Rechtstreekse verkiezing burgemeester (2005-2007)

Op 26 maart 2005 hebben de voorzitters van de fracties van CDA, VVD en D66 in de Tweede Kamer in overleg met het kabinet bij het zogenoemde 'Paasakkoord' afgesproken een wetsvoorstel in te dienen ter verandering van de benoemingsprocedure van de burgemeester. Op 30 december 2005 is het wetsvoorstel ingediend door de minister van Algemene Zaken, Jan Peter Balkenende1, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Johan Remkes2.

Het voorstel beoogde een verandering van artikel 131 van de Grondwet voor het schrappen van de aanstellingswijze van de burgemeester door de koning en de toevoeging van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester door de ingezetenen van de gemeente. Voorafgaand aan dit wetsvoorstel waren al diverse wetsvoorstellen voor de deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester verworpen.

Het wetsvoorstel is op 8 mei 2007 ingetrokken door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Guusje ter Horst3 en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ank Bijleveld-Schouten4. Het wetsvoorstel was op dat moment in eerste lezing in behandeling in de Tweede Kamer.

Contents

  1. Het voorstel
  2. Wetgevingsdossier(s)
  3. Historische ontwikkeling
  4. Meer informatie

1.

Het voorstel

In het wetsvoorstel wordt artikel 131 gewijzigd naar:

Artikel 131

De commissaris van de Koning wordt bij koninklijk besluit benoemd.

Na artikel 131 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:

Artikel 131a

  • 1. 
    De burgemeester wordt rechtstreeks gekozen door de ingezeten Nederlanders van de gemeente die voldoen aan de vereisten die gelden voor de verkiezing van de gemeenteraad. Voor het burgemeesterschap gelden dezelfde vereisten, met dien verstande dat volgens bij of krachtens de wet te stellen regels ontheffing kan worden verleend van het vereiste van ingezetenschap.
  • 2. 
    De wet kan het recht de burgemeester te kiezen toekennen aan ingezetenen die geen Nederlander zijn, mits zij ten minste voldoen aan de vereisten die gelden voor ingezetenen die tevens Nederlander zijn.
  • 3. 
    De artikelen 53, tweede lid, en 59 zijn van toepassing.

Daarnaast worden enkele overgangsbepalingen in een additioneel artikel voorgesteld.

2.

Wetgevingsdossier(s)

  • Wetgevingsdossier in eerste lezing5

3.

Historische ontwikkeling

De vraag of de Grondwet zich hoort uit te spreken over de aanstellingswijze van de burgemeester was al sinds de grondwetsherziening van 1848 een discussiepunt. Verschillende Staats- en onderzoekscommissies hebben gepleit voor een aanpassing van dit grondwetsartikel.

Voorafgaand aan dit wetsvoorstel diende kabinet-Kok II6 in 2000 een wetsvoorstel in ter wijziging van artikel 131 van de Grondwet. Het voorstel kwam neer op het schrappen van het feit dat de burgemeester en Commissaris van de Koning per koninklijk besluit benoemd moesten worden. Dit wetsvoorstel is op 22 maart 2005 in tweede lezing verworpen in de Eerste Kamer, omdat niet de vereiste tweederde meerderheid werd gehaald. Een dag later trad minister Thom de Graaf7 van bestuurlijke vernieuwing af, onder meer vanwege de verwerping van dit voorstel.

De drie coalitiepartijen CDA, VVD en D66 onderhandelden daarna over herziening van het regeerakkoord. Hierover bereikten zij op paaszaterdag 26 maart 2005 overeenstemming, ook wel het 'Paasakkoord' genoemd. Hierin werd afgesproken opnieuw een wetsvoorstel in te dienen ter verandering van artikel 131 van de Grondwet. Op 30 december 2005 is dit nieuwe wetsvoorstel ingediend door de minister van Algemene Zaken, Jan Peter Balkenende1, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Johan Remkes2.

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer werd voorgesteld het wetsvoorstel te splitsen. Dit houdt in dat er twee wetsvoorstellen ontstaan: één die strekt tot deconstitutionalisering van de aanstellingswijze van de burgemeester en één die strekt tot opneming van de directe verkiezing van de burgemeester in de Grondwet. Het tweede wetsvoorstel, de opneming van de directe verkiezing, kon echter niet aanvaard worden zonder het eerste wetsvoorstel. Uitsluitende aanvaarding van het tweede wetsvoorstel zou strijdig met de Grondwet zijn. Diverse Kamerleden gaven verder aan niet het vertrouwen te hebben dat dit voorstel wel door de tweede lezing zou komen. Op 8 mei 2007 is het wetsvoorstel ingetrokken door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Guusje ter Horst3 en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Ank Bijleveld-Schouten4.

4.

Meer informatie

  • Een benoemde of een gekozen burgemeester8
  • Deconstitutionalisering Kroonbenoeming9

  • 1. 
    Former Christian democratic prime-minister of The Netherlands, from 2002 to 2010. Jan Peter Balkenende led four coalition governments, each of different composition. It mirrored the unstable political climate in The Netherlands after the rise and murder of Pim Fortuyn in 2002. Having worked for the Christian democratics' scientific bureau, Jan Peter Balkenende was elected as member of the House of Commons in 1998. He was spokesperson for the party on public finance before becoming party leader in 2001. Jan Peter Balkende left politics after a disastrous election result in 2012. He currently works at university and as consultant.
     
