Verslag van een schriftelijk overleg over de brandbrief van de ombudsman, de brandbrief van het ouderpanel, de enquête van de ouders zelf en de aanbevelingen van prof. Bruning inzake problemen met uithuisplaatsingen van kinderen (Kamerstuk 31839-820) - Jeugdzorg

Dit verslag van een schriftelijk overleg is onder nr. 872 toegevoegd aan dossier 31839 - Jeugdzorg i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Jeugdzorg; Verslag van een schriftelijk overleg; Verslag van een schriftelijk overleg over de brandbrief van de ombudsman, de brandbrief van het ouderpanel, de enquête van de ouders zelf en de aanbevelingen van prof. Bruning inzake problemen met uithuisplaatsingen van kinderen (Kamerstuk 31839-820)
Document date 11-07-2022
Publication date 11-07-2022
Nummer KST31839872
Reference 31839, nr. 872
Commission(s) Justitie en Veiligheid (JV)
External link original article
Original document in PDF

2.

Text

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2021

2022

31 839

Jeugdzorg

Nr. 872

VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 13 juli 2022

De vaste commissie voor Justitie en Veiligheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Rechtsbescherming over de brief van 11 mei 2022 over de brandbrief van de ombudsman, de brandbrief van het ouderpanel, de enquête van de ouders zelf en de aanbevelingen van prof. Bruning inzake problemen met uithuisplaatsingen van kinderen (Kamerstuk 31 839, nr. 820).

De vragen en opmerkingen zijn op 3 juni 2022 aan de Minister voor Rechtsbescherming voorgelegd. Bij brief van 11 juli 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie,

Meenen

Adjunct-griffier van de commissie,

Burger

kst-31839-872 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2022

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de bewindspersonen

  • 1. 
    Vragen en opmerkingen vanuit de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de reactie van de Minister voor Rechtsbescherming op de brandbrief van de ombudsman, de brandbrief van het ouderpanel, de enquête van de ouders zelf en de aanbevelingen van professor Bruning en anderen inzake problemen met uithuisplaatsingen van kinderen. Deze leden benadrukken dat de gedupeerde ouders en kinderen buitengewoon veel leed is aangedaan en sporen de Minister aan om door te gaan met het treffen van alle noodzakelijke maatregelen om het vertrouwen van gedupeerde ouders en kinderen te herstellen. In dat kader steunen zij het ondersteu-ningsteam en maken zij graag van deze gelegenheid gebruik om te vragen naar de voortgang en resultaten van het ondersteuningsteam.

Antwoord:

Ik zal uw Kamer in oktober informeren over de voortgang en resultaten van het Ondersteuningsteam. De voortgangsrapportages van het ondersteuningsteam worden maandelijks gepubliceerd op www.hetonder-steuningsteam.nl. De voortgangsrapportages bieden een nadere inkijk in de cijfers en ervaringen van het Ondersteuningsteam.

Deze leden stellen de Minister nog enkele overige vragen over de brief.

Aanbeveling van Prof. Bruning e.a. in factsheet uithuisplaatsingen

De leden van de VVD-fractie lezen dat de Minister beschrijft dat de evaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving bijna is afgerond en dat de Kamer in het najaar een beleidsreactie ontvangt. De onderzoekers bevelen in de factsheet aan dat de rechtsgronden voor uithuisplaatsingen worden aangepast. Ook stellen de onderzoekers voor om de rechtsgrond voor een spoeduithuisplaatsing aan te scherpen. Worden deze aanbevelingen meegenomen in de beleidsreactie die de Kamer dit najaar ontvangt?

In de factsheet wordt ook aanbevolen dat er een jaarlijkse toetsing van de uitvoering van de voogdij plaatsvindt. Hoe kijkt de Minister naar deze aanbeveling?

Antwoord:

Naar verwachting ontvang ik na de zomer de evaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving. De uitkomsten van deze wetsevaluatie wil ik bespreken met de betrokken partners. Daarbij betrek ik ook de aanbevelingen van de factsheet uithuisplaatsingen van de Universiteit van Leiden (februari 2022). In het najaar zal ik uw Kamer vervolgens informeren over het totale pakket aan aanbevelingen op het gebied van uithuisplaatsen en rechtsbescherming en hoe ik daar op samenhangende wijze invulling en opvolging aan ga geven. In de factsheet wordt ook ingegaan op de rechtspositie van uithuisgeplaatste kinderen die onder voogdij staan. Deze rechtspositie is beperkt. Zo ontbreekt een periodieke toetsing en is er geen mogelijkheid om geschillen over de uitvoering van een voogdijmaatregel voor te leggen aan de kinderrechter. In bovengenoemde brief zal ik ook ingaan op de wijze waarop de rechtspositie van voogdijkinderen kan worden verbeterd.

