Radicale Bond

Source: Parlement.com.

De Radicale Bond was een vooruitstrevend liberale partij. Zij werd in november 1892 opgericht. De Bond was op het gebied van het kiesrecht en de sociale kwestie vooruitstrevender dan de Liberale Unie. In 1901 ging de Radicale Bond met de van de Liberale Unie1 afgescheiden linkervleugel op in de Vrijzinnig-Democratische Bond2.

De Radicale Bond had tussen 1893 en 1901 enkele vertegenwoordigers in de Tweede Kamer3. Haar aanhang concentreerde zich grotendeels in Amsterdam. Het weekblad 'De Amsterdammer' van de Johannes de Koo en Henri Tindal gold als belangrijkste spreekbuis van de radicalen.

Voormannen van de Bond waren onder meer M.W.F. Treub, C.V. Gerritsen en Th.M. Ketelaar.

Contents

  1. Beginselen
  2. Historische ontwikkeling
  3. Regeringsdeelname
  4. Voormannen
  5. Electoraat

1.

Beginselen

De Radicale Bond streefde naar de invoering van het algemeen kiesrecht en naar bestrijding van sociale achterstanden. Daartoe moest de welvaart bevorderd worden en dienden er sociale wetten te komen, zoals verplichte verzekeringen tegen ziekte, invaliditeit en werkloosheid.

Andere programmapunten waren: afschaffing van de Eerste Kamer, invoering van de leerplicht, van een algemene militaire oefenplicht, en van een progressieve inkomstenbelasting, en ontwikkeling en zelfbestuur van Nederlands-Indië.

De overheid moest verder zorgen voor goede huisvesting en voor wettelijke regeling van het arbeidscontract. Nutsbedrijven en de spoorwegen dienden in handen te zijn van de overheid.

2.

Historische ontwikkeling

In de negentiende eeuw kende ons land nog nauwelijks echte politieke partijen, maar vrijwel alleen samenwerkingsverbanden van locale kiesverenigingen. De kiesvereniging 'Amsterdam', één van de liberale kiesverenigingen in die stad, was vooruitstrevender dan andere Amsterdamse kiesverenigingen, zoals 'De Grondwet' en 'Burgerplicht'. De bestuurders van 'Amsterdam' gaven in juli 1892 de aanzet tot oprichting van een landelijke organisatie van de radicalen.

De Radicale Bond kreeg in 1893 een eerste afgevaardigde in de Tweede Kamer, C.V. Gerritsen, die in het district Leeuwarden werd gekozen. In 1894 werd in Zaandam K. de Boer4 namens de Radicale Bond tot Tweede Kamerlid gekozen. Hij zou later overstappen naar de Liberale Unie. Een in 1891 als radicaal gekozen Gronings Kamerlid, B.L. Tijdens5, werd door de Amsterdammers niet als directe geestverwant beschouwd. Hij was onder meer tegenstander van vrijhandel.

Van meer belang was de rol die de Bond op gemeentelijk niveau speelde. Vooral Treub, die wethouder was in Amsterdam, speelde in dat opzicht een belangrijke rol.

In 1897 bleven de twee radicale Tweede Kamerleden die toen werden gekozen buiten de vrijzinnig-democratische kamerclub. Dat was de vooruitstrevend liberale fractie onder leiding van Goeman Borgesius. Zij traden in 1901 echter wel toe tot de nieuwe Vrijzinnig-Democratische Bond.

3.

Regeringsdeelname

De Radicale Bond heeft nooit deelgenomen aan een kabinet. Zij gaf wel op hoofdlijnen steun aan het kabinet-Pierson.

4.

Voormannen

De belangrijkste voorman van de Bond was M.W.F. Treub6. Hij was hoogleraar en wethouder in Amsterdam, en zou ook na 1901 een belangrijke rol spelen in de Nederlandse politiek.

De graanhandelaar C.V. Gerritsen7, echtgenoot van Aletta Jacobs8, was eveneens actief in de Amsterdamse gemeentepolitiek. Hij was gemeenteraadslid en later wethouder.

De Amsterdamse onderwijzer Theo Ketelaar9 vertegenwoordigde de Radicale Bond in de Tweede Kamer. Hij deed dat samen met de eveneens uit Amsterdam afkomstige biljartmakersgezel Piet Nolting10.

5.

Electoraat

Amsterdam was het belangrijkste bolwerk van de Radicale Bond. De aanhang werd daar vooral gevonden onder intellectuelen, journalisten, onderwijzers, middenstanders en geschoolde arbeiders.

Ook in onder meer Oost-Groningen en enkele (middelgrote) steden had de Radicale Bond enige aanhang.

 

Meer over

  • Opgeheven partijen11

Kijk voor meer informatie over de Radicale Bond op de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.

 

  • 1. 
    De Liberale Unie werd in 1885 opgericht. In de unie werden de liberale kiesverenigingen verenigd. Zij gold als gematigd vooruitstrevend, zeker nadat de conservatieve vleugel zich rond 1894 had afgescheiden. Tussen 1891 en 1901 domineerde zij de Nederlands politiek. Vooral het Unie-liberale kabinet-Pierson wist belangrijke (sociale) wetgeving tot stand te brengen, zoals de Ongevallenwet en de Woningwet.
     
