De eerste koning: Koning Lodewijk Napoleon 1806-1810
Op 23 juni was het 200 jaar geleden dat Lodewijk Napoleon, de broer van de Franse keizer Napoleon, als koning zijn intrede in ons land deed. Hoewel hij een buitenlandse vorst was, kan hij toch als eerste nationale vorst worden gezien. In zijn regeerperiode werd de kiem gelegd voor onze latere monarchie. Willem de Eerste1 kon in 1813 als het ware in de voetsporen van Lodewijk Napoleon stappen.
Contents
Eind 1794 kwam er een einde aan de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën en het stadhouderlijk bewind van Willem V. In december 1794 trokken Franse troepen onder leiding van generaal Pichegru over de bevroren rivieren en bezetten de Nederlanden. Stadhouder3 Willem V vluchtte op 18 januari 1795 naar Engeland.
Door het Haags Verdrag van 16 mei 1795 kwamen de Nederlanden onder Franse invloed. De vroegere Republiek der Verenigde Nederlanden moest militaire en financiële steun geven aan Frankrijk, maar hield - vooralsnog - een eigen bestuur.
In 1796 werd een (eerste) Nationale Vergadering4 gekozen. Die moest een Grondwet opstellen. Nadat in 1797 het eerste ontwerp werd verworpen, kwam er een Tweede Nationale Vergadering5, die opnieuw met een ontwerp kwam. Dat parlement werd in januari 1798 na een staatsgreep gezuiverd, waarna een radicaal-democratisch bewind de nieuwe Grondwet invoerde. Een tweede staatsgreep in 1798 zorgde er voor dat gematigde patriotten opnieuw de macht kregen. Zij vormden een Uitvoerend Bewind6. Verder werd er een Vertegenwoordigend Lichaam gekozen. Er kwamen voor het eerst ook ministers (die toen overigens nog 'agenten' werden genoemd).
In september 1801 werd het Uitvoerend Bewind met behulp van de Fransen afgezet. De macht kwam nu aan een veel autoritairder bestuur, het Staatsbewind7. Veel oude (orangistische) regenten uit de tijd van de stadhouder keerden terug in het bestuur. Dat werd door Napoleon al snel als een bedreiging gezien. Omdat de Fransen tevens vonden dat de Bataafse Republiek Frankrijk te weinig steun gaf in zijn oorlog tegen Engeland, verving Napoleon vier jaar later het Staatsbewind door een eenhoofdig bestuur. Rutger Jan Schimmelpenninck8 werd raadpensionaris.
Al een jaar later verstevigde de keizer zijn greep op Nederland nog verder. Op 11 maart 1806 nam keizer Napoleon het besluit dat zijn broer, Louis, koning zou worden van Holland. De keizer legde Holland tevens een nieuwe Grondwet op.
-
Een dramatisch persoonlijk leven
Koning Lodewijk Napoleon, kortweg Louis, zoals hij de officiële stukken altijd tekende, was een jongere broer van Napoleon Bonaparte. Beiden verlieten ze hun geboorte-eiland Corsica. Onder toezicht van Napoleon volgde Lodewijk een militaire opleiding en maakte hij carrière in het Franse leger. En daarbij zou het niet blijven.
-
Voor elke dag van het jaar een paleis
Alle Europese vorsten beschikten vroeger over veel verschillende verblijven. Dit was eerst noodzakelijk geweest omdat de hofhouding weer naar elders moest vertrekken als de voorraden van een domein waren uitgeput. Later ging het vooral om de status. Rijken hadden op zijn minst een onderkomen in de stad voor de winter, een buitenverblijf in de zomer en een jachtoord voor het vermaak. Fraaie gebouwen vervingen de verdedigbare kastelen.
-
Koning tussen twee vuren
Al vanaf 1795, toen het leger van Frankrijk te hulp schoot om de Bataafse Republiek9 te grondvesten, was de invloed van dat land op Nederland goed merkbaar. Naarmate de macht van Napoleon groeide en zijn plannen grootser vormen aannamen, wilde hij meer greep hebben op de politiek en vooral ook op het geld van de Republiek. De benoeming van Lodewijk Napoleon tot koning was een stadium in dit proces.
-
Veel paper en veel bezuinigingen
Net zoals zijn illustere broer had Lodewijk Napoleon grote belangstelling en aanleg voor bestuur en administratie. Onder zijn leiding groeide de vierde macht van de ambtenaren gestadig. De koning heeft niet de eerste stoot gegeven, maar liet wel een gespreid bedje achter voor zijn eigenlijke opvolger Willem de Eerste.
