Jhr. C.M. Storm van 's-Gravesande

Vooraanstaand, onafhankelijk Tweede Kamerlid uit Overijssel. Vertegenwoordigde eerst het district Deventer en later Steenwijk. Deskundig op het gebied van waterstaat en defensie. Maakte deel uit van de enquêtecommissie Zwolsche Diep¹. Bemiddelde in 1854 bij een conflict tussen minister Forstner van Dambenoy² en het Kamerlid Van Zuylen van Nijevelt³ en in 1873 bij een conflict tussen minister Van Limburg Stirum⁴ en De Roo van Alderwerelt⁵. Had overigens de naam zelf nogal kort aangebonden te zijn. Regelmatig tweede op de voordracht voor het Voorzitterschap van de Kamer en daarmee eerste ondervoorzitter.

moderaat of gematigd liberaal, 'pragmatisch' liberaal, conservatief-liberaal
functie(s) in de periode 1847-1880: lid Tweede Kamer, staatsraad in buitengewone dienst

• - 

  rentenier
• - 

  lid stedelijke raad van Deventer
• - 

  lid Provinciale Staten van Overijssel, from 1 July 1845 until 9 November 1847 (voor de steden, Deventer)
• - 

  lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, from 9 November 1847 until 13 February 1849 (voor Overijssel)
• - 

  lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, from 13 February 1849 until 20 August 1850 (voor het kiesdistrict Deventer)
• - 

  lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, from 7 October 1850 until 26 April 1853 (voor het kiesdistrict Deventer)
• - 

  lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, from 14 June 1853 until 17 September 1856 (voor het kiesdistrict Deventer)
• - 

  lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, from 10 November 1856 until 1 October 1866 (voor het kiesdistrict Steenwijk)
• - 

  lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, from 19 November 1866 until 3 January 1868 (voor het kiesdistrict Steenwijk)
• - 

  staatsraad in buitengewone dienst, Raad van State, from 15 November 1867 until 8 July 1880
• - 

  lid Tweede Kamer der Staten-Generaal, from 25 February 1868 until 15 September 1879 (voor het kiesdistrict Steenwijk)

• - 

  tweede luitenant der genie, from 1 June 1830 until 1 October 1836
• - 

  eerste luitenant der genie, from 1 October 1836 until 1 September 1842 (ontslag op eigen verzoek bij K.B. van 20 juni 1842)
• - 

  kapitein der genie b.d., 1 September 1842 (trad als zodanig uit dienst)

U ziet een selectie van de loopbaan. In de uitgebreide versie is de gehele loopbaan in te zien.

• - 

  lid College van Regenten Huis van Arrest te Deventer, from 7 July 1843 until 6 September 1864
• - 

  lid Comité van Defensie, from 1847 until 1879
• - 

  lid Raad van Commissarissen Maatschappij tot Exploitatie van Staatsspoorwegen ("S.S."), around 1876

• - 

  lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), from April 1871 until June 1871
• - 

  lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), from September 1871 until November 1871
• - 

  lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), from November 1872 until February 1873
• - 

  lid Centrale Afdeling (Tweede Kamer der Staten-Generaal), from September 1873 until November 1873

U ziet een selectie van de nevenfuncties. In de uitgebreide versie is een overzicht van nevenfuncties in te zien.

In de uitgebreide versie is een overzicht van de opleiding(en) opgenomen.

• - 

  Hield zich in de Tweede Kamer vooral bezig met waterstaats- en militaire aangelegenheden
• - 

  Voerde in 1848 bij de grondwetsherziening het woord bij de behandeling van de hoofdstukken II (koning), IV (Justitie) en VIII (Defensie). Stemde met uitzondering van hoofdstuk IV (alleen in eerste lezing) vóór alle wetsvoorstellen tot Grondwetsherziening.
• - 

  Speelde vaak een belangrijke rol bij het opstellen van het Adres van Antwoord op de troonrede

• - 

  Stemde op 23 maart 1868 vóór de motie-Blussé van Oud-Alblas, die uitsprak dat de Kamerontbinding van 1867 niet in het landsbelang was geweest
• - 

  Stemde in 1874 tegen de ontwerp-Vestingwet

In de uitgebreide versie is een overzicht van opvallend stemgedrag opgenomen.

