Zwangerschap volksvertegenwoordigers (1994-1996)
Op 3 augustus 1994 diende Kabinet-Lubbers III1 een voorstel in om de in de grondwet een bepaling op te nemen over tijdelijke vervanging van vrouwelijke volksvertegenwoordigers wegens zwangerschap en bevalling. Het betrof een voorstel in tweede lezing. De Grondwet zat een wettelijke regeling van tijdelijke plaatsvervanging, of zogezegd zwangerschapverlof, in de weg. Het voorstel werd voor de eerste lezing ingediend op 5 oktober 1993 door minister van Algemene Zaken, Ruud Lubbers2, minister van Binnenlandse Zaken, Ien Dales3, en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, Dieuwke De Graaff-Nauta4.
Er bestond voor vrouwelijke volksvertegenwoordigers bij zwangerschap en bevalling geen regeling voor vervanging. Zij konden ontslag nemen en dan met hun vervanger afspreken dat hij/zij de zetel na de bevalling weer beschikbaar zou stellen. Het voorstel wilde dat vrouwen in alle bestuurslagen zouden mogen rekenen op tijdelijke vervanging, zonder ontslag te hoeven nemen.
Op 31 januari 1995 stemde de Tweede Kamer vóór het wetsvoorstel, VVD5, SGP6 en RPF7 waren tegen de grondwetswijziging. Het voorstel werd echter verworpen in de Eerste Kamer op 5 maart 1996, het haalde geen tweederde meerderheid. Ook het GPV8 stemde in de Eerste Kamer tegen.
Na artikel 57 werd een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 57a
De wet regelt de tijdelijke vervanging van een lid van de Staten-Generaal wegens haar zwangerschap en bevalling.
Dit voorstel ontsluit het amendement van Scheltema-de Nie dat op 26 januari 1994 werd aangenomen. Voor het amendement was aangenomen werd niet expliciet genoemd dat de voorgestelde vervangingsregeling uitsluitend kon worden getroffen voor een vrouwelijk lid van de Staten-Generaal vanwege haar eigen zwangerschap en bevalling.
Aan artikel 129, derde lid, werd voorgesteld de volgende volzin toe te voegen:
Artikel 57a is van overeenkomstige toepassing.
De Grondwet kende geen mogelijkheid tot tijdelijk verlof voor vrouwelijke volksvertegenwoordigers die een kind verwachtten. Vrouwen waren voor vervanging en terugkeer naar de Kamers, provinciale Staten of gemeenteraden, afhankelijk van een afspraak met hun vervanger. Dat bood weinig zekerheid en zou jonge vrouwen ontmoedigen om zich überhaupt verkiesbaar te stellen. Bovendien vond kabinet het bezwaarlijk dat bij tijdelijk 'verlof' (zonder vervanging) een Kamerlid haar rechten, zoals het stemrecht, niet zou kunnen uitoefenen. Zonder vervanger zou het vooral voor kleinere fracties bovendien zwaarder zijn om taken over te nemen, terwijl er tegelijkertijd meer druk lag op de vrouwelijke volksvertegenwoordigers in verwachting om langer door te werken of eerder terug te keren na de bevalling.
Het voorstel deed een beroep op bestaande verdragen en regelgeving die de kansen van vrouwen gelijkstelden aan mannen. Omdat het het voor een vrouwelijke vertegenwoordiger niet ideaal was om haar taken over te dragen aan een vervanger maar het ook geen goede optie was om tijdelijk afwezig te zijn zonder vervanger, stond zij voor een dilemma waar mannelijke collega's geen last van hadden. Op deze manier werd het passief kiesrecht11 van vrouwen achtergesteld aan dat van mannen, wat het Kabinet-Lubbers III verdedigde als discriminerend. Met een grondwettelijke vervangingsregeling, zou een zwangerschap vrouwen niet langer in de weg staan om politiek actief te worden, zijn, of blijven.
De Raad van State was echter bezorgd dat tijdelijke vervanging van zo'n korte duur (volgens het voorstel een verlof van zestien weken) niet 'zinvol' zou zijn, ook vroeg de Raad zich af in hoeverre vervangers dan bereid zouden zijn om in te springen. Het advies was om het wetsvoorstel niet naar de Tweede Kamer te sturen, de Raad zag geen heil in de regeling en was bovendien van mening dat het niks te maken had met discriminatie. Het voorstel werd echter wél naar de Kamers gestuurd en kwam door de eerste lezing.
VVD, SGP, RPF en GPV stemden tegen het wetsvoorstel, waardoor het uiteindelijk werd verworpen. Zij sloten zich aan bij het negatieve advies van de Raad van State en stelden geen ervaring te hebben met vervangers die niet bereid waren ontslag te nemen en hun taken weer over te dragen aan hun vrouwelijke collega's. Ook konden zij zich niet vinden in het argument dat vrouwen ontmoedigd zouden zijn om politiek actief te worden. Deze partijen waren van mening dat een regeling voor tijdelijke vervanging wegens zwangerschap en bevalling juist discrimineerden omdat vrouwelijke volksvertegenwoordigers dan anders behandeld zouden worden dan mannelijke volksvertegenwoordigers.
De VVD voegde in hun stemverklaring toe dat als er een bepaling over tijdelijke vervanging opgenomen zou worden in de grondwet, deze ook betrekking zou moeten hebben op Kamerleden die bijvoorbeeld wegens ziekte hun taken tijdelijk moesten neerleggen. Deze suggestie heeft uiteindelijk de wijziging van artikel 57a12 in 200513 beïnvloed.