Bij keizerlijk decreet van 9 juli 1810 werd het koninkrijk Holland (overigens nog slechts bestaand uit het deel ten noorden van de grote rivieren) ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Lodewijk Napoleon was eerder bij zijn broer ontboden. De keizer was ontevreden over de zelfstandige koers die de koning had gevoerd. Hij had geweigerd de dienstplicht in te voeren en wilde evenmin het probleem van de staatsschuld oplossen door tiërcering (vermindering van de schuld tot een derde). Het onvermogen van de Bataafse defensie om in 1809 een Engelse landing op Walcheren te voorkomen, was voor de keizer de druppel geweest die de emmer had doen overlopen.
Lodewijk overwoog nog zich militair te verzetten, maar moest zich al snel neerleggen bij de Franse overmacht. Ook de benoeming van zijn negenjarige zoontje tot koning was gedoemd te mislukken. Op 2 juli 1810 vertrok Lodewijk Napoleon voorgoed uit Holland.
In november 1813 herwon Nederland de zelfstandigheid. Erfstadhouder Willem keerde na zijn zelfgekozen verbanning terug uit Engeland. Hij zou een nieuw grondwettelijk bestuur instellen, waarbij hij voortbouwde op het Bonapartistische koningschap. Er werd gebroken met het federatieve bestuur uit de tijd van de Republiek en kwam er een gecentraliseerd bewind met aan het hoofd een (verlichte) absoluut vorst.
De in de Bataafs-Franse tijd ingevoerde eenheid van onder meer belastingen, onderwijs, taalregels, gewichten en maten, registratie van burgers en waterstaat bleef gehandhaafd.
Instellingen die in de Franse tijd waren ontstaan bleven bestaan, zij het soms met een wat andere rol. De Staatsraad10 van Lodewijk Napoleon werd Raad van State, het ambt van minister (onder Willem I aanvankelijk nog secretaris van staat geheten) bleef gehandhaafd en ook de Staatssecretarie, het centrale ambtelijke apparaat van het koningschap, bleef nog lange tijd in tact.
Willem I, die in 1814 koning werd, nam verder de door Lodewijk Napoleon ingestelde verlening van ridderorden over. Bovendien zou hij, net als in de Franse tijd, overgaan tot adelsverheffing van aanzienlijke landgenoten. Ook instellingen als de Koninklijke Bibliotheek en de Koninklijke Academie van Wetenschappen vinden hun oorsprong in de Napoleontische tijd.
Ook in de feitelijke uitoefening van het koningschap zijn er overeenkomsten. Willem I zou zich met net zo'n groot gemak ontdoen van 'getrouwen' als eerder Lodewijk Napoleon had gedaan. Lodewijk kwam in conflict met minister Gogel en zag de relatie met zijn vriend en minister Röell aanmerkelijk bekoelen. Willem de Eerste zou na verloop van tijd in conflict komen met onder anderen Van Hogendorp, Falck en Van Maanen. Beide vorsten 'blonken uit' door een overdreven bemoeizucht met detailkwesties.
Dát het koningschap van Lodewijk Napoleon als voorbeeld diende, was overigens in het opnieuw zelfstandig geworden Nederland lange tijd taboe. De laatste jaren is de waardering voor de Bataafs-Franse tijd veranderd. De betekenis voor de vorming van het Nederlandse staatsbestel na 1813 wordt nu vrij algemeen erkend.
Meer over
redactie: PDC, m.m.v. dr. Joke Roelevink (Huygens Instituut/KNAW, voorheen Instituut voor Nederlandse geschiedenis)
- 1.Koning Willem I regeert als een verlicht absolutistisch vorst: hij bepaalt het beleid, neemt besluiten en is verantwoordelijk voor de financiën, en hij benoemt en ontslaat de ministers. Die ministers zijn alleen aan hem verantwoording schuldig en zijn in feite 'ambtenaren'. De koning heeft het beste voor met het land, zo bevordert hij handel en industrie en zorgt hij voor aanleg van kanalen.
