Waarom een quorum: Kamerleden zijn geen stemvee

Tuesday, April 7 2020, 8:46, column by Prof.Dr. Bert van den Braak1

Nu het fysiek lastig is voor Kamerleden om samen te vergaderen en dat zelfs bijna wordt ontraden, komt de vraag op: moeten Kamerleden niet gewoon vanuit huis digitaal de presentielijst kunnen tekenen? Het voor plenaire vergaderingen grondwettelijk vereiste quorum (76 leden in de Tweede Kamer en 38 leden in de Eerste Kamer) is dan immers makkelijker te bereiken.

Minstens zo belangrijk is echter de constitutionele regel dat er in het parlement geen stemoverdracht mag plaatsvinden, waarbij dus een Kamerlid een stem uitbrengt voor een ander (afwezig) lid. Het volstaat niet dat er een fictief aantal leden aanwezig is.

Dat verbod op stemoverdracht werd formeel vastgelegd door verwerping van een daartoe strekkende grondwetsherziening in 1952 (het ging toen overigens alleen om stemmen namens leden die internationale verplichtingen hadden). Het werd herbevestigd bij de grondwetsherziening 1983 en nog eens in 1994, toen minister Van Thijn2 bij de behandeling van het grondwetsvoorstel over tijdelijke vervanging van Kamerleden zei stemoverdracht alleen mogelijk te achten na grondwetsherziening. Enkele fracties opperden die mogelijkheid. Hij zei toen:

"Stemoverdracht heeft iets weg van een reductie van de functie van de volksvertegenwoordiging. De volksvertegenwoordiging is toch meer dan "stemvee". En ook: "Laat ik overigens vooropstellen dat ook voor stemoverdracht grondwetswijziging nodig is."1)

Die conclusie was in 1958 al in de Eerste Kamer getrokken, toen Kamervoorzitter Jonkman3 namens vijf afwezige leden hun tegenstem had gemeld. VVD-fractievoorzitter Molenaar4 zei dat dit onjuist was geweest. De genoemde leden waren niet bij verdediging door de minister geweest en hadden dus ook niet door hem kunnen worden overtuigd. In het parlement gaat het, zo zei Molenaar, om argumentatie. Voorzitter Jonkman erkende zijn fout en zei voortaan niet meer zo te handelen.

De reden voor het bestaan van een quorum is het waarborgen van zorgvuldige besluitvorming, waarbij Kamerleden op basis van argumenten tot een (eind)oordeel komen.

Het mag zo zijn dat er bij stemmingen vaak wordt uitgegaan van fictieve aanwezigheid en fractiesterkte (bij zitten en opstaan of handopsteken), formeel kan ieder lid altijd om hoofdelijke stemming vragen. Dan moet ieder lid individueel stemmen. Dan moet er wel een minimumaantal aanwezigen zijn, niet alleen op papier, maar ook echt.

Dat noodsituaties tot andere afwegingen kunnen leiden, is denkbaar. Bij afwijking van de regels over besluitvorming is evenwel uiterste terughoudendheid geboden. Stemoverdacht is als principe onwenselijk. Kamerleden zijn geen stemvee.

 

  • 1) 
    Handelingen Tweede Kamer, 25 januari 1994

Read more ...

  • Analysis & Observations
  • Analysis & Observations
  • Wijze van stemmen in Tweede Kamer

  • 1. 
    Kenner van de parlementaire geschiedenis met grote parate feitenkennis. Als medewerker van het PDC nauw betrokken bij websites over parlement en politiek en beheerder van het omvangrijke biografisch archief, het databestand over Nederlandse politici. Promoveerde in 1998 op een lijvig proefschrift over de Eerste Kamer, schreef samen met J.Th.J. van den Berg een boek over de parlementaire geschiedenis 1946-2016 en publiceert regelmatig in tijdschriften en dagbladen. Sinds 1 december 2018 is hij bijzonder hoogleraar parlementaire geschiedenis en parlementair stelsel in Maastricht.
     
  • 2. 
    Amsterdamse, gepassioneerde sociaaldemocraat, die als Joodse jongen de bezetting overleefde en daarna een onvermoeibaar mensenrechtenstrijder werd. Vanuit de WBS, het wetenschappelijk bureau van de PvdA, spoedig raadslid in Amsterdam en vooraanstaand Tweede Kamerlid, dat zich met binnenlandse zaken en verkeer bezighield. Ten tijde van het kabinet-Den Uyl fractievoorzitter en in 1977 onderhandelaar bij de mislukte formatie. Werd daarna (opnieuw) woordvoerder staatkundige vernieuwing en in 1981 minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Van Agt II. Vanaf 1983 tien jaar een populaire burgemeester van Amsterdam die veel betrokkenheid toonde met de stad in alle facetten. Keerde in 1994 terug als minister, maar de IRT-affaire dwong hem tot voortijdig aftreden. Speelde als senator in 2005 een cruciale rol bij het 'afschieten' van het voorstel voor de gekozen burgemeester. Goed bestuurder en debater; cultuur- en sportliefhebber.
     
  • 3. 
    Kenner van Nederlands-Indië die minister van Overzeese Gebiedsdelen was in het kabinet-Beel I en later Eerste Kamervoorzitter. Behoorde in Nederlands-Indië tot de progressieve figuren rond het blad De Stuw. Als minister kreeg hij te maken met de Indonesische vrijheidsstrijd. Probeerde een realistische koers te varen, waarbij gestreefd werd naar overeenstemming met de Republiek Indonesia. Het in het najaar van 1946 gesloten Akkoord van Linggadjati bleek uiteindelijk geen basis voor overeenstemming en in 1947 werd overgegaan tot de eerste politionele actie tegen de Republiek. Na zijn ministerschap was hij lange tijd een gewaardeerde Senaatsvoorzitter. Naar buiten toe formalistisch, maar tevens sociaal voelend en beschikkend over verfijnde humor.
     
  • 4. 
    Liberale senator, die vooral bekend werd als kenner van het arbeidsrecht en van de sociale zekerheid. Schreef tussen 1941 en 1958 een driedelig standaardwerk over arbeidsrecht. Bekleedde in Amsterdam en Leiden een hoogleraarschap. Speelde tevens een belangrijke rol in de organisaties van de liberale werkgevers en was medeoprichter van de Stichting van de Arbeid. Fractievoorzitter van de PvdV en de VVD. Geacht, nauwgezet en constructief Eerste Kamerlid.