Maan Sassen als Eurocommissaris (1967-1970)
Emmanuel 'Maan' Sassen was lid van de Commissie-Rey1, van juli 1967 tot juli 1970. Binnen de Commissie was hij belast met concurrentiezaken. Zijn takenpakket bestond uit het beoordelen van aanvragen omtrent de fusies van bedrijven en het het beoordelen van staatssteun.
De Commissie-Rey was de eerste Europese Commissie die aantrad na de ondertekening van het Verdrag van Brussel op 8 april 1965. Door dit verdrag werden de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie Euratom (waarin Sassen reeds zitting had) en de EEG verenigd. Er was voortaan één Commissie, één Raad en een gezamenlijk budget. Een van de belangrijkste taken voor Sassen als Eurocommissaris was dan ook, de directoraten-generaal van de EEG en EGKS op het gebied van mededinging te integreren. Dit werd een van de bouwstenen onder de gemeenschappelijke industriepolitiek.
Contents
Sassen trad, na in Nederland kortstondig minister van Overzeese Gebiedsdelen in het eerste kabinet-Drees en later Eerste Kamerlid te zijn geweest, in 1952 toe tot de Gemeenschappelijke Vergadering (GV) van de EGKS, en in 1958 tot de Commissie van Euratom. In de GV was hij vijf jaar fractievoorzitter van de Christen-Democraten. Door zijn ervaring op dit terrein leek hij een juiste kandidaat om binnen de commissie vorm te geven aan de vereniging van de drie Europese gemeenschappen.
Naast Sassen was Nederland In deze commissie vertegenwoordigd door Sicco Mansholt2, Mansholt was als Commissaris voor landbouw en vicevoorzitter van de Commissie-Halstein3 veel zichtbaarder en dus bekender, ook in Nederland. Het commissielidmaatschap van Sassen stond dan ook enigszins in diens schaduw.
Het beleid van Sassen als Eurocommissaris was erop gericht om concurrentie mogelijk te maken. Dit achtte hij nodig om de Europese achterstand in productiecapaciteit op de Verenigde te verkleinen. In het licht van deze mondiale positie was het in sommige gevallen juist wenselijk concentratie van grote bedrijven (fusies) toe te laten. Fusies in de staalindustrie, olie- en chemische industrie. Sassen bestreed competitievervalsing door nationale subsidies (staatssteun) , en raakte hierover met diverse lidstaatregeringen, waaronder de Nederlandse, in conflict vanwege de financiering door de overheid van.
De rol van de commissie, en dus van de commissarissen, was in het verdrag van Brussel versterkt, doordat naast uitvoerende taken ook het nemen van initiatieven tot haar taken ging behoren.
In december 1969 vond de topconferentie in Den Haag plaats, waar regeringsleiders en ministers van Buitenlandse Zaken samenkwamen om tot betere samenwerking te komen. Hier werd het besluit genomen te gaan werken aan een economische en monetaire unie4 en aan verdere Europese politieke samenwerking.
De commissie-Rey nam belangrijke initiatieven op het gebied van de douane-unie5 en wist een regeling voor 'eigen middelen' tot stand te brengen, bestaande uit opbrengsten van de btw, douanerechten en landbouwheffingen. Hierdoor was de Europese Economische Gemeenschap niet meer afhankelijk van de contributies van de lidstaten. Dit betekende meer zelfstandig kunnen opereren en .
-
-stond door zijn optreden mede aan de weg van de het voltooien van de interne gemeenschappelijke markt6 in 1970, dat tevens het einde van zijn commissielidmaatschap betekende.
-
-Had als bijnaam 'Euromaan'
- 1.Deze Europese Commissie trad aan op 1 juli 1967 en bleef in functie tot juli 1970. De voorzitter van de commissie was de Belgische politicus Jean Rey. Sicco Mansholt was de Nederlandse eurocommissaris voor landbouw.
- 2.Sicco Mansholt (PvdA) werd na 13 jaar minister van Landbouw te zijn geweest lid van de eerste Europese Commissie. Hij werd de Eurocommissaris voor Landbouw in Commissie Hallstein I. De Commissie begon met 9 leden uit 6 landen en had zelfs bijna geen ambtenaren in eerste instantie. De belangrijkste vragen die speelden in deze tijd waren de mogelijke toetreding van het Verenigd Koninkrijk tot de Europese Gemeenschap en de vraag welke rol de verschillende Europese instituties te spelen hadden tegenover de lidstaten.
- 3.Dit was de eerste Europese Commissie, die aantrad op 1 januari 1958 en tot 1967 in functie bleef. De Duitse Walter Hallstein was voorzitter van de Commissie en de Nederlander Sicco Mansholt was vicevoorzitter van de Commissie en eurocommissaris voor landbouw.
- 4.De Economische en Monetaire Unie (EMU) is in 1991 opgericht door de Europese regeringsleiders. Het doel was een gezamenlijk economische politiek op te zetten, de prijsstabiliteit te bevorderen en de werking van de interne markt te verbeteren.
- 5.De douane-unie is een samenwerking op het gebied van douanetarieven. De douane-unie werd in 1968 tot stand gebracht tussen de zes oorspronkelijke lidstaten van de Europese Economische Gemeenschap (EEG). Dat was anderhalf jaar eerder dan in het EEG-Verdrag was bepaald. De douane-unie vormt de grondslag van de interne markt. Sinds de inwerkingtreding van de douane-unie worden in het goederenverkeer tussen de EU-lidstaten onderling geen invoerrechten meer geheven. Bovendien geldt in de gehele EU een gemeenschappelijk douanetarief (GDT) voor goederen uit derde landen. De inkomsten uit douanerechten maken deel uit van de eigen middelen van de Gemeenschap.
- 6.De interne markt is de ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrij verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal in de Europese Unie is gewaarborgd. Het begrip interne markt heeft alleen betrekking op het vrij verkeer binnen de Unie en niet op de handel met derde landen. Voor de import van goederen van buiten de Europese Unie hanteren de lidstaten een gemeenschappelijk importtarief.
- 7.Katholiek politicus die een belangrijke rol speelde in de Indonesische kwestie. Was advocaat en gedeputeerde. Behoorde tot de aanhangers van een personalistisch socialisme. Werd in 1946 als juridisch specialist Tweede Kamerlid voor de KVP. In 1948 schoof KVP-leider Romme, met wiens nicht hij was getrouwd, hem naar voren als minister van Overzeese Gebiedsdelen in het eerste kabinet-Drees. Voorstander van een harde lijn jegens de Republiek Indonesia. Kwam daarover in conflict met zijn collega's, waarop hij in 1949 aftrad. Nadien Eerste Kamerlid, EG-commissaris en gewaardeerd ambassadeur bij de Europese Gemeenschappen. Zelfbewust politicus, die het als minister soms aan tact ontbrak.