Periode 1888-1918: Antithese

Source: Parlement.com.

Deze periode wordt beheerst door de zogenaamde Antithese. Deze leer van Abraham Kuyper1 gaat ervan uit dat er een politieke scheiding bestaat tussen gelovigen en niet-gelovigen. De protestant-christelijken (antirevolutionairen en christelijk-historischen) en katholieken vormen de rechterzijde (ook wel Coalitie), en de liberalen de linkerzijde. Afwisselend treden kabinetten op van 'rechts' of 'links'. Alleen in de periode 1894-1897 is sprake van enige samenwerking tussen beide.

Thema's die in deze periode spelen, zijn nog altijd het kiesrecht2 en de schoolstrijd. Daarnaast is er een nieuw onderwerp: de sociale kwestie. De toenemende industrialisering en welvaartstijging maakt de roep om arbeids- en sociale wetgeving namelijk steeds sterker. In de jaren negentig komt daardoor de sociaal-democratische beweging sterk op; ook zij worden tot de linkerzijde gerekend.

De periode vindt haar afsluiting tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het kabinet-Cort van der Linden weet dan de schoolstrijd te beëindigen, en voert het algemeen mannenkiesrecht en de evenredige vertegenwoordiging in.

1.

Kabinetten

Kabinet-Mackay (1888-1891)

kabinet-mackay
Boven v.l.n.r.: Hartsen, Godin de Beaufort, Mackay, Keuchenius en De Savornin Lohman. Onder v.l.n.r.: Bergansius, Dyserinck, Kruys, Ruijs van Beerenborek en Havelaar.

Dit was het eerste zogenaamde coalitiekabinet, bestaande uit katholieke en antirevolutionaire ministers. Vorming van dit kabinet werd mogelijk door de overwinning van Katholieken3 en ARP4 bij de Tweede Kamerverkiezingen. Naast antirevolutionairen en katholieken telde het kabinet twee conservatieve ministers. Voornaam doel van het kabinet was de regeling van subsidiëring van het bijzonder onderwijs. Ondanks de liberale meerderheid in de Eerste Kamer wist het kabinet in 1889 hiervoor een wet tot stand te brengen.

meer informatie

Kabinet-Van Tienhoven (1891-1894)

Kabinet-Van Tienhoven
© Het Geheugen van Nederland
Bovenste rij: Smidt en Jansen, middelste rij: Van Tienhoven, Tak van Poortvliet en Pierson, onderste rij: Lely, Van Dedem en Seyffardt.

Dit liberale kabinet werd gevormd na de verkiezingen van 1891, waarbij 'rechts' haar meerderheid verloor. Het kabinet streefde naar uitbreiding van het mannenkiesrecht. Minister Tak van Poortvliet kwam hiertoe met een wetsvoorstel, dat echter niet het Staatsblad haalde.

meer informatie

Kabinet-Röell (1894-1897)

Kabinet-Roell - achterste rij v.l.n.r.: S. van Houten, J.P. Sprenger van Eyk, Ph.W. van der Sleyden en H.M. van der Wijck voorste rij, v.l.n.r.: C.D.H. Schneider, J.H. Bergsma, J. Röell en W. van der Kaay
© Beeldbank Nationaal Archief
achterste rij v.l.n.r.: S. van Houten, J.P. Sprenger van Eyk, Ph.W. van der Sleyden en H.M. van der Wijck voorste rij, v.l.n.r.: C.D.H. Schneider, J.H. Bergsma, J. Röell en W. van der Kaay

Dit kabinet bestond voor het merendeel uit gematigde, anti-Takkiaanse2 liberalen. De katholieken kregen in ruil voor steun aan het kabinet één minister. Het lukte minister Sam van Houten een nieuwe Kieswet in te voeren, die minder ver ging dan het voorstel van zijn voorganger Tak, maar die wel leidde tot forse groei van het aantal (mannelijke) kiezers.

meer informatie

Kabinet-Pierson (1897-1901)

Kabinet-Pierson
© Beeldbank Nationaal Archief
Zittend v.l.n.r.: Röell, Goeman Borgesius, Pierson en Van Dedem. Staand v.l.n.r.: Eland, De Beaufort, Lely en Cort van der Linden.

