Hoogleraren in het kabinet

Source: Parlement.com.

In het huidige kabinet zitten de oud-hoogleraren Robbert Dijkgraaf1 en Ernst Kuipers2.

Het hoogleraarschap is al lang een belangrijke rekruteringsbron voor het ministerschap3. Een van onze eerste ministers (van onderwijs), J.H. van der Palm4, was hoogleraar in Leiden, in de dichtkunst en welsprekendheid.

Hoogleraren zijn in het verleden vaak uitstekende ministers gebleken. Voorbeelden daarvan waren onder meer Cort van der Linden5 (als minister van Justitie zeer succesvol), Treub6 (minister van Financiën en Economische Zaken tijdens de Eerste Wereldoorlog), Modderman7 (die ons Wetboek van Strafrecht invoerde), Lieftinck8 (die na 1945 de overheidsfinanciën saneerde) en Van den Brink9 en Zijlstra10 (die een belangrijke rol speelden bij de opbouw van de welvaartsstaat).

1.

Overzicht

In onderstaand overzicht is het aantal hoogleraren per kabinet opgenomen. Neem contact op met de redactie van PDC voor een overzicht van het aantal hoogleraren in andere kabinetten.

 

Kabinet

Aantal (oud-)hoogleraren

Schoof11

0

Rutte IV12

2

Rutte III13

1

Rutte II14

1

Rutte I15

1

Balkenende IV16

4

Balkenende III17

3

Balkenende II18

4

Balkenende I19

3

 

Meer over

  • wetenswaardigheden ministers20

  • 1. 
    Robbert Dijkgraaf (1960) was van 10 januari 2022 tot 2 juli 2024 minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in het kabinet-Rutte IV. Hij is lid van D66. Sinds 2012 was hij directeur van het Institute for Advanced Study in Princeton (VS). Eerder was hij daar onderzoeker. Robbert Dijkgraaf is medenaamgever van twee wiskundige concepten in de snaartheorie. Hij trad, als president van de KNAW, regelmatig op in diverse televisieprogramma's. Hij is president-elect van de International Science Council (hij treedt oktober 2026 aan) en hoogleraar wetenschap en maatschappij in internationaal perspectief.
     
  • 2. 
    Ernst Kuipers (1959) was van 10 januari 2022 tot 10 januari 2024 minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in het kabinet-Rutte IV. Hij was voorzitter van de raad van bestuur van Erasmus Medisch Centrum en was eerder onder meer hoogleraar gastro-enterologie en hoofd interne geneeskunde van het Erasmus Medisch Centrum. Ernst Kuipers is lid van D66. Keerde in 2024 terug naar de wetenschap (in Singapore).
     
  • 3. 
    Ministers zijn politiek verantwoordelijk voor een bepaald beleidsterrein. Met uitzondering van ministers zonder portefeuille geven zij politieke leiding aan een departement. Daarbij kunnen zij terzijde worden gestaan door staatssecretarissen. Een minister, meestal lid van één van de partijen die in de Tweede Kamer het kabinet steunen, moet het vertrouwen van de Tweede Kamer hebben om de functie te kunnen vervullen.
     
  • 4. 
    Theoloog en hoogleraar in Leiden, die in de Bataafs-Franse tijd een bekwame agent (minister) van Nationale Opvoeding was. Zoon van een hoofd van een kostschool in Rotterdam. Ontwierp als minister een regeling voor het lager onderwijs, maar zijn Schoolwet uit 1801 (gewijzigd in 1803) werd niet ingevoerd. Hij legde er wel de basis mee voor de Schoolwet van 1806. Gaf verder de opdracht voor het formuleren van een uniforme spelling en van grammaticaregels. Als voormalig predikant zeer welsprekend en na beëindiging van zijn ministerschap hoogleraar welsprekendheid.
     
