Staten-Generaal 1814-1815
In 1814 werd een uit één Kamer bestaande Staten-Generaal ingesteld, die als medewetgever optrad en een beperkt budgetrecht had. Anders dan in de Staten-Generaal vóór 17951 vertegenwoordigden de afgevaardigden het gehele Nederlandse volk. Zij waren niet langer gedeputeerden van hun provincie en zij stemden anders dan in de 'oude' Staten-Generaal zonder last (opdracht) en ruggespraak2 (overleg). Hun titel was 'Edel Mogende Heeren'.
De 55 leden zouden door Provinciale Staten voor drie jaar worden gekozen, waarbij jaarlijks een derde verkiesbaar was. Omdat die Staten nog niet bestonden, vond voor de eerste samenstelling de benoeming nog door de soevereine vorst (Willem I) plaats. De minimumleeftijd voor het lidmaatschap was 30 jaar. In de Grondwet was de mogelijkheid opgenomen om via een aparte wet benoeming van een vast aantal edelen (ten minste een vierde van de 55 leden) te regelen. Die wet kwam echter niet tot stand.
De Staten-Generaal stemde over alle voorstellen van wet, maar had geen recht van amendement3, en evenmin een recht van interpellatie4 of van enquête5. Er bestond een beperkt budgetrecht. De gewone begroting werd eenmalig vastgesteld en daarnaast was er een jaarlijkse begroting voor buitengewone uitgaven (met name voor oorlogvoering). Er bestond wel een recht van initiatief6 (het recht om voordrachten aan de vorst te doen).
Voorzitter van de Staten-Generaal was Gijsbert Karel van Hogendorp7, maar door ziekte moest hij zich vanaf januari 1815 veelal laten vervangen door J.E.N. van Lynden van Hoevelaken8. De buitengewone zitting in augustus 1815 werd voorgezeten door jhr. N. Steengracht van Oosterland9.
De eerste bijeenkomst van de Staten-Generaal was op 2 mei 1814, nadat 's ochtends de benoemde leden door de vorst op diens paleis waren beëdigd. De vergaderingen vonden plaats in de Trêveszaal, de zaal waar vóór 1795 ook de 'oude' Staten-Generaal vergaderde. Op 2 mei 1814 was tevens de eerste openingsplechtigheid, met een troonrede door soeverein vorst Willem. De buitengewone zitting, met 110 leden, vond evenwel plaats in de Oude Balzaal aan het Binnenhof, waar ook de Nationale Vergadering in 1796 bijeen was gekomen.
Contents
In onderstaande tabel is het aantal afgevaardigden per provincie opgenomen.
Provincie |
Aantal afgevaardigden |
---|---|
Gelderland |
6 |
Holland |
22 |
Zeeland |
3 |
Utrecht |
3 |
Friesland |
5 |
Overijssel |
4 |
Groningen |
4 |
Brabant |
7 |
Drenthe |
1 |
totaal |
55 |
Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van de leden.
Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van de latere benoemingen.
Van 8 tot en met 19 augustus 1815 waren er 55 buitengewone leden, omdat in dubbele samenstelling10 over herziening van de Grondwet moest worden beslist. Die beslissing moest met meerderheid van twee derde van de aanwezige leden worden genomen.
Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van de buitengewone leden.
Meer over
- 1.De Staten-Generaal was vanaf 1588 de 'regering' van de Republiek der Verenigde Nederlanden (1579-1795). Deze Republiek vond kwam voort uit de Unie van Utrecht die op 21 januari 1579 ontstond en werd gevormd door zeven provincies (gewesten), te weten Gelderland, Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Groningen. Groningen (Stad en Ommelanden) trad overigens pas in 1594 toe tot de Staten-Generaal.
- 2.Soms duikt nog wel eens het begrip 'last en ruggespraak' op. Dat is een verouderd begrip, dat tot 1983 in de Grondwet stond. Waar kwam dat vandaan en wat staat er nu in de Grondwet?
