Parlementair onderzoek Kinderbescherming
In 1990 onderzocht een subcommissie uit de bijzondere commissie voor het Jeugdwelzijnsbeleid en de vaste commissie voor Justitie het functioneren van de kinderbescherming. Aanleiding waren klachten van burgers.
De subcommissie inventariseerde die klachten en door de Nationale ombudsman behandelde klachten. Zij beschouwde die als indicaties voor wat er in functioneren van de kinderbescherming en rechtspleging bij kinderzaken verbeterd zou kunnen worden.
Op 4 oktober 1990 bracht de subcommissie zijn rapport uit. De Tweede Kamer1 besprak dat in november 1990 en juni 1991.
-
-Ali Doelman-Pel2 (CDA)
-
-Margot Vliegenthart3 (PvdA), voorzitter
-
-Hans Dijkstal4 (VVD)
-
-
-
-Peter Lankhorst6 (GroenLinks)
-
-Meindert Leerling7 (RPF)
Griffier: Ch. Roovers
Er werden een aantal leemten geconstateerd. Zo was er gebrek aan externe controle en waren er onvoldoende garanties voor objectieve klachtenbehandeling. Regels waren te vaag en de rechtszekerheid voor ouders daardoor onvoldoende.
De subcommissie deed onder meer de aanbeveling wetgeving aan te passen en de informatievoorziening te verbeteren. Er diende een volledige scheiding te komen tussen rechtspraak en gezinsvoogdij. Er moest één instantie komen voor toezicht op de jeugdhulpverlening.
Meer over
- 1.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 2.Groningse die na maatschappelijk werkster en wethouder te zijn geweest in de Tweede Kamer kwam. Bescheiden en rustig Kamerlid, dat op de achtergrond opereerde. Als presidiumlid zette zij zich in voor betere ondersteuning van fracties. Woordvoerder bijstandszaken, jeugdhulpverlening en emancipatie van het CDA. Was fractiesecretaris en ten slotte vicefractievoorzitter. Was tevens voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. In 1996 wenste een deel van de Kamer haar als Voorzitter, maar het CDA gaf de voorkeur aan zijn eigen oud-voorzitter, oud-minister Bukman.
- 3.Talented and competent politician for the Dutch social democrats (PvdA). She started her political career as president of the Young Socialists. She quickly rose through the ranks of the PvdA, a testament to her political skills and extensive knowledge of policies in various areas, foremost of which were youth affairs and emancipation. After becoming vice parliamentary group-leader, she became junior minister from 1998 to 2002. In her tenure she was confronted with the sensitive issue of growing waiting lists in the healthcare system. After the PvdA suffered a loss in the 2002 elections, she retired from politics. Was appointed by H.M. the Queen as a member of the SER (Social-Economic Council) and is an independent consultant.
- 4.Flamboyante, goedlachse liberale voorman en minister die wars was van populisme. Kwam na een loopbaan als zelfstandig adviseur en het wethouderschap van Wassenaar in 1982 voor de VVD in de Tweede Kamer. Aanvankelijk een niet zo opvallende woordvoerder minderheden en welzijn. Werd in 1990 echter vicefractievoorzitter. Betoonde zich voorstander van samenwerking met de PvdA en werd in 1994 als 'bruggenbouwer' vicepremier in het (paarse) kabinet-Kok I. Na de verkiezingen van 1998 fractievoorzitter en politiek leider van de VVD. Verliet na de teleurstellende verkiezingen van 2002 de politiek en vervulde daarna vele bestuurs- en adviesfuncties. Jazzliefhebber, saxofoonspeler en met fractiegenote Annemarie Jorritsma enige jaren lid van het Tweede Kamercabaret.
- 5.Lid van de D66-Tweede Kamerfractie in de jaren 1989-1998 en onder meer woordvoerster volkshuisvesting en ruimtelijke ordening en (jeugd)welzijn. Was voor zij Kamerlid werd ambtenaar op Binnenlandse Zaken en deed politieke ervaring op in de raad van de gemeente Utrecht en in de Staten van de provincie Utrecht. Leidde als Kamerlid de vaste commissie voor VROM en een onderzoekscommissie naar de ondergang van een Limburgse woningstichting. Stond bekend als vriendelijk en deskundig. Werkte na haar Kamerlidmaatschap bij de Vereniging Natuurmonumenten.
- 6.Alom gerespecteerd en veelzijdig Tweede Kamerlid voor de PPR en GroenLinks. Zette zich als Kamerlid vooral in voor drugsverslaafden, jongeren en etnische minderheden, maar voerde het woord op uiteenlopende terreinen. Bracht een initiatiefwet tot stand over de vertegenwoordiging van leerlingen in schoolbesturen. Kwam als één van de eerste Kamerleden openlijk uit voor zijn homoseksualiteit. Was al op zijn 27ste gemeenteraadslid en werd later wethouder van een Amsterdamse deelgemeente. Vormde in de jaren tachtig in de Tweede Kamer een 'duo' met Ria Beckers en trad na haar vertrek in 1993 op als tussentijdse fractievoorzitter.
- 7.Journalist en politicus, die leefde en werkte vanuit reformatorische beginselen. Als politieke leider van de kleine christelijke RPF van 1981 tot en met 1994 een principieel getuigenis-politicus. Werd politiek bewust bij de AR-jongeren, maar koos uiteindelijk toch voor de rechtlijniger RPF. Stond mede aan de wieg van de Evangelische Omroep, waarmee hij tijdens zijn politieke loopbaan nauwe contacten onderhield ten gunste van de groei van zijn partij. Was van 1985 tot 1994 de eenmansfractie van de RPF na het vertrek van zijn fractiegenoot Wagenaar, die in conflict was geraakt met het partijbestuur. Was later manager van een groot christelijke koor en leider van reizen naar Israël. Kenner van het zaterdagamateurvoetbal.
- 8.Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
- 9.De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.