  • 5. 
    Kleine, statige en beheerste geleerde, die door zijn premierschap tijdens de Eerste Wereldoorlog één van de belangrijkste staatsmannen van de twintigste eeuw werd. Progressief denkende Groningse jurist en hoogleraar. Zoon van een Tweede Kamerlid en zelf enige tijd plaatsvervangend griffier. Liberaal, maar geen partijman. Bracht als minister van Justitie in het kabinet-Pierson (1897-1901) belangrijke wetgeving tot stand onder andere over kinderrecht. Zijn kabinet bracht de Grondwetsherziening van 1917 tot stand, waarbij het algemeen mannenkiesrecht, de evenredige vertegenwoordiging en de financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs werden geregeld. Stond als premier boven de partijen en had zeer veel gezag. Kreeg vanwege zijn wijze beleid tijdens de Eerste Wereldoorlog nog tijdens zijn ministerschap de titel 'minister van staat'. Was na 1918 tot op hoge leeftijd staatsraad.
     
  • 6. 
    Vooraanstaand liberaal politicus uit het einde van de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Hoogleraar economie in Amsterdam. Behoorde aanvankelijk tot de Radicalen en werd in 1904 Tweede Kamerlid voor de VDB, waarmee hij later echter brak. In 1913 minister in het kabinet-Cort van der Linden. Bezat uitstekende organisatorische kwaliteiten en zorgde tijdens de Eerste Wereldoorlog voor een voortvarend financieel-economisch beleid. Trad in 1916 af vanwege een conflict over het staatspensioen, maar keerde in 1917 weer terug. Werd in 1918 Tweede Kamerlid voor de Economische Bond, een liberale partij die een 'zakelijke' politiek voor stond. Voerde toen een sterk persoonlijke getinte verkiezingscampagne. Was nogal onberekenbaar; productief in denkbeelden, maar weinig resultaatgericht.
     
  • 7. 
    Liberale strafrechtgeleerde uit een aanzienlijke Groningse familie, die minister van Justitie werd in het conservatief-liberale kabinet-Van Lynden van Sandenburg. Al op zeer jonge leeftijd hoogleraar in Amsterdam en na zes jaar benoemd in Leiden. Was meer een erudiete wetenschapper dan een staatsman. Bracht belangrijke wetgeving tot stand zoals de Drankwet en de Auteurswet. Zijn voornaamste prestatie was echter de vaststelling van een nieuw Wetboek van Strafrecht ter vervanging van de Franse Codel Penal. Bij de voorbereiding daarvan had hij als lid van een staatscommissie al een belangrijke rol gespeeld. Gemakkelijk, helder spreker die goed aangeschreven stond als minister (en zelfs als beste Justitieminister van de negentiende eeuw wordt beschouwd). Overleed op bijna 47-jarige leeftijd.
     
  • 8. 
    Minister van Financiën tijdens de naoorlogse periode van wederopbouw met groot gezag. Werd al op vrij jonge leeftijd hoogleraar economie en monetair beleid in Rotterdam. Behoorde voor de oorlog tot de linkervleugel van de CHU en 'brak in 1946 door' naar de PvdA. Voorstander van marktordening en sociale hervorming. Als minister kreeg hij bijnamen als 'De kei van de kneuterdijk', maar ook 'De grootste boef van Nederland'. Was er in hoge mate verantwoordelijk voor dat Nederland na de oorlog financieel weer op orde werd gebracht. Vooral bekend door het Tientje van Lieftinck, dat symbool stond voor de geldsanering. Streng minister, die de financiële teugels strak hield. Na zijn ministerschap vervulde hij internationale functies.
     
  • 9. 
    De jongste minister uit de parlementaire geschiedenis (na 1815). Was op zijn dertigste al hoogleraar in Nijmegen en Eerste Kamerlid voor de KVP. Had als in de kabinetten-Drees I en -Drees II als minister van Economische Zaken tussen 1948 en 1952 een belangrijk aandeel in de economische wederopbouw van ons land. Legde in Industrialisatienota's zijn plannen vast voor de modernisering van de Nederlandse industrie, die de motor werd van de welvaartsstaat. Werd daarbij overigens begunstigd door de Marshall-hulp. Stapte in 1952 over naar het bankwezen en wees nadien herhaalde verzoeken om minister of formateur te worden af.
     
  • 10. 
    Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III en later in het kabinet-De Quay minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.
     