- 3.De Tweede Kamer heeft sinds de Grondwetsherziening van 1848 het recht van amendement, dat wil zeggen de mogelijkheid wijzigingen (verbeteringen) aan te brengen in een voorliggend wetsvoorstel. Ieder Kamerlid heeft het recht amendementen in te dienen. Een amendement kan worden ingediend zodra een wetsvoorstel in handen van een commissie is gesteld tot aan het moment dat het voorstel wordt aangenomen of verworpen.
- 4.Het recht van interpellatie geeft Tweede en Eerste Kamerleden de mogelijkheid om met een bewindspersoon te debatteren over een onderwerp dat niet reeds op de vergaderagenda van de Kamer staat. Daarmee wordt de vastgestelde agenda van de Kamer immers duidelijk doorbroken (interpellatie komt van het Latijnse woord voor 'krachtig onderbreken'). Met het recht van interpellatie kunnen Kamerleden een minister of staatssecretaris in de Kamer ter verantwoording roepen.
- 5.De Tweede Kamer, de Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben een grondwettelijk recht van enquête. Het recht houdt in dat Kamers een onderzoek kunnen instellen naar een specifiek onderwerp, om op die manier de regering te controleren. In de praktijk wordt het recht vooral door de Tweede Kamer gebruikt. De Eerste Kamer en de Verenigde Vergadering hebben het middel nog nooit gebruikt, hoewel er in de Eerste Kamer wel eens pogingen toe zijn gedaan.
- 6.Tweede Kamerleden hebben het recht om zelf een voorstel voor een wet aan de Tweede Kamer aan te bieden: het recht van initiatief. Een dergelijk voorstel wordt op vrijwel dezelfde wijze door het parlement behandeld als wetsvoorstellen die door de regering worden ingediend.
- 7.Gematigde Rotterdamse orangist en liberaal. Grondlegger van het Nederlandse staatsbestel. Ontwierp in de Bataafs-Franse Tijd een Grondwet. Die 'Schetsen' vormden de basis voor de Grondwet van 1814. Was zelf voorzitter van de Grondwetscommissies in 1813/1814 en 1815. Vormde in december 1813 met Van der Duyn van Maasdam het Voorlopig Bewind en maakte de weg vrij voor Soeverein Vorst (later koning) Willem I. Kwam later evenwel met die koning in conflict, waarbij hem zelfs de titel 'minister van staat' werd ontnomen. Origineel denker met een scherp verstand die zijn gedachten steeds aan papier toevertrouwde. Tamelijk ijdel.
- 8.Gelderse orangistische edelman, die tijdens de Republiek onder meer gedeputeerde van Gelderland en burgemeester van Harderwijk was. Werd in 1814 voorzitter van de nieuwe Staten-Generaal en zat in 1815 in de commissie die de Grondwet moest wijzigen na de vereniging van Noord- en Zuid-Nederland. Kreeg daana zitting in zowel de Raad van State als de Tweede Kamer en was tevens in de eerste zitting Tweede Kamervoorzitter. Was in 1830 voorstander van scheiding van Noord en Zuid.
- 9.Uit Middelburg afkomstige bestuurder, die zich na de omwenteling van 1795 in Den Haag vestigde. vóór 1795 bekleedde hij, net als eerder zijn vader, functies bij de Admiraliteit in Zeeland. Leidde in 1815 de vergaderingen van de (Dubbele) Staten-Generaal waarin over de nieuwe Grondwet werd beslist. Behoorde in 1815 tot de eerste door de koning benoemde Eerste Kamerleden en bleef tot op hoge leeftijd (86 jaar) lid.
- 10.De procedure tot grondwetsherziening was tussen 1814 en 1848 anders dan tegenwoordig. In de periode 1814-1815 moesten na aanneming van een wet die verklaarde dat de Grondwet moest worden gewijzigd door de Provinciale Staten buitengewone leden worden gekozen. Het aantal leden van de Staten-Generaal verdubbelde daardoor.
- 11.Onder de Staten-Generaal verstaan we de Tweede en Eerste Kamer gezamenlijk. Formeel is er dan ook sprake van de Eerste Kamer der Staten-Generaal en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Beide Kamers kunnen tevens in Verenigde Vergadering bijeenkomen.