Uitkeringen leden Koninklijk Huis

Source: Parlement.com.

Koning Willem Alexander, koningin Maxima, prinses Amalia en prinses Beatrix krijgen jaarlijks een onbelaste uitkering. Zo ontvangt koning Willem-Alexander in 2025 ongeveer € 7,3 miljoen, waarvan ongeveer € 6,1 miljoen als tegemoetkoming voor personeels- en materiële kosten. Daarnaast gelden nog enkele andere voordelen, zowel op belastinggebied als bijvoorbeeld het gebruik van paleizen.

De regels over de uitkeringen aan het koningshuis zijn opgenomen in de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis1 (Wfskh). Sinds 2009 staan de ontvangsten en uitgaven in de begrotingsstaat 'de Koning'.

Contents

  1. Wie krijgen een uitkering?
  2. Samenstelling uitkering
  3. Uitkeringen in 2025
  4. Vrijstelling belastingplicht
  5. Emolumenten
  6. Declarabele kosten
  7. Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

1.

Wie krijgen een uitkering?

In de Grondwet is vastgelegd dat de koning(in) jaarlijks een uitkering van het Rijk ontvangt. In de Wfskh is vastgelegd welke leden van het Koninklijk Huis nog meer een jaarlijkse uitkering ontvangen. Het gaat daarbij om de volgende leden:

  • - 
    de echtgeno(o)t(e) van de koning(in);
  • - 
    de vermoedelijke troonopvolger (vanaf de leeftijd van 18 jaar);
  • - 
    de echtgeno(o)t(e) van de vermoedelijke troonopvolger.

Wetten over de uitkering en belastingvrijstellingen van leden van het Koninklijk Huis kunnen volgens de Grondwet alleen aangenomen worden met tweederde meerderheid in zowel de Tweede als Eerste Kamer.

Voormalig staatshoofd

Als de koning(in) afstand van de troon heeft gedaan, blijft deze een uitkering ontvangen zolang de betrokkene lid is van het Koninklijk Huis. Dit is geregeld in de Wfskh.

Gevolgen overlijden koning(in) of vermoedelijke troonopvolger

Indien de Koning overlijdt, ontvangt de overlevende echtgenoot of echtgenote, zolang deze lid is van het koninklijk huis. Dit geldt ook voor de echtgenoot of echtgenote bij overlijden van de vermoedelijke troonopvolger. De hoogte van de uitkering is eveneens geregeld in de Wfskh.

  • Meer over staatshoofd en troonopvolging

2.

Samenstelling uitkering

De uitkeringen van de leden van het Koninklijk Huis zijn samengesteld uit twee onderdelen, de zgn. 'componenten':

  • - 
    een A-component 'het inkomen';
  • - 
    een B-component voor personele en materiële uitgaven. Hieronder vallen uitgaven voor het personeel dat direct voor de leden van het Koninklijk Huis werkt en overige kosten, zoals die voor het Koninklijk Huisarchief en kantoordiensten.

3.

Uitkeringen in 2025

In de begrotingsstaat van de Koning (I) voor het jaar 2025 zijn de volgende uitkeringen begroot:

 

Uitkeringen in €

A-component

B-component

Totale uitkering

koning Willem-Alexander2

1.164.000

6.086.000

7.250.000

koningin Máxima3

462.000

792.000

1.254.000

prinses Amalia4*

345.000

1.608.000

1.953.000

prinses Beatrix5

658.000

1.307.000

1.965.000

Totaal

2.629.000

9.793.000

12.422.000

De andere leden van het Koninklijk Huis ontvangen geen uitkering.

*Prinses Amalia heeft aangegeven voorlopig afstand te doen van haar uitkering (A-component). Ze ontvangt wel vanaf 2025 haar onkostenvergoeding (B-component).

4.

Vrijstelling belastingplicht

In de Grondwet is een aantal belastingvrijstellingen vastgelegd:

  • - 
    over de uitkeringen van de leden van het Koninklijk Huis hoeven geen persoonlijke belastingen betaald te worden. Met andere woorden over de uitkeringen wordt geen loon- en inkomstenbelasting betaald;
  • - 
    de leden van het Koninklijk Huis die een uitkering genieten hoeven geen persoonlijke belastingen te betalen over de vermogensbestanddelen die dienstbaar zijn aan de uitoefening van hun functie;
  • - 
    wat de koning(in) of vermoedelijke troonopvolger erft of krijgt van een lid van het Koninklijk Huis is vrij van de rechten van successie, overgang en schenking. Koningin Beatrix en prins Willem-Alexander hoeven dus geen successierechten te betalen over hun erfenissen of schenkingen van andere leden van het Koninklijk Huis;
  • - 
    er bestaat een mogelijkheid om via de wet verdere belastingvrijstellingen toe te kennen.