De Minister schrijft dat het kabinet werkt om betere kwaliteit en effectiviteit van de jeugdzorg te bevorderen. In hoeverre draagt dat bij aan het voorkomen dat kinderen uit huis geplaatst worden? Welke departementen of lokale overheden worden betrokken bij het omvormen van de grootschalig georganiseerde residentiële jeugdhulp naar kleinschalige voorzieningen? Hoe krijgt dit vorm?

Antwoord:

De leden van de VVD-fractie vragen naar de bijdrage van kwaliteit en effectiviteit van de jeugdzorg aan het voorkomen van uithuisplaatsingen. Kwalitatief betere en effectievere jeugdzorg houdt onder meer in dat betere triage met een meer op het gezin gerichte blik kan plaatsvinden door professionals (bijvoorbeeld uit het lokale (wijk)team) en tijdig passende hulp kan worden ingezet; als dat nodig is ook ambulant intensief en specialistisch. Dit draagt bij het aan het verkorten en voorkomen van residentiële jeugdhulp.

Ten slotte vragen de leden van de VVD-fractie wie er worden betrokken bij het omvormen van de grootschalig georganiseerde residentiële jeugdhulp naar kleinschalige voorzieningen. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft in 2020 een specifieke uitkering verstrekt aan gemeenten voor de vastgoedtransitie van de gesloten jeugdhulp (€ 33,5 mln.) en in 2021 voor de vastgoedtransitie van open driemilieusvoorzie-ningen (€ 50 mln.). Het betreft hier de gemeenten die een coördinerende rol hebben voor deze instellingen. In de ministeriële regeling1 staat om welke gemeenten het gaat.

Voor de zomer ontvangt u van de Staatssecretaris van VWS een brief over de gesloten jeugdhulp waarin kleinschalige opvang aan de orde komt. Bij de voorbereiding van deze brief zijn ook de ministeries van OCW en mijn ministerie alsmede de coördinerende gemeenten voor gesloten jeugdhulp betrokken.

  • 2. 
    Vragen en opmerkingen vanuit de PVV-fractie

De leden van de PVV-fractie hebben kennisgenomen van de reactie op het verzoek van het lid Omtzigt, gedaan tijdens de Regeling van Werkzaamheden van 10 mei 2022 (Handelingen II2021/22, nr, 77, Regeling van Werkzaamheden), over de brandbrief van de ombudsman, de brandbrief van het ouderpanel, de enquête van de ouders zelf en de aanbevelingen van professor Bruning inzake problemen met uithuisplaatsingen van kinderen en hebben daarover nog enkele vragen en opmerkingen.

De leden van de PVV-fractie vragen of er gesprekverslagen/notulen gemaakt worden van de gesprekken met het ouderpanel en of de Kamer op de hoogte gesteld kan worden, van hetgeen er speelt.

Antwoord:

Het Ouderpanel denkt mee en geeft gevraagd en ongevraagd advies over het aanpakken van de problemen met de kinderopvangtoeslag. Ook geven zij hun mening over oplossingen die door de Belastingdienst zijn bedacht. De voorzitter maakt hier een advies van en stuurt dit advies aan de Staatssecretaris en de Uitvoeringsorganisatie Herstel Toeslagen (UHT).

De verslagen van de vergaderingen van het Ouderpanel zijn openbaar en toegankelijk voor iedereen. Zie: Ouderpanel Kinderopvangtoeslag -Toeslagen Herstel (belastingdienst.nl)

De leden van de PVV-fractie ontvangen de reactie van de Minister op de enquête van ouders over uithuisplaatsingen graag zodra de Minister deze enquête ontvangen heeft.

Antwoord:

De uitkomsten van de enquête van de ouders over de uithuisplaatsingen heb ik nog niet ontvangen. Ik zie deze graag tegemoet. Als ik de uitkomsten heb ontvangen, zal ik uw Kamer informeren over mijn reactie op de enquête.

Voornoemde leden merken op dat uit de enquête blijkt hoe het sommige kinderen is vergaan tijdens hun uithuisplaatsing: «vermoedelijk seksueel misbruik door meerdere pleegouders», «seksueel misbruik en alle vormen van mishandeling» en «isoleercel».

