Staatscommissie-Oppenheim
Source: Parlement.com.
De Staatscommissie-Oppenheim werd op 15 november 1913 ingesteld door het kabinet-Cort van der Linden1. Zij moest advies uitbrengen over het nieuwe kiesstelsel. De commissie bracht op 25 mei 1914 verslag uit. Op basis van het advies diende het kabinet een wetsvoorstel in tot invoering van het algemeen mannenkiesrecht en van de evenredige vertegenwoordiging2.
naam |
functie |
politieke kleur |
---|---|---|
mr. J. Oppenheim3, voorzitter |
hoogleraar |
|
Tweede Kamerlid |
||
mr.dr. J. van Gelein Vitringa |
rechter |
partijloos |
oud-Tweede Kamerlid |
||
Tweede Kamerlid |
RK |
|
oud-Tweede Kamerlid |
||
mr. G. Nijpels |
advocaat |
liberaal |
Tweede Kamerlid |
liberaal |
|
Tweede Kamerlid |
Meer over
- 1.Het liberale extraparlementaire kabinet-Cort van der Linden loodste Nederland door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en bracht de belangrijke Grondwetsherziening van 1917 tot stand. Hierdoor werden de kiesrecht- en schoolstrijd beëindigd. Het meerderheidsstelsel (districtenstelsel) werd vervangen door de evenredige vertegenwoordiging. Onder de negen ministers waren slechts twee oud-Kamerleden.
- 2.Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling.
- 3.Liberale rechtsgeleerde die, na gemeentesecretaris in Groningen te zijn geweest, in die plaats hoogleraar werd. Deskundig op het gebied van staats- en administratief recht en kenner bij uitstek van het gemeenterecht, waarover hij een standaardwerk schreef. Volgde in 1893 Buys op als hoogleraar in Leiden, waarna hij ook volkenrecht ging doceren. Vooraanstaand lid van de joodse gemeenschap en lid en voorzitter van diverse (Staats)commissies. Leidde de commissie die in 1913 de evenredige vertegenwoordiging voorbereidde. Eindigde zijn loopbaan als lid van de Raad van State.
- 4.Liberaal is een negentiende eeuwse politieke stroming. Vanaf het einde van die eeuw wordt de term gebruikt om aanhangers aan te duiden van partijen die streven naar een grote mate van vrijheid voor het individu. Liberale partijvorming was er pas voor het eerst in 1885 toen de Liberale Unie werd opgericht.
- 5.Tamelijk conservatief, maar wel pragmatische katholieke politicus. Advocaat in Den Bosch en vanaf 1896 Tweede Kamerlid voor het district Den Bosch. Als minister van Justitie in het kabinet-Kuyper werd hij als kundig en evenwichtig getypeerd en stond hij goed aangeschreven. Bracht onder andere de Beroepswet (een regeling van het administratief recht) tot stand. Hij was in 1903 tegenstander van strafbaarstelling van ambtenarenstakingen, maar verdedigde loyaal het door de ministerraad genomen besluit. Keerde in 1905 terug in de Kamer en was enige tijd fractievoorzitter. Sloot zijn loopbaan af als staatsraad.
- 6.De Tweede Kamer bestaat uit 150 parlementariërs: volksvertegenwoordigers die op basis van evenredige vertegenwoordiging voor een periode van in principe vier jaar worden gekozen via de kandidatenlijst van een politieke partij. Zij controleren de regering en treden op als medewetgevers.
- 7.De Rooms-Katholieken hadden van 15 maart 1892 tot 17 september 1929 een Tweede Kamerfractie (Kamerclub). De katholieke fractie was vanaf 1901 de grootste in de Tweede Kamer. Eerder was er al een zogenoemde Centrumclub. Vanaf 1929 was er sprake van een RKSP-fractie, nadat in 1926 de Roomsch-Katholieke Staatspartij was opgericht.
- 8.Vooraanstaand staatsman in de eerste helft van de twintigste eeuw. Diverse malen Tweede Kamerlid en minister, en tevens raadslid in Rotterdam, gedeputeerde van Zuid-Holland en burgemeester van Arnhem. Tweemaal minister-president, beide keren als opvolger van Colijn. Een belangrijk wetgevend succes als minister van Financiën was zijn Financiële-Verhoudingswet. In 1939 leider van het eerste kabinet met sociaaldemocraten. Harde werker en scherpzinnig jurist, maar solistisch en eigenzinnig. Week in 1940 met zijn kabinet uit naar Londen. Moest zijn langdurige politieke loopbaan gedesillusioneerd beëindigen, omdat koningin Wilhelmina geen vertrouwen in hem had vanwege zijn te defaitistisch geachte houding. Keerde tijdens de Bezetting op eigen gezag terug naar Nederland. Werd na de oorlog op tamelijk vage gronden veroordeeld en ridderorde en titel 'minister van staat' ontnomen.