  • 2. 
    Johan Remkes (1951) begon zijn politieke loopbaan als voorzitter van de JOVD en werd later lid van Gedeputeerde Staten van Groningen. In de perioden oktober 1993-augustus 1998 en november 2006-juni 2010 was hij Tweede Kamerlid voor de VVD. Hij hield zich als Kamerlid onder meer bezig met economische zaken, binnenlandse zaken, belastingen en mediabeleid. In het tweede kabinet-Kok was hij staatssecretaris van Volkshuisvesting. Van 22 juli 2002 tot 22 februari 2007 was hij minister van Binnenlandse Zaken. In het kabinet-Balkenende I (2002-2003) was hij tevens vicepremier. In de periode 2019-2020 was hij waarnemend burgemeester van 's-Gravenhage en daarvoor van 1 juli 2010 tot 1 januari 2019 Commissaris van de Koning(in) in Noord-Holland. In 2017-2018 was hij voorzitter van de Staatscommissie parlementair stelsel. Van 19 april tot 1 december 2021 was de heer Remkes waarnemend commissaris van de Koning in Limburg.
     
  • 3. 
    PvdA-bestuurder, minister en senator. Studeerde psychologie en was wetenschapper en docent op tandheelkundig gebied. Haar bestuurlijke loopbaan liep via de Amsterdamse raad, de Universiteit van Amsterdam, een wethouderschap in Amsterdam en het burgemeesterschap in Nijmegen tot een ministerschap in het kabinet-Balkenende IV (2007-2010). In dat kabinet was zij minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Daarna voorzitter van de HBO-raad en in 2011-2015 Eerste Kamerlid. Hield zich in de Senaat bezig met volksgezondheid en verkeer. Gold als een krachtdadige en charmante bestuurder, maar was als minister wat minder gelukkig omdat haar wat ongeduldige en doelgerichte bestuursstijl soms weerstand opriep.
     
  • 4. 
    Ank Bijleveld (1962) was van 26 oktober 2017 tot en met 17 september 2021 minister van Defensie in het kabinet-Rutte III. Van 1 november 2019 tot 14 april 2020 was zij tevens minister voor de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst. Mevrouw Bijleveld was van 22 februari 2007 tot 14 oktober 2010 staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kabinet-Balkenende IV. Zij was Tweede Kamerlid voor het CDA in de periode 1989-2001 en in 2010. Zij was enige jaren vicefractievoorzitter en in 2010 betrokken bij de onderhandelingen tijdens de kabinetsformatie. Eerder werkte mevrouw Bijleveld bij de gemeente Hengelo (Ov.), was zij raadslid in Enschede en was zij actief bij het dekenaat van Enschede. Van 1 januari 2001 tot 22 februari 2007 was zij burgemeester van Hof van Twente en van 1 januari 2011 tot 26 oktober 2017 commissaris van de Koning(in) in Overijssel. Op 17 januari 2022 werd zij waarnemend burgemeester van Almere en bleef dat tot 1 maart 2023.
     
  • 5. 
    Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het opnemen van de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester.
     
  • 6. 
    Dit kabinet, in de wandelgangen veelal 'Paars II' genoemd, was een voortzetting van het kabinet-Kok I. Hoewel het kabinet het bijna de volle vier jaar uithield, verliep de samenwerking tussen PvdA, VVD en D66 minder soepel dan in de vorige kabinetsperiode. PvdA-leider Wim Kok werd voor de tweede keer premier.
     
  • 7. 
    Thom de Graaf (1957) is sinds 1 november 2018 vicepresident van de Raad van State. Daarvoor was hij van 7 juni 2011 tot 20 september 2018 Eerste Kamerlid voor D66. Van juni 2015 tot juni 2018 was hij tevens fractievoorzitter. In 2007-2012 was hij burgemeester van Nijmegen en van 1 februari 2012 tot 26 september 2018 was hij voorzitter van de Vereniging Hogescholen. De heer De Graaf werd op jonge leeftijd gemeenteraadslid in Leiden en was daarnaast topambtenaar op Binnenlandse Zaken. In 1994 werd hij Tweede Kamerlid. Hij was lid van de enquêtecommissie IRT. In 1997 volgde hij Wolffensperger op als fractievoorzitter en hij leidde de D66-fractie tijdens paars II en Balkenende I, maar stapte na de verkiezingsnederlaag van 2003 op. Keerde in het kabinet-Balkenende II terug als vicepremier en minister voor Bestuurlijke vernieuwing. Zag in 2005 zijn voorstel voor de gekozen burgemeester stranden in de Senaat en trad toen af.
     
  • 8. 
    De burgemeester wordt in Nederland nog door de Kroon benoemd. Dat gebeurt op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties na een aanbeveling van de gemeenteraad. De minister kan de aanbeveling voor benoeming of ontslag alleen om zwaarwegende redenen weigeren, maar in de praktijk gebeurt dat vrijwel nooit.
     
  • 9. 
    Op 21 december 2018 verscheen Staatsblad 493 met de publicatie van de deconstitutionalisering van de Kroonbenoeming. Daarmee werd artikel 131 van de Grondwet gewijzigd. Dat houdt in dat de Grondwetsbepaling dat de burgemeester en de commissaris van de Koning bij koninklijk besluit (door de 'Kroon') worden benoemd, komt te vervallen. De benoemingswijze wordt dan in een gewone wet geregeld, zodat deze makkelijker kan worden veranderd. Dit maakt de weg vrij voor invoering van een direct gekozen burgemeester of voor een door de raad gekozen burgemeester.