Deze leden willen weten hoe vaak dit is voorgekomen en nog voorkomt. Hoe zorgt de Minister ervoor dat kinderen die nu nog uit huis zijn geplaatst dit bespaard blijft?

Antwoord:

De uitkomsten van de enquête heb ik nog niet ontvangen. Daardoor is het niet mogelijk om een inschatting te maken over welke vormen van (seksueel) misbruik en/of geweld het gaat. Ik kan niet aangeven hoe vaak dit voorkomt. Recent heeft de Staatssecretaris van VWS, mede namens mij, Kamervragen beantwoord over de meldingen die de IGJ heeft ontvangen over seksueel grensoverschrijdend gedrag. De IGJ heeft sinds 2018 414 meldingen van seksueel grensoverschrijdend geweld binnen gekregen.

Naar aanleiding van het rapport van Commissie De Winter zijn er verschillende maatregelen genomen om alle vormen van geweld in de jeugdzorg tegen te gaan, waaronder de hierboven genoemde voorbeelden. Commissie De Winter raadde onder andere aan om te zorgen voor kleinere voorzieningen en kleinere groepen, zodat er meer aandacht zou zijn voor jongeren. Mede daarom is er geld beschikbaar gesteld om de transitie naar kleinschalige voorzieningen te versnellen. Ik verwijs u hiervoor ook naar mijn antwoorden op de vragen van de VVD.

Daarnaast is er een onderzoek uitgevoerd naar de veiligheidsbeleving onder jongeren. Dit onderzoek is eind februari van dit jaar met uw Kamer gedeeld, en daarbij is ook aangegeven wat verdere vervolgstappen zijn. In de brief is ook aangegeven dat de Staatssecretaris van VWS en ik het onderzoek over circa twee jaar opnieuw willen laten uitvoeren. Het onderzoek doet onder andere aanbevelingen om het binnen instellingen gemakkelijker te maken om geweld laagdrempelig te melden en om binnen instellingen gesprekken te voeren over geweld en veiligheid. Jeugdzorg Nederland faciliteert dialoogsessies in instellingen waarbij jongeren, professionals en bestuurders in gesprek gaan over geweld en grensoverschrijdend gedrag. Er is ook een opdracht uitgezet bij het Jeugd Welzijnsberaad. Deze jongeren gaan het thema «veiligheid» op een laagdrempelige manier bespreekbaar maken met jongeren die in de jeugdhulp verblijven, en ook binnen instellingen aandacht vragen voor het onderwerp.

Er wordt ook gevraagd naar de frequentie van het plaatsen van jongeren in isoleercellen. In de periode van juni 2020 tot mei 2021 zijn er 301 plaatsingen geweest in een isoleer-of separeerruimte. Het gedwongen afzonderen van een jeugdige in een isoleercel is alleen toegestaan als een jeugdige op basis van een machtiging gesloten jeugdhulp in een instelling voor gesloten jeugdhulp is geplaatst. In de loop van dit jaar worden alle separeerruimten in de gesloten jeugdhulp gesloten. In het wetsvoorstel rechtspositie gesloten jeugdhulp dat bij de Kamer in behandeling is wordt het insluiten beperkt tot noodsituaties bij jeugdigen van twaalf jaar en ouder. Bovendien mag insluiten alleen in kindvriendelijke afzonderings-ruimten, waarover nadere regels worden gesteld.

Gedragswetenschappelijk onderzoek laat zien dat uithuisplaatsingen vaak niet leiden tot de gewenste verbeteringen in de ontwikkeling van het kind. Hoe gaat de Minister het aantal uithuisplaatsingen terugdringen? Hoe komt het dat Nederland al jaren koploper uithuisplaatsingen is? Het inzetten op het netwerk rondom het kind kan uithuisplaatsing voorkomen en het familiegroepsplan staat zelfs in de wet genoemd. Kan de Minister toezeggen dat gemeenten deze bijeenkomsten zullen gaan financieren?