Over andere inkomsten dan de uitkering en over privé-vermogen moeten de betreffende leden van het Koninklijk Huis wel belasting betalen.

De belastingvrijdom stond al in 1815 in de Grondwet. Bij de partiële grondwetsherziening in 1972 is de kwestie uitvoerig besproken (Kamerdossier 10.683). Basis daarvoor was een advies van een commissie-Simons (rapport kamerstuk 10.173). Die commissie onder voorzitterschap van prof. D. Simons6 adviseerde de belastingvrijdom op te heffen voor het privé-inkomen en privé-vermogen, maar die te handhaven voor de rijksbijdragen, voor inkomsten uit het Kroondomein en voor de successiebelasting.

Uitgangspunt was dat de belastingvrijdom slechts kon vervallen voor zover leden van het Koninklijk Huis daardoor in de toekomst niet het privé-vermogen of privé-inkomsten zouden moeten aanspreken voor het uitoefenen van hun functie. Vanuit de Tweede Kamer vroegen enkele leden om over het deel dat als inkomen moet worden beschouwd, wel belasting te heffen. Een meerderheid en het kabinet wezen dat af. Zij achtten het niet mogelijk een duidelijke scheiding aan te brengen tussen 'functionele kosten' en 'inkomen'.

In maart 2008 verwierp de Tweede Kamer een motie-Brinkman (PVV) waarin gevraagd werd de grondwettelijke belastingvrijdom te schrappen. Voor stemden PVV, SP, Partij voor de Dieren en GroenLinks.

Bij de begrotingsbehandeling in oktober 2016 van de begroting van de Koning werd een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht een voorstel te doen hoe de belastingvrijstellingen van de Koning, de Koningin en de voormalige Koningin ongedaan kunnen worden gemaakt.

5.

Emolumenten

Naast de uitkering en de belastingvrijstelling geniet de koning(in) nog enkele voordelen:

  • - 
    het Rijk stelt paleizen voor gebruik ter beschikking;
  • - 
    het genot van de jacht op Staatsdomeinen behorend tot of voortvloeiend uit het Kroondomein.

6.

Declarabele kosten

Voor het Koninklijk Huis worden verder zogenaamde 'functionele kosten' gemaakt die worden betaald uit de begrotingen van de ministeries. Voor deze declaraties is in 2025 zo'n € 38,4 miljoen gereserveerd. Het gaat hier om de kosten van hofpersoneel voor zover die niet zijn opgenomen in de B-component van de uitkering, en om algemene kosten in verband met onder meer het gebruik van paleizen, auto's, paarden en rijtuigen.

 

Raming functionele kosten 2025 in €

 

Personeel Dienst van het Koninklijk Huis

22.661.000

Materieel Dienst van het Koninklijk Huis

12.845.000

Donaties bestemmingsreserves

 

2.900.000

Totaal

38.406.000

7.

Doorbelaste uitgaven van andere begrotingen

Naast deze declaraties zijn in de rijksbegroting voor 2025 ook doorbelaste uitgaven van andere begrotingen opgenomen. Het gaat hierbij om uitgaven voor communicatie door de RVD, de taken van het Militaire Huis van het Koninklijk Huis voor ceremonieel en begeleiding en de ambtelijke ondersteuning van het staatshoofd door het Kabinet der Koning.