Dit liberale kabinet staat bekend als 'het kabinet van sociale rechtvaardigheid'. Het bracht diverse belangrijke wetten tot stand, waarvan de Woningwet, de Ongevallenwet en de Leerplichtwet de bekendste zijn. Kabinetsleider was de hoogleraar en gematigd vooruitstrevende liberaal N.G. Pierson5, die eerder minister van Financiën was in het kabinet-Van Tienhoven6.

meer informatie

Kabinet-Kuyper (1901-1905)

Kabinet-Kuyper - V.l.n.r.: Idenburg, Bergansius, De Marez Oyens, Ellis, Melvil van Lynden, Kuyper, Loeff en Harte
© Beeldbank Nationaal Archief
V.l.n.r.: Idenburg, Bergansius, De Marez Oyens, Ellis, Melvil van Lynden, Kuyper, Loeff en Harte

Het coalitiekabinet-Kuyper werd gevormd na de overwinning van de rechtse partijen bij de Tweede Kamerverkiezingen van 1901. Rooms-katholieken, Antirevolutionairen, Vrije antirevolutionairen en Christelijk-Historischen haalden daarbij samen 57 zetels. De twee laatstgenoemde groeperingen bleven echter buiten het kabinet. Tot 1904 had het kabinet geen meerderheid in de Eerste Kamer. Na de verwerping van de Hoger-onderwijswet in 1904 ontbond het kabinet de Eerste Kamer. De verkiezingen bezorgden het kabinet-Kuyper alsnog een meerderheid in de Senaat.

meer informatie

Kabinet-De Meester (1905-1908)

Kabinet-De Meester - v.l.n.r.: Fock, Kraus, Van Raalte, Veegens, Rink, Cohen Stuart, De Meester, Van Tets van Goudriaan en Staal.
© Beeldbank Nationaal Archief
v.l.n.r.: Fock, Kraus, Van Raalte, Veegens, Rink, Cohen Stuart, De Meester, Van Tets van Goudriaan en Staal.

Dit door Goeman Borgesius7 geformeerde liberale minderheidskabinet werd geleid door de Unie-liberaal De Meester. Hij was een vroegere vicepresident van de Raad voor Nederlandsch-Indiė; na de Gouverneur-Generaal de hoogste gezagsdrager in Indiė. Het kabinet bestond uit Unie-liberale en vrijzinnig-democratische ministers, alsmede twee partijlozen en beschikte in geen van beide Kamers over een meerderheid.

meer informatie

Kabinet-Heemskerk (1908-1913)

Kabinet-Heemskerk - V.l.n.r.: . Colijn. Kolkman, Wentholt,  Talma, E. Regout, De Marees van Swinderen, Heemskerk, L. Regout, De Waal Malefijt
© @O. Struycken
V.l.n.r.: . Colijn. Kolkman, Wentholt, Talma, E. Regout, De Marees van Swinderen, Heemskerk, L. Regout, De Waal Malefijt

Dit christelijke coalitiekabinet was tot 1909 een minderheidskabinet, dat werd gevormd na de val van het liberale minderheidskabinet-De Meester8. Na de verkiezingen van 1909 kon het kabinet wel op een Kamermeerderheid rekenen. Centraal stonden de pogingen om sociale wetgeving tot stand te brengen en de versterking van de defensie.

meer informatie

Kabinet-Cort van der Linden (1913-1918)

Kabinet-Cort van der Linden
© Beeldbank Nationaal Archief

Het liberale extraparlementaire9 kabinet-Cort van der Linden loodste Nederland door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) en bracht de belangrijke Grondwetsherziening van 191710 tot stand. Hierdoor werden de kiesrecht- en schoolstrijd beëindigd. Het meerderheidsstelsel (districtenstelsel) werd vervangen door de evenredige vertegenwoordiging11. Onder de negen ministers waren slechts twee oud-Kamerleden.

meer informatie
 

Meer over

  • Kabinetten per tijdvak12

  • 1. 
    'Abraham de geweldige'. De grote voorman en stichter van de Anti-Revolutionaire Partij, de partij van de 'kleine luyden'. Krachtig organisator en goed spreker. Stichtte ook het dagblad De Standaard, de Vrije Universiteit en de Gereformeerde Kerk, nadat hij een afscheidingsbeweging (Doleantie) had geleid. Was predikant en werd in 1874 Tweede Kamerlid, maar verliet de Kamer al na drie jaar. Keerde in 1894 echter terug en werd voorzitter van de meer democratische antirevolutionairen. Leidde in 1901-1905 een coalitiekabinet, dat vooral in de herinnering bleef voortleven door het de kop in drukken van de Spoorwegstaking in 1903 en door de ontbinding van de Eerste Kamer in 1904. Kwam in 1908 in conflict met Heemskerk en in 1909 in opspraak door de zgn. lintjesaffaire, maar werd desondanks tot zijn dood door zijn achterban als de door God gegeven leider beschouwd.
     
  • 2. 
    De verkiezingsstrijd in april 1894 stond geheel in het teken van de uitbreiding van het kiesrecht. De vooruitstrevende liberalen en een deel van de antirevolutionairen wilden daarbij verder gaan dan de oud-liberalen en het conservatieve deel van de ARP. Bij de Katholieken was de overgrote meerderheid tegen al te vergaande kiesrechtuitbreiding.
     