Antwoord:

Het beeld dat Nederland koploper uithuisplaatsingen is, moet worden genuanceerd. Uit onderzoek blijkt dat Nederland met 8,8 uithuisgeplaatste kinderen per 1.000 kinderen in een gemiddelde range ligt ten opzichte van andere West-Europese landen. Dat laat onverlet dat ook in Nederland het aantal uithuisplaatsingen in het belang van een kind teruggebracht moet worden. Onder meer via de Hervormingsagenda Jeugdzorg en het Toekomstscenario Kind- en Gezinsbescherming wordt gewerkt aan verbeteringen in de jeugdzorg en de jeugdbeschermingsketen die eraan bijdragen dat passende en tijdige hulp aan kind én gezin beter en dichtbij het gezin tot stand komt, waarmee een onveilige ontwikkeling van kinderen vaker kan worden voorkomen en zo uiteindelijk ook minder uithuisplaatsingen zullen plaatsvinden.

Het betrekken van het netwerk bij het opstellen van een plan van aanpak is een belangrijk uitgangspunt in de jeugdzorg. Daarom is in artikel 4.1.2 van de Jeugdwet opgenomen dat jeugdhulpaanbieders of Gecertificeerde Instellingen (GI's) bij de start van een hulpverleningstraject het kind en de ouders de mogelijkheid bieden om een familiegroepsplan op te stellen. In de evaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving komt de inzet van het famliegroepsplan in de jeugdbescherming ook aan de orde. Zoals in het commissiedebat Jeugdbeleid van 18 mei 2022 (Kamerstuk 31 839, nr. 855) toegezegd kom ik in het najaar met een reactie op de uitkomsten van deze evaluatie. Ik zal dan ook ingaan op het familiegroepsplan.

Deelt de Minister de mening dat het uiteindelijke doel en dus het perspectief moet zijn kinderen te herenigen met hun ouders? Sommige ouders hebben langer de tijd nodig om alles (weer) op orde te krijgen, dan anderen. Een genomen perspectiefbesluit mag dit doel niet in de weg staan. Graag ontvangen de leden van de PVV-fractie een reactie op dit punt.

Kan de Minister garanderen dat ondanks een genomen perspectiefbesluit contact tussen kind en ouders altijd blijft plaatsvinden en niet afgebouwd wordt?

Kunnen reeds genomen perspectiefbesluiten nog teruggedraaid worden? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Ja, deze mening deel ik. Het doel van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing is dat ouders zelf weer de verantwoordelijkheid kunnen dragen over de opvoeding en verzorging van hun kinderen. Zolang de verwachting is dat ouders binnen een voor het kind aanvaardbare termijn zelf de verantwoordelijkheid over de opvoeding kunnen dragen, wordt door de GI geen perspectiefbesluit genomen. In deze situatie staat het perspectiefbesluit het werken aan terugplaatsing niet in de weg. Als de GI van mening is dat het perspectief van het kind niet meer bij ouders ligt, dan is het van belang dat dit besluit in alle gevallen wordt getoetst door een kinderrechter. Op dit moment worden mogelijke routes uitgewerkt voor het laten toetsen van het perspectiefbesluit door de kinderrechter. De resultaten van dit project worden verwacht in oktober 2022. De Kamer wordt vervolgens in november geïnformeerd over de uitkomsten van dit project, tezamen met een inhoudelijke beleidsreactie op de eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving. Een kinderrechter kan een door de GI genomen perspectiefbesluit terugdraaien. Dit gebeurt in de praktijk ook al, bijvoorbeeld tijdens een procedure in het kader van de verlenging van de machtiging uithuisplaatsing2 Verder is het inderdaad zaak dat een perspectiefbesluit niet tot gevolg heeft dat contact tussen kind en ouders wordt ingeperkt, tenzij dit natuurlijk in het belang is van het kind.

Kan de Minister aangeven of er besluiten genomen zijn onder gedupeerde ouders waarin het afgelopen jaar de aanvaardbare termijn waarin besloten moeten worden waar het kind zal opgroeien is verstreken?

Antwoord:

Ik heb geen inzicht in individuele zaken in de jeugdbescherming en kan daarom het gevraagde inzicht niet bieden. Uit de rapportages die ik van het ondersteuningsteam heb gekregen over ouders die door zij begeleiden is dit ook nog niet naar voren gekomen.

  • 3. 
    Vragen en opmerkingen vanuit de CDA-fractie

«De Raad voor de Kinderbescherming is bezig zijn klachtenprocedure te verbeteren», zo lezen de leden van de CDA-fractie. Het gaat dan onder meer over het verkorten van behandeltermijnen, het beter ondersteunen van medewerkers en op het leren van klachten.

