Kiesrechtclub

Deze liberale kamerclub werd op 21 juni 1893 door achttien liberalen gevormd. Later groeide de club uit naar vierentwintig leden. De club gaf steun de ontwerp-Kieswet van minister Tak van Poortvliet1 en vormde zo de kern van de zogenaamde 'Takkianen2'. In 1894 hield de club op te bestaan.

Als voorzitter trad op Goeman Borgesius3 en als bestuursleden Veegens4 en Pijnacker Hordijk5.

 

Meer over

  • Tweede Kamerfractie6

  • 1. 
    Liberale Zeeuwse staatsman in de tweede helft van de negentiende eeuw. Begon als commies-griffier van de Tweede Kamer en was vanaf 1870 een actief Kamerlid, die onder andere de aanzet gaf tot twee enquêtes. Werd in het kabinet-Kappeyne van de Coppello minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid. Behoorde tot de vooruitstrevende liberalen en streefde in zijn tweede ministersperiode (van Binnenlandse Zaken) in het kabinet-Van Tienhoven naar kiesrechtuitbreiding. Ontbond in 1894 de Kamer vanwege het verzet tegen dat voorstel. De verkiezingen stonden geheel in het teken van zijn kiesrechtvoorstel. Was na zijn nederlaag een gebroken man, wiens rol was uitgespeeld. Hem werd wel eens gebrek aan tact en plooibaarheid verweten.
     
  • 2. 
    De verkiezingsstrijd in april 1894 stond geheel in het teken van de uitbreiding van het kiesrecht. De vooruitstrevende liberalen en een deel van de antirevolutionairen wilden daarbij verder gaan dan de oud-liberalen en het conservatieve deel van de ARP. Bij de Katholieken was de overgrote meerderheid tegen al te vergaande kiesrechtuitbreiding.
     
  • 3. 
    Vooraanstaand Gronings liberaal politicus, met grote politieke talenten. Pragmatisch ingesteld en gematigd vooruitstrevend. Was onderwijzer en hoofdredacteur van dagblad Het Vaderland. Vervolgens veertig jaar Tweede Kamerlid, waarvan vier jaar voorzitter. Gaf als Kamerlid de aanzet tot de arbeidsenquête van 1886. Leidde na 1893 de fractie van de vooruitstrevende liberalen in de Tweede Kamer. Bekwaam wetgever, die als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Pierson onder andere de Woningwet en de Gezondheidswet tot stand bracht. Formeerde in 1905 het kabinet-De Meester, maar nam daarin zelf geen zitting. Als Kamervoorzitter vermaard vanwege zijn versprekingen ('Curiname en Suraçau'). Hield als Kamerlid goed doorwrochte en vurige betogen, die meestal met veel belangstelling werden beluisterd.
     
  • 4. 
    Vooruitstrevend liberaal politicus. Succesvol advocaat, die in 1881 zijn vader opvolgde als griffier van de Tweede Kamer. Zeer nauwgezet met veelzijdige kennis. Centrale figuur van het tijdschrift Vragen des Tijds. Secretaris van de enquêtecommissie arbeidsomstandigheden. In de Tweede Kamer, waarvan hij sinds 1888 deel uitmaakte, een veelzijdig en actief lid. Eén van de voormannen van de vooruitstrevend-liberale kamerclub. Verloor in 1901 als vrijzinnig-democraat zijn zetel aan K. ter Laan (SDAP). Had als minister in het kabinet-De Meester onvoldoende tijd voor het realiseren van sociale-wetgevingsplannen. Principieel, weinig geneigd tot compromissen.
     
  • 5. 
    Koloniaal woordvoerder van de liberalen en vrijzinnig-democraten rond 1900. Was in Nederlands-Indië werkzaam in de landbouw en als bestuurder en werd na zijn repatriëring in 1891 in het district Den Haag tot Kamerlid gekozen. Kwam uit een voorname Tielse familie en was een oudere broer van Cornelis Pijnacker Hordijk, die Gouverneur-Generaal, minister en Eerste Kamerlid was.
     
  • 6. 
    Een Tweede Kamerfractie is een organisatie van Tweede Kamerleden die deel uitmaken van dezelfde politieke partij en die zowel op hoofdlijnen als bij deelonderwerpen in de Tweede Kamer standpunten bepaalt. Daarnaast worden in een fractie onderling de werkzaamheden verdeeld. Een fractie staat onder leiding van een fractievoorzitter. Tweede Kamerfracties hebben personeel in dienst, zoals voorlichters en beleidsmedewerkers.