Parlementair onderzoek Toezicht Verzekeringskamer

Source: Parlement.com.

In november 1993 berichtte de pers over problemen bij de levensverzekeringsmaatschappij Vie d'Or. Om beter inzicht te verkrijgen in het functioneren van het toezicht door de Verzekeringskamer op verzekeringsmaatschappijen, sprak de vaste commissie voor Financiën op 10 maart 1994 de wens uit de Algemene Rekenkamer te verzoeken een onderzoek in te stellen. De Rekenkamer zag daartoe echter geen mogelijkheden en beval een parlementaire enquête1 aan. Een parlementaire werkgroep onderzocht daarna wat de beste aanpak voor het onderzoek was.

De werkgroep adviseerde in februari 1995 tot instelling van een parlementaire onderzoekscommissie2. Die moest de beschikbare en nog op te vragen informatie verzamelen, ordenen en analyseren met het oog op vragen over het door de Verzekeringskamer uitgeoefende toezicht, en meer in het specifiek bij het toezicht op Vie d'Or. De verzamelde informatie moest de basis vormen voor verder onderzoek door de Algemene Rekenkamer, dan wel een parlementaire enquête. Het bleek, na advies van de Raad van State, dat de Rekenkamer niet bevoegd was tot dit onderzoek, waarna de Kamercommissie zelf het onderzoek ter hand nam, maar zonder enquêtebevoegdheden.

De casus Vie d'Or werd door de commissie als aanleiding gezien om naar het toezicht te kijken zoals dat door de Verzekeringskamer in het algemeen was uitgeoefend.

De onderzoekscommissie bracht op 16 oktober 1995 een uitvoerig rapport uit. De Tweede Kamer3 besprak dit in december 1995. Moties van Rick van der Ploeg4 over versterking van de positie van consumenten en van Jos van Rey5 over een oplossing voor gedupeerde polishouders werden met algemene stemmen aangenomen.

Contents

  1. Samenstelling commissie
  2. Onderzoeksvragen
  3. Conclusies en aanbevelingen

1.

Samenstelling commissie

  • - 
    Ries Smits6 (CDA), ondervoorzitter
  • - 
    Tineke Witteveen-Hevinga7 (PvdA)
  • - 
    Hans Hoogervorst8 (VVD)
  • - 
    Gerrit Ybema9 (D66), voorzitter
  • - 
    Mohamed Rabbae10 (GroenLinks)

2.

Onderzoeksvragen

  • - 
    was het toezichtbeleid van de Verzekeringskamer in overeenstemming met de ter zake geldende wettelijke regelingen
  • - 
    hoe werkte dit toezichtbeleid in het bijzonder ten aanzien van de sector levensverzekeringsbedrijven
  • - 
    hoe was de uitvoering ten aanzien van Vie d'Or vanaf 1985

3.

Conclusies en aanbevelingen

  • - 
    Het toezicht door de Verzekeringskamer op Vie d'Or was zeker niet passief geweest. Dat het faillissement niet was voorkomen, kon de Verzekeringskamer niet worden verweten.
  • - 
    Bij het reguliere toezicht beschikt de Verzekeringskamer in grote lijnen over een adequaat instrumentarium om haar wettelijke toezichtstaak uit te oefenen.
  • - 
    Bij de procedures rond intrekking van een vergunning en een noodregeling en beschikt de Verzekeringskamer over voldoende wettelijke mogelijkheden om de noodzakelijke beslissingen te nemen.
  • - 
    De Verzekeringskamer had evenwel niet haar toezichtsinstrumentarium volledig benut. Het financiële toezicht was te eenzijdig gericht op solvabiliteit. Risico's werden daarbij onvoldoende ingeschat. Ook bij het zoeken naar een oplossing was de Verzekeringskamer te passief.
  • - 
    Algemene conclusie was dat de Verzekeringskamer een nogal formele interpretatie had van haar wettelijke bevoegdheden. Effectiever toezicht was mogelijk geweest. Er waren daarnaast binnen de wet mogelijkheden om het toezicht aan te scherpen, bijvoorbeeld ten aanzien van de benoeming van bestuurders en bij het geven van aanwijzingen.
  • - 
    Verder werd instelling door de minister van Financiën aanbevolen van een studiegroep die een advies moest uitbrengen over de inrichting en vormgeving van het toezicht op de aanbieders van verzekerings-, bank- en pensioenproducten. Dit met het oog op de verwevenheid tussen die producten en tussen banken, particuliere en sociale verzekeraars en pensioenfondsen.
 

Meer over

  • Parlementair onderzoek2
  • Recht van onderzoek: enquêtes en onderzoeken11
  • 23.669 - Rapport van de tijdelijke commissie toezicht verzekeringskamer

  • 1. 
    De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
     
  • 2. 
    Tweede en Eerste Kamer kunnen zelfstandig onderzoek instellen naar beleid en projecten en dat onderzoek door Kamerleden laten uitvoeren. Er kunnen daarbij meerdere instrumenten worden gebruikt. Het zwaarste middel is onderzoek op basis van de Wet op de parlementaire enquête (Wpe). Tussen 2016 en 2023 kende de Tweede Kamer ook de mogelijkheid voor het houden van een parlementaire ondervraging. In juli 2023 is de parlementaire ondervraging vervangen door de beknopte parlementaire enquête.
     