- 1.In het derde kabinet-Lubbers werkte het CDA samen met de PvdA. De VVD, coalitiepartner van het CDA in het voorgaande kabinet-Lubbers II, belandde na de verkiezingen van 1989 in de oppositie. CDA-leider Ruud Lubbers werd voor de derde keer premier.
- 2.Christendemocraat die twaalf jaar minister-president was. Werd in 1973 als jonge ondernemer minister van Economische Zaken in het kabinet-Den Uyl. Na zijn ministerschap en een jaar 'gewoon' Kamerlid voorzitter van de CDA-fractie. Was vier jaar steunpilaar van het kabinet-Van Agt/Wiegel. Na het mislukte kabinet-Van Agt/Den Uyl werd hij in 1982 premier en CDA-leider. Voerde in kabinetten met de VVD een 'no-nonsense'-beleid dat zorgde voor economisch herstel en vermindering van de staatsschuld. Leidde het CDA in 1986 naar verkiezingswinst en wist die in 1989 te consolideren. Werd daarna premier van een kabinet met de PvdA. Een meester in het vinden van compromisteksten, die vaak tot stand kwamen op zijn werkkamer, het torentje. Na zijn premierschap ontging hem het voorzitterschap van de Europese Commissie en de functie secretaris-generaal van de NAVO. Werd later wel onverwacht Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen, maar trad in 2005 voortijdig terug. Harde werker, manager.
- 3.Kordate, sociaal bewogen en onconventionele PvdA-politica. Begon haar loopbaan bij het christelijke vormingsinstituut 'Kerk en Wereld' en was later directeur van de sociale dienst in Rotterdam. Als staatssecretaris onder Den Uyl in het kabinet-Van Agt II medeverantwoordelijk voor fel bekritiseerde plannen om de Ziektewet te versoberen. Na vijf jaar Tweede Kamerlidmaatschap werd zij burgemeester van Nijmegen. Dat ambt verruilde zij in 1994 voor het ministerschap van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Lubbers III. Zette in op een beleid van 'sociale vernieuwing' en bracht samen met Hirsch Ballin een nieuwe Politiewet en antidiscriminatiewetgeving tot stand. Bestuurder op hoofdlijnen, die goed leiding kon geven. Had soms een wat moeizame relatie met het parlement, omdat zij niet altijd wenste in te gaan op detailkritiek. Werd door volkomen zichzelf te blijven een populair politica.
- 4.Bescheiden intelligente lerares, die veel gezag verwierf als wethouder van Sneek en gedeputeerde van Friesland. Typische vertegenwoordigster van de progressieve Friese vleugel van de CHU. In de periode 1986-1994 staatssecretaris en minister van Binnenlandse Zaken in achtereenvolgende kabinetten. Bracht diverse herindelingswetten, een nieuwe Kieswet, Provinciewet en Gemeentewet tot stand. Gaf een belangrijke aanzet tot bestuurlijke vernieuwing rond grote gemeenten. Wijze, vertrouwenwekkende, degelijke bestuurder, die het in debatten meer van haar kennis van zaken dan van haar presentatie moest hebben.
- 5.De Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) is een rechtse liberale partij, met op onder meer ethisch gebied progressievere standpunten. Politiek leider is sinds 14 augustus 2023 Dilan Yeşilgöz-Zegerius. De partij werd opgericht in 1948 als opvolger van de Partij van de Vrijheid (PvdV), die weer een voortzetting was van de vooroorlogse Liberale Staatspartij (LSP).
- 6.De SGP is een behoudende christelijke (reformatorische) partij aan de rechterkant van het politieke spectrum, die strikt volgens Bijbelse normen politiek wil bedrijven. Politiek leider van de SGP is Chris Stoffer. De partij werd opgericht op 24 april 1918 en is daarmee de oudste nog bestaande partij van Nederland.
- 7.De RPF was een protestants-christelijke partij die in 1975 ontstond en sinds januari 2000 samenwerkte met het GPV onder de naam ChristenUnie. Op 15 mei 2002 heeft de RPF ook niet meer zelfstandig aan de Tweede Kamerverkiezingen deelgenomen.
- 8.Het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV) was een in 1948 gevormde protestants-christelijke partij, die zich baseerde op bijbelse normen. De partij was sterk verbonden met de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt).
- 9.Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot aanvulling van de bepalingen in de Grondwet inzake de verkiezing van de Tweede Kamer en de Eerste Kamer der Staten-Generaal, de provinciale staten en de gemeenteraden, in verband met tijdelijke vervanging van een lid wegens haar zwangerschap en bevalling.
- 10.kamerstuk
- 11.Een democratie wordt onder andere gekenmerkt door vrije, geheime en algemene verkiezingen waarbij het volk een volksvertegenwoordiging kiest. Volgens artikel 4 van onze Grondwet mogen dan ook alle Nederlanders kiezen en gekozen worden, behalve bij de wet gestelde beperkingen.
- 12.De wet regelt de tijdelijke vervanging van een lid van de Staten-Generaal wegens zwangerschap en bevalling, alsmede wegens ziekte.
- 13.In 2005 werd de vervanging van zieke en zwangere volksvertegenwoordigers in de Grondwet opgenomen (artikel 57a).