- 9.De CHU was een christendemocratische politieke partij, die vooral aanhang had onder Nederlands-Hervormden. De CHU kende een los partijverband en daarom was er sprake van een unie. De CHU ontstond in 1908 door samengaan van de Christelijk-Historische Partij en de Friese Bond van christelijk-historischen. In 1980 fuseerde de CHU met ARP en KVP tot het CDA.
- 10.Rotterdamse vrijzinnig-democraat die voor het district Sneek in de Tweede Kamer zat. Na advocaat te zijn geweest, werd hij redacteur van onder meer NRC. Later wederom advocaat en daarna leraar. Bij de verkiezingen van 1897 werd hij met één stem verschil tegenover Theo Heemskerk gekozen. Actief op het gebied van onderwijs en volksgezondheid. Werd als Kamerlid bekend vanwege zijn amendement op de ontwerp-Militiewet over verkorting van de dienstplicht. Aanneming daarvan leidde tot het aftreden van minister Eland.
- 11.De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
- 12.Vooraanstaand katholiek politicus in het interbellum. Was advocaat en administratief rechter en kwam in 1905 in de Tweede Kamer voor het district Grave door oud-minister Harte te verslaan. Volgde in 1920 de liberaal Fock op als Kamervoorzitter en trad in die functie tamelijk streng en formeel op. In 1925 opvolger van minister Aalberse in het kortstondige eerste kabinet-Colijn. Was een bewonderaar van Colijn. Na zijn kortdurende ministerschap negentien jaar staatsraad. Werd na de breuk in het vierde kabinet-Colijn in 1939 verrassend formateur, omdat hij anders dan de ministers Romme en Steenberghe een exponent was van de rechtervleugel van de RKSP. Zijn formatiepoging mislukte dan ook. Stond bekend als tamelijk afstandelijk.
- 13.Eenvoudig, harmonieus en erudiet edelman, vertrouwensman van koningin Wilhelmina en prinses Juliana. Zoon van de staatsman C.Th. van Lynden van Sandenburg. Op school altijd de beste van de klas. Kwam in 1909 voor het district Kampen in de Tweede Kamer, maar keerde daarin in 1913 niet terug. Gedeputeerde en later Commissaris van de Koningin in Utrecht. In die laatste functie contactpersoon tussen Wilhelmina en de ex-keizer van Duitsland. Zijn zwakke hart verhinderde hem veel publieke activiteiten. Was de laatste vier jaren van zijn leven vicepresident van de Raad van State.
- 14.De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
- 15.Onberispelijk geklede en gecoiffeerde Tielse advocaat, die tot de vooraanstaande liberalen in de eerste helft van de twintigste eeuw behoorde. Voorstander van kiesrechtuitbreiding. Kwam in 1891 in de Kamer, na in zijn woonplaats ook wethouder te zijn geweest. Was in het kabinet-De Meester minister van Binnenlandse Zaken. Keerde na zijn ministerschap in 1909 terug als afgevaardigde voor Hoogezand. Als liberaal fractieleider kwam hij na de spanningen in november 1918 met een motie waarin om maatschappelijke hervormingen werd gevraagd. Bleef tot zijn tachtigste Eerste Kamerlid. Uiterst hoffelijk politicus.
- 16.Eén van de grote voormannen van de sociaaldemocraten in de eerste helft van de twintigste eeuw. Was typograaf en propagandist in Limburg en werd later redacteur van dagblad Het Volk. Als politicus voor alles een pragmatisch reformist en in 1913 daarom voorstander van regeringsdeelname van de SDAP. Keerde zich in 1918 ook tegen Troelstra's revolutiepoging. Naast Kamerlid en partijvoorzitter tevens wethouder in Amsterdam. Eenvoudige arbeider, die zich door zelfstudie opwerkte tot een welsprekende afgevaardigde die goed gedocumenteerde betogen hield. Geschiedschrijver van de vooroorlogse sociaaldemocratie. Ook buiten eigen kring gerespecteerd.
- 17.De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) was een sociaaldemocratische partij, die lange tijd tevens republikeins en antimilitaristisch was. De SDAP werd in 1894 opgericht en kan als opvolger van de revolutionair-socialistische SDB (Socialistenbond) worden beschouwd. De partij was onderdeel van de socialistische zuil en nauw verbonden met organisaties als het NVV, dagblad Het Volk, de Arbeiderspers en de VARA. In 1946 ging de SDAP met VDB en CDU op in de PvdA.
- 18.Een grondwetscommissie houdt zich bezig met mogelijke Grondwetsherzieningen. Vaak is een grondwetscommissie een staatscommissie: een niet-permanent adviesorgaan dat bij koninklijk besluit wordt ingesteld door de regering.