• - 

  Werd in november 1866, en in september 1867, 1869, 1870, 1871, 1872, 1873. 1874, 1875, 1876 en 1877 als tweede op de voordracht gezet voor het Tweede Kamervoorzitterschap
• - 

  Was enkele malen waarnemend Tweede Kamervoorzitter

• - 

  Zijn echtgenote was een kleindochter van A.G. Besier, lid Uitvoerend Bewind en Staatsbewind
• - 

  Zijn moeder overleed in 1818; zijn stiefmoeder in 1824. Zijn vader hertrouwde in 1828 voor de tweede maal
• - 

  Zijn vader was gemeentesecretaris te Rotterdam (1839-1860)
• - 

  Zijn vader was achtereenvolgens getrouwd met een aangetrouwde nicht van E.P. de Monchy (Tweede Kamerlid), een nicht (oomzegger) van M. Bowier (lid Staten-Generaal en Eerste Kamerlid) en een tante van J.L. Nierstrasz (Tweede Kamerlid)

• - 

  Versloeg in 1864 J. Meesters (lib.)
• - 

  Versloeg in 1866 en 1868 bij de algemene verkiezingen jhr. J.W. van Loon (a.r.)
• - 

  Versloeg in 1871 J.W. Gefken (a.r.)
• - 

  Versloeg in 1875 L.W.Ch. Keuchenius (a.r.)
• - 

  Was in 1879 geen kandidaat

U ziet een selectie van wetenswaardigheden. In de uitgebreide versie is een overzicht van wetenswaardigheden opgenomen.

In de uitgebreide versie zijn, indien bekend, de familierelaties opgenomen.

Uitgebreide biografieën van de huidige leden van de Eerste en Tweede Kamer zijn beschikbaar via parlement.com.

Voor de overige ruim 5000 biografieën geldt het volgende:

In het digitale biografisch archief van de Stichting PDC, partner van het Montesquieu Instituut, is een uitgebreide versie aanwezig met bijvoorbeeld partijpolitieke functies, maatschappelijke nevenfuncties, parlementaire activiteiten, opleiding en wetenswaardigheden. Voorlopig is het beschikbaar stellen van uitgebreide biografieën, en/of daarop gebaseerde statistische gegevens, opgeschort. Wilt u een uitgebreide biografie inzien? Laat het ons weten als u daar belangstelling voor heeft.

• 1. 

  In 1844 was concessie verleend tot landaanwinning en verdieping van het Zwolsche Diep. Het Drentse Tweede Kamerlid Van der Veen vroeg in 1856 om een onderzoek naar de hinder die scheepvaart en handel in Drenthe en Overijssel ondervonden van deze werkzaamheden. Daarbij ging het ook om de tolheffing die vanwege de landwinning plaatsvond. In 1856 kwam er een parlementaire enquête.
   
• 2. 

  Conservatieve officier en minister van Oorlog in de kabinetten-Thorbecke, -Van Hall en -Van der Brugghen. Kwam uit een oorspronkelijk Duits officiersgeslacht. Zowel zijn optreden in het liberale kabinet-Thorbecke als de overgang naar het volgende kabinet riepen met name bij liberale Kamerleden vragen op over zijn beginselvastheid. Het kwam later zelfs bijna tot een duel met de liberaal Baron Van Zuylen van Nijevelt toen hij zich in zijn eer aangetast achtte. Vertrouweling van de koning en gouverneur van diens zonen.
   
• 3. 

  Gelderse edelman die aanvankelijk volgeling was van Thorbecke en in diens eerste kabinet minister van Buitenlandse Zaken. Daarvoor in 1848 als jonge man tot Tweede Kamerlid gekozen en daarvan een welsprekend lid. Na zijn derde huwelijk in 1857, met een dochter van oud-minister Rochussen, kwam hij onder invloed van zijn nieuwe schoonvader in conservatiever vaarwater terecht. Na een kort ministerschap leider van de Zuylianen in de Tweede Kamer, die zich tegen liberalen en antirevolutionairen keerden. Nadien gezant in Parijs en op hoge leeftijd nog Eerste Kamerlid.
   
• 4. 

  Liberaal minister van Oorlog in het kabinet-De Vries/Fransen van de Putte. Officier die tot de vertrouwelingen van de koning behoorde. Had in 1831 meegevochten bij de strijd om de Citadel van Antwerpen en daar een onderbeen verloren. Als minister kreeg hij in 1873 onvoldoende steun in de Tweede Kamer voor zijn voorstel om de dienstvervanging af te schaffen. Hij was een vurig pleitbezorger van de persoonlijke dienstplicht en maakte daarvoor volop propaganda. De koning verleende hem met tegenzin ontslag.
   
• 5. 

  In het midden van de negentiende eeuw de belangrijkste liberale defensiewoordvoerder. Officier, maar bovenal politicus. Was betrokken bij de val van diverse ministers van Oorlog. Pleitbezorger van een volksleger, afschaffing van de plaatsvervanging bij het leger en van een vast defensiestelsel. Als kritische en ambitieuze officier overgeplaatst van Den Haag naar Leeuwarden en door de Friezen tot Tweede Kamerlid gekozen. Gezaghebbend in eigen kring en gevreesd door ministers. Bleef Kamerlid toen hij in 1877 minister werd in het kabinet-Kappeyne van de Coppello. Kon door ziekte en zijn vroege dood weinig tot stand brengen.