  • 11. 
    Dick Schoof (1957) is sinds 2 juli 2024 minister-president en minister van Algemene Zaken. Hij is partijloos. De heer Schoof was van 1 maart 2020 tot 29 juni 2024 secretaris-generaal van het ministerie van Justitie en Veiligheid. Eerder werkte hij onder meer als ambtenaar op het ministerie van Onderwijs en was directeur Politie, hoofddirecteur van de IND, directeur-generaal Openbare Orde en Veiligheid en Politie, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid en directeur-generaal van de AIVD.
     
  • 12. 
    Dit kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie kwam na de langste formatie sinds de Tweede Wereldoorlog tot stand. Negen maanden na de verkiezingen van 17 maart 2021 en bijna een jaar na de ontslagneming van het kabinet-Rutte III stond er een nieuw kabinet op het bordes. Premier Mark Rutte leidde voor de vierde keer een kabinet.
     
  • 13. 
    Dit kabinet van VVD, D66, CDA en ChristenUnie kwam na de tot dan langste formatie sinds 1945 tot stand. Zeven maanden na de verkiezingen van 15 maart 2017 stond er een opvolger van het kabinet-Rutte II op het bordes. Voor premier Mark Rutte was het de derde keer dat hij een kabinet leidde. Het kabinet bood op 15 januari 2021 ontslag aan, vanwege de harde conclusies van het parlementair onderzoek kinderopvangtoeslag. Hiermee werd het kabinet, en de leden hiervan, demissionair. Deze demissionaire periode zou 360 dagen duren, een record.
     
  • 14. 
    Dit kabinet werd door VVD en PvdA gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012. VVD-leider Mark Rutte werd voor de tweede keer premier. Onder leiding van informateurs Wouter Bos en Henk Kamp wisten de coalitiepartijen hun grote onderlinge verschillen te overbruggen. De formatie van het kabinet-Rutte II was één van de snelste kabinetsformaties ooit.
     
  • 15. 
    Dit minderheidskabinet van VVD en CDA werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen 2010 en trad op 14 oktober 2010 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende IV. Voor een meerderheid in de Tweede Kamer sloten de regeringspartijen een gedoogakkoord met de PVV. VVD-leider Mark Rutte werd de eerste premier van VVD-huize.
     
  • 16. 
    Dit kabinet werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. Het was tot 23 februari 2010 een coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie en daarna van CDA en CU. Het trad op 22 februari 2007 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende III. Motto van het kabinet was 'Samen werken, samen leven'.
     
  • 17. 
    Dit minderheidskabinet van CDA en VVD werd niet gevormd na verkiezingen, maar direct na de val van het kabinet-Balkenende II. Nadat de D66-bewindslieden uit dat kabinet gestapt waren, werden de twee opengevallen ministersposten opgevuld door andere leden van het kabinet. In plaats van aan het rompkabinet van CDA en VVD een demissionaire status toe te kennen werd missionair overgangskabinet gevormd.
     
  • 18. 
    Na de Tweede Kamerverkiezingen van 2003 werd het kabinet-Balkenende II gevormd. In dit kabinet werkten CDA, VVD en D66 samen. De CDA- en VVD-bewindslieden uit het voorgaande kabinet-Balkenende I keerden allen terug. Jan Peter Balkenende (CDA) werd wederom premier. Bijzonder waren het recordaantal van vijf vrouwen in het kabinet en het feit dat D66 voor het eerst aan een centrumrechts kabinet meedeed.
     
  • 19. 
    Na acht jaar 'paars' (de kabinetten Kok I en Kok II) trad in 2002 een centrumrechtse coalitie aan van CDA en VVD samen met nieuwkomer LPF (de Lijst Pim Fortuyn). De enorme winst van deze nieuwe partij (26 zetels) bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 mei 2002 maakte een kabinet zonder deze partij bijna onmogelijk. CDA-leider Jan-Peter Balkenende werd de nieuwe premier.
     
  • 20. 
    Wie waren de jongste en oudste ministers, hoeveel vrouwelijke ministers waren er en wat waren hun maatschappelijke en bestuurlijke achtergronden? Deze en nog meer wetenswaardigheden over ministers.