Het Europadebat: 'Opgaan, blinken en verzinken'
DEN HAAG (PDC) - De verhouding tussen de Europese Unie1 en Nederland is te karakteriseren in drie woorden: 'opgaan, blinken en verzinken', maar van 'blinken' is nauwelijks iets gekomen. Dat blijkt uit het boek Verloren Consensus: Europa in het Nederlands parlementair-politieke debat, 1945-2012, dat op 27 juni 2013 werd gepresenteerd in het Nutshuis te Den Haag. De eerste exemplaren werden uitgereikt aan (voormalig) Tweede Kamerleden Frans Weisglas2 (VVD) en Harry van Bommel3 (SP). Vervolgens vond een discussie plaats over het Europese debat in Nederland.
Het boek is het resultaat van door onder andere het Montesquieu Instituut4 gesubsidieerd gezamenlijk onderzoek van het Nijmeegse Centrum voor Parlementaire Geschiedenis en het Groningse Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen5. Zoals Gerrit Voerman6 in zijn slotwoord zei is het uitstekend leesbare boek een schoolvoorbeeld van het 'vertalen' van wetenschappelijke onderzoek voor een breed publiek - toch wel de belangrijkste doelstelling van het Montesquieu Instituut.
Maar eerst kwamen de redacteuren van de bundel, Jan van der Harst7 en Anjo Harryvan, aan het woord. In 1952, zo memoreerde Harryvan, werden in Delft en Bolsward8 Europese referenda georganiseerd om te kijken hoe de gemiddelde Nederlander tegenover een verenigd Europa stond. De uitslag had Albanese proporties, omdat in beide gemeentes meer dan 85 procent zich vóór een verenigd Europa had uitgesproken. Niet alleen de burgers waren positief, ook de politici van die tijd waren vrijwel allemaal pro-Europees. Het ideaal van een federaal Europa leefde volop. Er heerste een bijna-consensus. Wat een verschil met de 'zuinige' Europese brief9 die minister Timmermans vorige week naar de Kamer stuurde, zo besloot Harryvan zijn betoog.
Jan van der Harst beschreef de Nederlandse houding ten opzichte van Europa vanaf de jaren 90. Deze houding veranderde geleidelijk. Onder andere de komst van oud-VVD-leider Frits Bolkestein10, met zijn genuanceerd beeld over de EU, en de opkomst van de eurokritische Socialistische Partij droegen hier aan bij. Bovendien werd in 1991 een Nederlands voorstel tot meer Europese samenwerking afgeschoten, waardoor de Europese glans al wat doffer begon te worden. Ondanks alles raakten Europa en Nederland echter steeds meer met elkaar verweven. Koningin Beatrix zei niet voor niets in haar troonrede van 2000: 'Europa is niet langer buitenland.'
De invoering van de euro, de verwerping van de Europese grondwet en de staatsschuldencrisis veranderden de toon van het debat over Europa - ook bij de politici. Zowel Van Bommel als Weisglas meenden dat politici bang zijn geworden voor een electorale afstraffing, waarbij het Europese verhaal moeilijk is uit te leggen. Ondertussen lijkt in Nederland een bijna-consensus te heersen, een bijna-consensus tegen verdere Europese integratie.
Frans Weisglas2, woordvoerder Buitenlandse zaken van de VVD tijdens het fractievoorzitterschap van Bolkestein, is in de loop der jaren kritischer over de EU gaan denken. Een federaal Europa noemde hij 'idealistisch' en niet-realistisch. Consensus heeft volgens hem ook iets onnatuurlijks, alsof debat niet is toegestaan. Dat die consensus nu is verdwenen is daarom alleen maar goed. De toon is alleen wel omgeslagen richting 'bashen', wat het debat niet ten goede komt.
Harry van Bommel3 stoorde zich vooral aan de politieke elite. De Europese elite neemt zelfstandig de besluiten, zonder het volk te raadplegen. Daardoor heerst er een bepaalde weerzin tegen de EU. Goede voorlichting zou die weerzin kunnen nuanceren en misschien ook wel wegnemen. De vertegenwoordiging van het volk, de Tweede Kamer, krijgt in ieder geval al wel steeds meer informatie. Daarnaast oefent zij ook meer invloed uit op de Nederlandse standpunten in de EU.
Tijdens het debat met de zaal aan de hand van een aantal stellingen bleek dat Europa leeft. Kritiek was er vooral op de uitbreidingen in 2004 en 2007. Vooral de uitbreiding met Bulgarije en Roemenië bleek veel reacties opgeroepen te hebben. Daarnaast bleken er echte Europese federalisten aanwezig te zijn.
De Albanees aandoende bijna-consensus over Europa uit de jaren 50 is ondertussen verdwenen. De introductie van een aantal personen en partijen in de jaren 90 deed het Europese debat kantelen. De EU is geen taboe meer. Zelfs de Nederlandse politici gebruiken eurosceptische retoriek - soms zelfs 'bashing' -, bang voor een electorale afstraffing. Dat het Europese debat gevoerd wordt is goed, zolang het inhoudelijk is.