- 2.Broer van keizer Napoleon die in 1806-1810, tijdens de Franse overheersing van grote delen van Europa, de eerste koning van de eenheidstaat Nederland was. Doordat hij zijn medeleven betuigde bij rampen als de kruitramp in Leiden (1807) en de overstromingen in het rivierengebied (1809) verwierf hij een zekere populariteit bij de bevolking. Zette zich meer in voor de Nederlandse belangen dan zijn broer wenselijk achtte en abdiceerde ten gunste van zijn zoontje. Was nogal wispelturig. Na zijn aftreden in ballingschap in Bohemen en Italië.
- 3.De stadhouder was de voornaamste hoogwaardigheidsbekleder en hoogste gezagsdrager in de (Noord-)Nederlandse provinciën. Hij was echter geen soeverein, maar dienaar van de Staten. De stadhouder had een belangrijke stem bij benoemingen en de combinatie met militaire functies (kapitein-generaal en admiraal-generaal) versterkte zijn positie. Tevens had hij als adviseur toegang tot de Staten-Generaal.
- 4.De Eerste Nationale Vergadering bestond in de periode 1 maart 1796 tot en met 31 augustus 1797 en telde 126 leden. De leden werden gekozen door een kiescollege, dat op haar beurt door grondvergaderingen was gekozen. In ieder district (met 15.000 kiezers) waren er 30 grondvergaderingen. Aan de verkiezingen van de grondvergaderingen mochten alle mannen van twintig jaar en ouder deelnemen, mits zij het oude regeringssysteem hadden afgezworen.
- 5.De Tweede Nationale Vergadering bestond in de periode 1 september 1797 tot 22 januari 1798. Na de verwerping van de ontwerp-Constitutie moest een nieuw ontwerp worden gemaakt. Daartoe werd wederom een commissie van eenentwintig leden in het leven geroepen. Net als in de Eerste Nationale Vergadering werden de leden die daarin zitting hadden, vervangen door gekozen plaatsvervangers.
- 6.Tussen januari 1798 en oktober 1801 is er een staatsbestel met, naast een nationaal parlement, een Uitvoerend Bewind. Dat is een meerdere leden tellende nationale regering. Aanvankelijk bestaat het Uitvoerend Bewind uit radicaal-democraten, maar na een staatsgreep in juni 1798 komen gematigder bestuurders aan de macht.
- 7.Op grond van de Grondwet van 16 oktober 1801 komt er een nieuw soort regering: het Staatsbewind. Dat twaalf leden tellende college heeft veel macht. Het heeft wetgevende macht, kan verdragen sluiten met andere landen, beheert de nationale financiën en heeft het opperbevel over leger, vloot en politie. Het Staatsbewind wordt bijgestaan door secretarissen van staat (ministers), uit drie leden bestaande raden (onder meeer voor marine en binnenlandse zaken) en een algemeen secretaris.
- 8.Telg uit een adellijke Gelders-Overijsselse familie die al als student actief was in de patriottenbeweging. Advocaat in Amsterdam. Kwam na de omwenteling van 1795 in het voorlopige stadsbestuur. Behoorde als lid van de Nationale Vergadering tot de gematigde unitarissen. Werd in 1798 Bataafs ambassadeur in Parijs en speelde een belangrijke rol bij het verdedigen van de Nederlandse belangen. In 1802 gezant in Londen, maar later teruggekeerd in Parijs. Nam op verzoek van Napoleon in 1805 als raadpensionaris de regering over van het Staatsbewind. Na een jaar vervangen door koning Louis Napoleon. Tijdens de inlijving was hij senator in Parijs. Als Eerste Kamerlid onder Willem I voerde hij oppositie tegen enkele financiële voorstellen. Trad terug uit het openbare leven vanwege een oogaandoening.
- 9.Onder de Bataafs-Franse tijd verstaan we de periode tussen 1795 en 1813 waarin de Nederlanden onder Franse invloed stonden. Tot 1806 is er sprake van een overwegend Nederlands bestuur, daarna nemen de Fransen de touwtjes zelf in handen, eerst onder koning Lodewijk Napoleon en vanaf 1810 door inlijving bij het Franse keizerrijk.
- 10.De Staatsraad was het advieslichaam van koning Lodewijk Napoleon. Zij was de voortzetting van de Staatsraad uit 1805. De Staatsraad adviseerde over alle wetsvoorstellen en over andere bestuursaangelegenheden. Alle wetsvoorstellen moesten voor advies eerst aan de Staatsraad worden gezonden, voordat ze behandeld werden in het Wetgevend Lichaam.