als bekwaam minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Röell in 1896 wel zeer krachtdadig een belangrijke kiesrechtuitbreiding tot stand. Zijn rol was daarna grotendeels uitgespeeld, al bleef hij begin twintigste eeuw actief als tegenstander van de evenredige vertegenwoordiging. Beminnelijk man in de omgang met een brede belangstelling; cultuurminnend en erudiet.
- 9.Vooraanstaand liberaal politicus in de negentiende eeuw. Advocaat en lange tijd Tweede Kamerlid voor Deventer, de plaats waar hij ook wethouder was. Minister van Financiën in het kabinet-De Vries/Fransen van de Putte. Trachtte tevergeefs een inkomensbelasting in te voeren. Behoorde als oud-minister en voorzitter van de liberale Kamerclub tot de meer gezaghebbende leden. Met Gleichman één van de voormannen van de oud-liberalen.
- 10.De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.