Parlementair onderzoek Kiezersknoeierijen in Elst

Source: Parlement.com.

Dit onderzoek1 werd in december 1875 ingesteld toen er in de gemeente Elst bij de raadsverkiezing onregelmatigheden waren geweest. De namen van dertig personen waren van de kieslijst geschrapt, omdat zij ten onrechte hadden aangegeven belasting te betalen. Dit werd door een rechtbank voor negenentwintig van hen later weer ongedaan gemaakt. De gemeenteraad liet daarna vier van de gekozen raadsleden niet toe. Ook dit werd weer tenietgedaan, ditmaal door Gedeputeerde Staten2.

Er werd een commissie samengesteld die bestond uit:

  • - 
    Tak van Poortvliet3 (voorzitter) (liberaal)
  • - 
    Kappeyne van de Coppello4 (liberaal)
  • - 
    Van Nispen tot Sevenaer5 (conservatief, katholiek)
  • - 
    Bastert6 (conservatief-liberaal)
  • - 
    Messchert van Vollenhoven7 (conservatief)

Op 7 april 1876 werd het verslag uitgebracht door de commissie. Zij stelde vast dat er werkelijk met het kiesrecht8 werd geknoeid voor de gemeenteraadsverkiezingen. Een minderheid van de commissie wilde aanpassing van de Kieswet om misbruik zoals in Elst te voorkomen.

De meerderheid van de commissie vond dat het 'kwaad' dieper zat, omdat het voor gemeenten feitlijk ondoenlijk was te onderzoeken wie werkelijk belasting betaalden. Om onregelmatigheid bij het kiesrecht echt tegen te gaan, was volgens de meerderheid een grondwetsherziening9 nodig. Het censuskiesrecht voldeed volgens hen niet.

 

Meer over

  • Parlementair onderzoek - 1875-heden10

  • 1. 
    Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
     
  • 2. 
    De Provinciale Staten kiezen minimaal drie en maximaal zeven gedeputeerden voor een periode van vier jaar. Deze Gedeputeerde Staten vormen met de commissaris van de Koning het dagelijkse bestuur van de provincie. Ieder lid van Gedeputeerde Staten (de gedeputeerde) heeft een eigen takenpakket (portefeuille), bijvoorbeeld financiën, ruimtelijke ordening, verkeer of welzijn. De commissaris van de Koning maakt als voorzitter deel uit van het College van Gedeputeerde Staten.
     
  • 3. 
    Liberale Zeeuwse staatsman in de tweede helft van de negentiende eeuw. Begon als commies-griffier van de Tweede Kamer en was vanaf 1870 een actief Kamerlid, die onder andere de aanzet gaf tot twee enquêtes. Werd in het kabinet-Kappeyne van de Coppello minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Behoorde tot de vooruitstrevende liberalen en streefde in zijn tweede ministersperiode (van Binnenlandse Zaken) in het kabinet-Van Tienhoven naar kiesrechtuitbreiding. Ontbond in 1894 de Kamer vanwege het verzet tegen dat voorstel. De verkiezingen stonden geheel in het teken van zijn kiesrechtvoorstel. Was na zijn nederlaag een gebroken man, wiens rol was uitgespeeld. Hem werd wel eens gebrek aan tact en plooibaarheid verweten.
     
  • 4. 
    Energieke, beminnelijke liberale politicus, die in Den Haag een vermaard advocaat was. Stond bekend om zijn rechtskennis, vaardigheid als gevat debater en werklust. Hoewel hij tot de jong-liberalen behoorde, werd hij in 1876 'leader' van de liberale Kamerclub. In 1877 vormde hij een kabinet, waarin hij minister van Binnenlandse Zaken werd. Bracht de door de confessionelen fel bestreden Wet op het lager onderwijs tot stand. Zijn kabinet viel uiteen door de tegenstelling tussen progressieve en gematigde liberalen. Was na 1879 een 'vergeten' staatsman al kwam hij in 1888 nog in de Eerste Kamer. Was toen echter veel conservatiever dan voorheen. Vrij onconventioneel, maar aangenaam gezelschap.
     
  • 5. 
    Vooraanstaand katholiek Tweede Kamerlid uit een bekend Gelders geslacht. Afgevaardigde voor het district Breda en later voor Nijmegen. Ageerde in 1871 tegen het schrappen van de gelden voor het gezantschap bij de Paus en was een belangrijk tegenstander van de onderwijswet in 1878. Is in die zin als één van de eerste politieke voormannen van de katholieken te beschouwen. Min of meer de leider van de katholieke fractie. Maakte deel uit van de Grondwetscommissie in 1883, maar overleed in 1884. Krachtig gebouwde man. Vaak en lang sprekend, met een doordringend basgeluid, en met de nodige gebaren.
     
  • 6. 
    Conservatief-liberaal politicus. Stond bekend als handelsman van 'de oude stempel'. Hij was landeigenaar, bestuurder van een steenfabriek en actief in de handel. Tweede Kamerlid en driekwart jaar minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid in het conservatieve kabinet-Heemskerk Azn. Van hem werd gezegd dat hij liberaal sprak, maar conservatief stemde. Was wel antiklerikaal. Stemde in 1900 als één van de weinigen van de 'linkerzijde' tegen de ontwerp-Leerplichtwet.
     
  • 7. 
    Conservatieve bestuurder en Kamerlid uit een Waals-hervormde familie van Amsterdamse bierbrouwers. Vervulde na advocaat te zijn geweest functies bij de rechterlijke macht en werd in 1851 wethouder van Amsterdam. Kort daarna gedeputeerde en in 1858 burgemeester van Amsterdam. Nam in 1864 echter ontslag vanwege de zwaarte van het ambt. Het district Utrecht koos hem in 1873 tot Tweede Kamerlid, nadat hij eerder negen jaar Eerste Kamerlid was geweest. Typische negentiende-eeuwse conservatieve regent met vele bestuursfuncties.
     
  • 8. 
    Een democratie wordt onder andere gekenmerkt door vrije, geheime en algemene verkiezingen waarbij het volk een volksvertegenwoordiging kiest. Volgens artikel 4 van onze Grondwet mogen dan ook alle Nederlanders kiezen en gekozen worden, behalve bij de wet gestelde beperkingen.
     
  • 9. 
    Om de Nederlandse Grondwet te wijzigen, moet een voorstel tot wijziging worden ingediend. De wijziging moet twee keer in de Tweede en Eerste Kamer worden behandeld. Zo’n behandeling van een wetsvoorstel in het parlement wordt een lezing genoemd. Er zijn dus twee lezingen nodig voor de Grondwet kan worden gewijzigd. Vóórdat de tweede lezing plaatsvindt, moeten Tweede Kamerverkiezingen worden gehouden. In theorie moeten kiezers zich zo over de wijziging(en) kunnen uitspreken. Bij de tweede lezing is er in beide Kamers een tweederdemeerderheid vereist.
     
  • 10. 
    De Tweede Kamer kan zelfstandig een onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Dit heet het recht van parlementair onderzoek. Onderzoeken worden gedaan door middel van een hoorzitting, een rondetafelgesprek of een parlementaire enquête. Ook de Eerste Kamer heeft het onderzoeksrecht, maar maakt daar beduidend minder vaak gebruik van.