  • 2. 
    De Vrijzinnig-Democratische Bond VDB was een links-liberale partij, die in 1901 werd opgericht. In zekere zin is zij als voorloper van D66 te beschouwen. De partij werd gevormd door van de Liberale Unie afgescheiden leden en door voormalige Radicale Bonders. Richtte zich onder meer op internationale ontwapening, emancipatie van de vrouw en invoering van een staatspensioen.
     
  • 3. 
    De Tweede Kamer is deel van de volksvertegen­woor­di­ging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
     
  • 4. 
    Vooruitstrevend-liberaal Tweede en Eerste Kamerlid in de jaren rond 1900. In 1894 in het district Zaandam gekozen als vertegenwoordiger van de Radicale Bond, maar in 1901 niet toegetreden tot de VDB, maar overgestapt naar de Liberale Unie. Oorspronkelijk landbouwer en daarnaast burgemeester van Assendelft en Koog aan de Zaan. Na zijn terugtreden als Tweede Kamerlid nog twaalf jaar senator. Gemoedelijke afgevaardigde, die vooral actief was als landbouwdeskundige.
     
  • 5. 
    "Boer Tijdens". Vertegenwoordiger van de liberale Groningse boeren in de Tweede Kamer. Kon op sommige gebieden tot de radicaal-liberalen worden gerekend, maar sloot zich niet aan bij de Radicale Bond. Was voorstander van protectionisme om de Groningse landbouw te beschermen. Voorvechter voor de belangen van Oost-Groningen, waar een kanaal naar hem genoemd werd.
     
  • 6. 
    Vooraanstaand liberaal politicus uit het einde van de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Hoogleraar economie in Amsterdam. Behoorde aanvankelijk tot de Radicalen en werd in 1904 Tweede Kamerlid voor de VDB, waarmee hij later echter brak. In 1913 minister in het kabinet-Cort van der Linden. Bezat uitstekende organisatorische kwaliteiten en zorgde tijdens de Eerste Wereldoorlog voor een voortvarend financieel-economisch beleid. Trad in 1916 af vanwege een conflict over het staatspensioen, maar keerde in 1917 weer terug. Werd in 1918 Tweede Kamerlid voor de Economische Bond, een liberale partij die een 'zakelijke' politiek voor stond. Voerde toen een sterk persoonlijke getinte verkiezingscampagne. Was nogal onberekenbaar; productief in denkbeelden, maar weinig resultaatgericht.
     
  • 7. 
    Graanhandelaar die als radicaal-liberaal in het district Leeuwarden tot Tweede Kamerlid werd gekozen. Bracht een initiatiefwet tot stand over de eedskwestie. Was tevens gemeenteraadslid en later drie jaar wethouder in Amsterdam. Echtgenoot van Aletta Jacobs. Overleed kort nadat hij in 1905 opnieuw tot Tweede Kamerlid was gekozen.
     
  • 8. 
    Voorvechtster van vrouwenkiesrecht in de tweede helft van de negentiende eeuw en het begin van de twintigste eeuw. Eerste meisje dat (als toehoorster) toegang kreeg tot de hbs en in 1870 de eerste vrouwelijke student. Na voltooiing van haar studie geneeskunde huisarts in Amsterdam (de eerste vrouwelijke arts). Toonde daarin grote sociale betrokkenheid en zette zich in voor geboortebeperking. Vanaf 1883 strijdster voor vrouwenkiesrecht en in 1894 oprichtster van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht. Actief in de VDB, maar in 1918 tegen de bedoeling van haar partij niet gekozen tot Tweede Kamerlid. Zette zich ook voor internationaal vredeswerk in.
     
  • 9. 
    Vooraanstaand Amsterdams Tweede Kamerlid. Werd in 1897 voor de Radicale Bond gekozen. In de VDB-fractie, waarvan hij sinds 1901 deel uitmaakte, de onderwijsspecialist en verder onder meer financieel woordvoerder. Was zelf werkzaam geweest in het onderwijs en jarenlang voorzitter van de Bond van Nederlandse Onderwijzers. Groot voorstander van openbaar onderwijs en zeer begaan met het lot van kinderen. Naast Kamerlid ook gedeputeerde van Noord-Holland en enige tijd wethouder van onderwijs in Amsterdam. Humoristisch redenaar met een Amsterdamse tongval, die door zijn ontwapende oprechtheid soms het enfant terrible van de Kamer was.
     
  • 10. 
    Amsterdamse biljartmakersgezel, die in 1897 als één van de eerste arbeiders voor de Radicale Bond Tweede Kamerlid werd. Bestuurslid van het Algemeen Nederlands Werkliedenverbond. Zette zich als Kamerlid (na 1901 voor de VDB) in voor het gemeentepersoneel en de politie. Sprak zijn in het algemeen niet al te lange redevoeringen met een onvervalst Amsterdams accent uit. Voelde zich ondanks zijn (eenvoudige) afkomst geheel thuis in het parlement. Was ook jarenlang lid van de Amsterdamse gemeenteraad en populair in zijn district en in zijn stad.
     
  • 11. 
    Diverse partijen zijn ooit vertegenwoordigd geweest in het Nederlandse parlement, maar nadien opgeheven. Een aantal daarvan zijn opgegaan in nieuwe partijen, waarvan sommige nog bestaan.