  • 3. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 4. 
    Vooraanstaande internationaal georiënteerde econoom in de PvdA, die als Tweede Kamerlid en staatssecretaris een opvallende rol speelde. Was al op jonge leeftijd hoogleraar zowel in eigen land als in het buitenland. In de PvdA-fractie tijdens Paars I financieel woordvoerder en woordvoerder studiefinanciering. Werd in het kabinet-Kok II vrij verrassend staatssecretaris voor cultuur en media. Bracht belangrijke mediawetgeving tot stand, maar zijn cultuurbeleid leidde tot kritiek. Geldt als zeer intelligent, maar ook als tamelijk eigengereid. Keerde in 2002 terug naar de wetenschap.
     
  • 5. 
    Roermondse liberale politicus, afkomstig uit het verzekeringswezen en later vastgoedondernemer. Spraakmakende slagerszoon met grote geldingsdrang. Keerde zich in Limburg tegen de overheersing in het bestuur door de KVP. Hield zich als Tweede Kamerlid vanaf 1982 vooral bezig met volkshuisvesting en het midden- en kleinbedrijf en was ondervoorzitter van de enquêtecommissie bouwsubsidies. Gaf in 1989 een nogal openhartig interview, wat hem tijdelijk zijn Kamerzetel kostte, maar keerde in 1991 terug. Werd in 1989 opnieuw wethouder van Roermond, waarmee hij zich een machtspositie verwierf in die gemeente. Zijn nauwe banden met de vastgoedwereld brachten hem later in opspraak en in 2012 moest hij zijn Eerste Kamerlidmaatschap neerleggen. Nadat de VVD hem royeerde, ging hij met een lokale partij verder. De rechter verhinderde in 2018 zijn terugkeer als wethouder, maar in 2022 werd hij dat wel (tot en met 2024).
     
  • 6. 
    CDA-Tweede Kamerlid, dat vooral als partijsecretaris en campagneleider een belangrijke rol speelde bij de bloei van het CDA in de jaren tachtig. Afkomstig uit de CHU. Was voor hij Kamerlid werd werkzaam bij de metaalwerkgevers en raadslid in Rotterdam. Hield zich in de Kamer vooral bezig met economische zaken (midden- en kleinbedrijf) en rijksuitgaven. Zette zich in voor verbetering van de positie van homoseksuelen. Na zijn Kamerlidmaatschap raadslid en vier jaar wethouder van Den Haag en daarna waterschapsbestuurder .
     
  • 7. 
    PvdA-Tweede Kamerlid uit Drenthe, dat zich tijdens de twaalf jaar dat zij Kamerlid was, ontwikkelde tot een gedegen woordvoerster energiebeleid. Keerde zich namens haar fractie tegen het boren naar gas in de Waddenzee en de Biesbosch. Bescherming van natuurgebieden als de Wadden, de nieuwe Gaswet, intellectueel eigendom, rijksuitgaven en wetgeving op het gebied van beleggingen waren enkele van de onderwerpen waarover zij in de Kamer sprak. Was eerder actief bij de Rooie Vrouwen en het PvdA-gewest Drenthe, en als adjunct-secretaris van de bestuurscommissie Noorden des Lands en manager van Technopolis Twente.
     
  • 8. 
    Behendig, zelf- en doelbewust VVD-politicus, die al na vier jaar Tweede Kamerlidmaatschap tot het kabinet toetrad. Was medewerker en tekstschrijver van Frits Bolkestein en werd als Kamerlid financieel woordvoerder. Als staatssecretaris van Sociale Zaken in het kabinet-Kok II bracht hij onder meer de Wet poortwachter tot stand, die snelle reïntegratie van zieke en arbeidsongeschikte werknemers moest bevorderen. Minister van Financiën in het kabinet-Balkenende I. Als minister van Volksgezondheid in het kabinet-Balkenende II voerde hij een nieuw zorgstelsel in, waardoor het ziekenfonds verdween en er meer marktwerking kwam. Debater die soms licht geraakt was en fel reageerde, maar die ook goed kon incasseren. Was in 2007-2011 bestuursvoorzitter van de AFM en is nu voorzitter van de International Accounting Standards Board te Londen.
     
  • 9. 
    D66-politicus uit een antirevolutionair gezin die in Friesland ambtelijk en bestuurlijk actief was op lokaal en provinciaal niveau. In de Tweede Kamer vanaf 1989 de gedegen financieel-economisch woordvoerder van zijn fractie. Leidde een parlementair onderzoek naar toezicht door de Verzekeringskamer. Werd in 1994 voorzitter van de vaste commissie voor financiën en vier jaar later staatssecretaris van buitenlandse handel in het tweede kabinet-Kok. Zette als eerste bewindsman 'maatschappelijk verantwoord ondernemen' op de politieke agenda.
     
  • 10. 
    GroenLinks-politicus van Marokkaanse afkomst. Vluchtte in 1966 als student naar Nederland toen veel activisten tegen het regime van koning Hassan gevangen werden genomen. Studeerde in Amsterdam en werd later als directeur van het Nederlands Centrum Buitenlanders een belangrijk woordvoerder namens de minderheden. Koos na de Golfoorlog voor GroenLinks en was in 1994 met Ina Brouwer lijsttrekker. In de Kamer een gewaardeerd woordvoerder op onder meer onderwijsgebied. Maakte deel uit van de enquêtecommissie IRT en van het presidium van de Kamer. In 2002 werd hij vrij onverwacht op een onverkiesbare plaats gezet. Hij was na zijn Kamerlidmaatschap enige tijd wethouder van Leiden.
     
  • 11. 
    Het parlement heeft onder meer de taak de regering te controleren. De Eerste en Tweede Kamer hebben daarom het recht om een onderzoek naar een bepaalde zaak in te stellen. Dit kan sinds juli 2023 de vorm van een parlementair onderzoek, beknopte parlementaire enquete of een reguliere parlementaire enquête hebben.