  • 3. 
    Pas aan het einde van de 19e eeuw ontstond er een politieke organisatie van katholieken. Toch traden zij al vanaf omstreeks 1870 als groepering in het parlement op. Het zou tot 1883 duren, voordat er 'Proeve van een program van een katholieke partij' kwam en pas in 1897 kwam er een verbond van R.K. kiesverenigingen. Initiatiefnemer voor de katholieke partijvorming was de priester-staatsman Herman Schaepman.
     
  • 4. 
    De ARP werd op 3 april 1879 opgericht door Abraham Kuyper. Daarmee kwam er een partijverband voor politieke stroming, de antirevolutionairen, die reeds sinds het begin van de 19e eeuw bestond. Zij was de eerste nationale politieke partij. De ARP was een christendemocratische, protestantse partij. In 1980 ging de ARP met KVP en CHU op in het CDA.
     
  • 5. 
    Financieel en economisch deskundige die als minister met veel gezag sprak. Was afkomstig uit een Amsterdamse handels- en bankiersfamilie, die ook veel predikanten voortbracht. Behoorde tot de ethische richting in de Hervormde kerk. Hoogleraar economie in Amsterdam en daarna president van de Nederlandse Bank. Bracht als minister van Financiën in het kabinet-Van Tienhoven een belangrijke belastingherziening tot stand. Leidde later een kabinet dat bekend werd als 'kabinet van sociale rechtvaardigheid'. Nadien nog vier jaar liberaal Kamerlid voor het district Gorinchem. Stond als persoon bij velen hoog aangeschreven, vanwege zijn milde omgangsvormen, maar was politiek gezien wat naïef.
     
  • 6. 
    Dit liberale kabinet werd gevormd na de verkiezingen van 1891, waarbij 'rechts' haar meerderheid verloor. Het kabinet streefde naar uitbreiding van het mannenkiesrecht. Minister Tak van Poortvliet kwam hiertoe met een wetsvoorstel, dat echter niet het Staatsblad haalde.
     
  • 7. 
    Vooraanstaand Gronings liberaal politicus, met grote politieke talenten. Pragmatisch ingesteld en gematigd vooruitstrevend. Was onderwijzer en hoofdredacteur van dagblad Het Vaderland. Vervolgens veertig jaar Tweede Kamerlid, waarvan vier jaar voorzitter. Gaf als Kamerlid de aanzet tot de arbeidsenquête van 1886. Leidde na 1893 de fractie van de vooruitstrevende liberalen in de Tweede Kamer. Bekwaam wetgever, die als minister van Binnenlandse Zaken in het kabinet-Pierson onder andere de Woningwet en de Gezondheidswet tot stand bracht. Formeerde in 1905 het kabinet-De Meester, maar nam daarin zelf geen zitting. Als Kamervoorzitter vermaard vanwege zijn versprekingen ('Curiname en Suraçau'). Hield als Kamerlid goed doorwrochte en vurige betogen, die meestal met veel belangstelling werden beluisterd.
     
  • 8. 
    Dit door Goeman Borgesius geformeerde liberale minderheidskabinet werd geleid door de Unie-liberaal De Meester. Hij was een vroegere vicepresident van de Raad voor Nederlandsch-Indiė; na de Gouverneur-Generaal de hoogste gezagsdrager in Indiė. Het kabinet bestond uit Unie-liberale en vrijzinnig-democratische ministers, alsmede twee partijlozen en beschikte in geen van beide Kamers over een meerderheid.
     
  • 9. 
    Er zijn verschillende manieren om een kabinet te typeren. Kan een kabinet rekenen op de steun van een meerderheid van de Tweede Kamer dan spreken we van een meerderheidskabinet. Is dat niet het geval dan wordt het kabinet aangeduid als een minderheidskabinet.
     
  • 10. 
    De eerste Grondwet na herstel van de onafhankelijkheid kwam op 29 maart 1814 tot stand, op basis van een door een commissie onder leiding van Van Hogendorp op 2 maart 1814 aangeboden ontwerp. Sindsdien is de Grondwet regelmatig en soms zeer ingrijpend veranderd.
     
  • 11. 
    Evenredige vertegenwoordiging is een kiesstelsel waarbij vrijwel alle uitgebrachte stemmen meetellen voor de uiteindelijke verhoudingen in de zetelverdeling.
     
  • 12. 
    De Nederlandse kabinetten zijn in verschillende tijdvakken in te delen. De eerste kabinetten vanaf 1848 waren afwisselend liberaal, gematigd liberaal en conservatief. Thorbecke speelde een grote rol in deze periode; hij leidde drie kabinetten. In 1888 kwam er een eerste confessioneel kabinet en vanaf 1918 domineerden confessionele kabinetten. Het politieke landschap was toen sterk verzuild.