Read more ...
- 1.De Europese Unie (EU) is het belangrijkste samenwerkingsverband in Europa. De deelnemende landen hebben voor deze Unie een aantal organisaties opgericht waaraan zij een deel van hun eigen bevoegdheden hebben overgedragen. Dit zijn onder meer het Europees Parlement, de Europese Commissie, de Raad en het Europese Hof van Justitie.
- 2.Liberaal Tweede Kamerlid, dat na twintig jaar te zijn opgetreden als buitenlandwoordvoerder van de VVD in mei 2002 tot Kamervoorzitter werd gekozen. Daaraan was een tot dan toe ongebruikelijke persoonlijke actie vooraf gegaan waarbij hij de kandidaat van zijn eigen fractie versloeg. Voor 1982 diplomaat en secretaris van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Scherp debater die gehecht was aan parlementaire stijl en correct taalgebruik. Voelde zich zeer betrokken bij de ontwikkelingen in Suriname. Als voorzitter maakte hij zich sterk voor het burgerinitiatief, waarbij hij zelfs tegen de fractielijn inging. Verdediger van de politieke moraal en van het aanzien van de politiek. Stond bekend als een bekwame, charmante behartiger van zijn eigen publiciteit.
- 3.Spraakmakend buitenland-woordvoerder van de SP in de Tweede Kamer, die zich met veel verve in debatten over vredesmissies en Europese zaken mengde. Toonde grote betrokkenheid bij de ontwikkelingen in het Midden-Oosten en maakte zich sterk voor de Palestijnse zaak. Speelde verder in 2005 een prominente rol bij het verzet tegen de Europese Grondwet en was pleitbezorger van een onderzoek naar de Nederlandse steun aan de Amerikaanse inval in Irak. Was voor hij in 1998 Kamerlid werd docent Nederlands en Engels en beleidsmedewerker van de SP-fractie in de Tweede Kamer. Daarnaast was hij, als eerste SP'er, gemeenteraadslid in Amsterdam.
- 4.Het Montesquieu Instituut is het kenniscentrum voor parlementaire democratie en begeeft zich op het snijvlak van democratie, politiek en parlementaire besluitvorming in zowel Nederland als Europa
- 5.The DNPP forms part of the University of Groningen. Its remit is to provide systematic and generally accessible documentation on Dutch political parties, with special reference to the extraparliamentary activities of the parties.
- 6.Was vanaf 1 januari 2011 tot 1 november 2024 hoogleraar ontwikkeling en functioneren van het Nederlands en Europees partijstelsel en sinds 1989 tot 1 december 2024 hoofd van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen (DNPP) van de Rijksuniversiteit Groningen. Hij studeerde geschiedenis in Groningen en promoveerde in 2001 op een proefschrift over de relaties tussen de CPN en de Communistische Internationale. Kenner van de partijpolitieke geschiedenis van Nederland, in het bijzonder van de partijen ter linkerzijde. Treedt geregeld op als commentator in radio- en tv-programma's.
- 7.Jan van der Harst (1957) is hoogleraar geschiedenis en theorie van Europese integratie in Groningen. Daarnaast is hij houder van de Jean Monnet-leerstoel. Momenteel verricht hij onderzoek naar het debat over de Europese integratie in de Nederlandse politiek sinds 1945.
- 8.De Nederlandse kiezer sprak zich op woensdag 1 juni 2005 uit over de Europese Grondwet. Bijzonder genoeg was dit niet het eerste referendum over de Europese Grondwet in Nederland. Op woensdag 17 december 1952 werd in Delft en Bolsward een volksstemming over hetzelfde onderwerp georganiseerd.
- 9.De tijd van een ‘ever closer union’ in de Europese Unie op alle mogelijke beleidsterreinen is voorbij. Dit staat in een brief over subsidiariteit die minister Timmermans van Buitenlandse Zaken namens het kabinet aan de Tweede Kamer heeft gezonden. Volgens het kabinet leeft het onderwerp breed in de landen van de Europese Unie. Nederland wil met dit initiatief in de EU een proces op gang brengen met als uitgangspunt: Europees wat moet, nationaal wat kan.
- 10.Succesvolle en erudiete VVD-politicus, die zijn partij in 1994 en 1998 naar verkiezingsoverwinningen leidde. Afkomstig uit het bedrijfsleven (Shell) en uit hoofde van zijn functies lange tijd in het buitenland verblijvend. Was staatssecretaris van buitenlandse handel in het eerste kabinet-Lubbers en daarna een vooraanstaand VVD-Kamerlid. Volgde in 1988 Van Eekelen op als minister van Defensie en werd in 1990 politiek leider van de VVD, als tussentijdse opvolger van Voorhoeve. Bleef daarna, net als Romme (KVP) in de jaren vijftig, buiten het kabinet. Wist als geen ander het publieke debat te stimuleren door pittige uitspraken en plaatste het thema 'integratie' blijvend op de politieke agenda. In 1999-2004 Europees Commissaris voor de interne markt. Was daarna bijzonder hoogleraar in Delft en Leiden.