 

Raming over 2025 in €

 

Doorbelaste personele uitgaven

6.599.000

Doorbelaste materiële uitgaven

1.469.000

Totaal

8.068.000

waarvan RVD

2.154.000

waarvan Militair Huis

2.635.000

waarvan Kabinet der Koning

3.279.000


Meer over

  • salarissen van politici, ambtelijke top en het Koninklijk Huis
  • de Koning7

  • 1. 
    Wet van 22 november 1972, houdende regeling van het financieel statuut van het Koninklijk Huis
     
  • 2. 
    Koning Willem-Alexander bekleedt sinds 30 april 2013 het koningschap. Hij werd in 1967 geboren als oudste zoon van prinses Beatrix en prins Claus. Hij volgde onder meer een opleiding aan het Atlantic College in Wales en bij de Nederlandse Marine en studeerde geschiedenis in Leiden. De koning was bestuurslid van het Internationaal Olympisch Comité en was actief op het gebied van internationaal watermanagement. Sinds 2002 is hij gehuwd met de in Argentinië geboren Máxima Zorreguieta. De koning heeft drie dochters, van wie prinses Catharina-Amalia (de Prinses van Oranje) de vermoedelijke troonopvolgster is. Hij staat bekend als sportief, spontaan en open en ziet samenbinden, vertegenwoordigen en aanmoedigen als belangrijkste taken.
     
  • 3. 
    Máxima Zorreguieta is sinds 2 februari 2002 echtgenote van Willem-Alexander en sinds 30 april 2013 koningin. Zij hebben drie dochters, van wie prinses Catharina-Amalia (de Prinses van Oranje) de vermoedelijke troonopvolgster is. Koningin Máxima is geboren in Argentinië en werkte als bankemployé in New York en Brussel. Als prinses hield zij zich onder meer bezig met vraagstukken op het gebied van inburgering en met bevordering van microfinanciering. De rol van haar vader, die staatssecretaris was tijdens het Videla-regime, leidde tot spanningen rond haar huwelijksvoltrekking. Vanaf het moment van de verloving wist zij echter door haar spontaniteit en warmte de harten van de bevolking te veroveren. Werkt onder meer in VN-verband op gebied van microfinanciering en financiële gezondheid.
     
  • 4. 
    Prinses Amalia, de Prinses van Oranje, is de op 7 december 2003 geboren oudste dochter van koning Willem-Alexander en koningin Máxima. Sinds haar vader op 30 april 2013 koning werd, is zij de eerste in de lijn van troonopvolging. Prinses Amalia heeft in Den Haag voortgezet onderwijs gevolgd en studeert sinds 2022 politics, psychology, law en economics in Amsterdam. In december 2021 werd zij van rechtswege lid van de Raad van State.
     
  • 5. 
    Prinses Beatrix was tot zij op 30 april 2013 abdiceerde ten gunste van haar zoon Willem-Alexander regerend vorstin. Als zodanig trad zij op 30 april 1980 aan. Prinses Beatrix is de oudste dochter van koningin Juliana en prins Bernhard. Zij studeerde rechten in Leiden en heeft speciale belangstelling voor het gehandicaptenbeleid en voor cultuur. In 1966 huwde zij met Claus von Amsberg, die in 2002 overleed. Zij kregen drie zonen, van wie de middelste, prins Friso, in 2013 is gestorven. Door haar met grote plichtsbetrachting, waardigheid en betrokkenheid uitgeoefende koningschap verwierf zij veel aanzien en waardering. In 1996 ontving zij de Karlsprijs en in 2005 kreeg zij een eredoctoraat aan de Leidse Universiteit.
     
  • 6. 
    Rechtsgeleerde die een belangrijk aandeel had in de behandeling van de in 1983 voltooide grondwetsherziening. Stond daarbij de ministers De Gaay Fortman, Wiegel, Van Thijn en Rietkerk ter zijde. Liberaal van Joodsen huize, die de Duitse kampen overleefde. Werd na advocaat te zijn geweest hoogleraar staats- en administratief recht in Rotterdam. Leidde commissies over herziening van de Comptabiliteitswet en over de belastingvrijdom van het Koninklijk Huis. Als 70-plusser regeringscommissaris en in het parlement met zijn grijs-wit haar, magere, kleine gestalte een wat broze verschijning. Formuleerde zorgvuldig en sprak met veel gezag, zodat met respect naar hem werd geluisterd. Kenner bij uitstek van de grondwetsgeschiedenis.
     
  • 7. 
    Nederland is een koninkrijk. Dat betekent dat een koning het staatshoofd is of eigenlijk: het 'onschendbare deel' van de regering. Het Statuut voor het Koninkrijk bepaalt dat de Kroon van het Koninkrijk wordt gedragen door de erfgenamen van koningin Juliana. Sinds 30 april 2013 is Willem-Alexander koning der Nederlanden.