Kan de Minister meer concreet aangeven wat deze verbeteringen inhouden? Hoe lang zijn momenteel bijvoorbeeld de gemiddelde behandeltermijnen en wat moet onder «het verkorten van behandeltermijnen» worden verstaan? Wat is het streven?

En in hoeverre wordt het Actieplan «Verbetering Feitenonderzoek» hierbij betrokken, dat een aantal jaren geleden gestart is om onjuistheden in jeugdzorgdossiers te corrigeren?

Antwoord:

Als gevolg van COVID waren bij de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) de wachtlijsten en wachttijden opgelopen voor de (informele) klachtbemiddeling door de RvdK en de (formele) klachtbehandeling door de externe klachtadviescommissie. Er konden immers geen fysieke bemiddelingen en behandeling plaatsvinden. De RvdK heeft daarom geïnvesteerd in digitale ondersteuningsmiddelen. Ook is ingezet op het optimaliseren van de bezetting van zowel de (externe) klachtadviescom-missies als het personeel dat bij de RvdK betrokken is bij klachtafhandeling. Zo werkt de RvdK nu landelijk met speciaal daarvoor getrainde en inzetbare bemiddelaars.

Dit heeft zijn vruchten afgeworpen: de wachttijd voor de bemiddeling is teruggebracht van twee maanden in 2021 naar vijf dagen in 2022. In 55% van de zaken wordt de klacht in de bemiddelingsfase opgelost. Hiervan wordt 90% binnen de wettelijke termijn afgehandeld.3 De zaken waarin het niet lukt om in de bemiddelingsfase tot een oplossing te komen, gaan door naar de klachtadviescommissie. De wachttijden daarvan zijn teruggebracht van drie tot vijf maanden naar vier weken. Van deze zaken wordt momenteel 45% binnen de wettelijke termijn afgehandeld, de overige 55% valt daar net buiten. De RvdK streeft ernaar in alle gevallen binnen de wettelijke termijnen te blijven, maar dit is soms niet haalbaar als de cliënt na de bemiddelingsfase toch een formele klachtafhandeling wenst.

De RvdK zet zich daarnaast in om binnen de organisatie de kennis over klachten te vergroten, bijvoorbeeld door klachtenanalyses uit te voeren. Met de komst van managers op locatie worden de medewerkers ondersteund bij het omgaan met klachten.

De leden van de CDA-fractie vragen ook naar het feitenonderzoek. Het is evident dat zorgvuldig feitenonderzoek nodig is bij ingrijpende beslissingen zoals een gedwongen uithuisplaatsing. Instellingen zoals de RvdK, Veilig Thuis en de GI's investeren in het doen van zorgvuldig en navolgbaar onderzoek en in een goede samenwerking met kinderen en ouders. Daarmee moeten beslissingen op basis van onjuiste informatie en onvrede bij ouders over de inhoud van de rapportages, zoveel mogelijk worden voorkomen. Om het doen van goed feitenonderzoek te ondersteunen is door bovengenoemde instellingen gezamenlijk opdracht gegeven tot het uitvoeren van een Actieplan verbetering feitenonderzoek. De uitvoering van dit Actieplan is inmiddels afgerond en wordt geëvalueerd. Ook de Inspectie heeft onderzoek gedaan naar het feitenonderzoek bij gedwongen uithuisplaatsing. Uw Kamer heeft op 27 juni jl. (Bijlage bij Kamerstuk 31 839, nr. 856) het onderzoeksrapport ontvangen. De conclusies van de Inspectie zijn stevig en de aanbevelingen vragen daarom om serieuze opvolging en een stevige aanpak van alle betrokken partijen. Mede ook op basis van de uitkomsten van de eindevaluatie van het Actieplan zal worden bezien welke aanvullende acties nodig zijn voor verdere verbetering van het feitenonderzoek. Ik zal uw Kamer in november informeren over de stand van zaken van de vervolgaanpak.

  • 4. 
    Vragen en opmerkingen vanuit de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de brief van de Minister en hebben daarbij nog enkele vragen. Deze leden zijn teleurgesteld over het feit dat uit de reactie van Minister nog altijd weinig urgentie blijkt. Althans, de urgentie wordt wel in woorden beleden maar blijkt niet uit de daden. Waarom zet de Minister, die in de brief stelt dat gesprekken «een diepe indruk» maken, niet in op veel meer tempo en veel meer mensen? Als dat tempo niet wordt gemaakt, wat hebben ouders dan aan woorden als «diepe indruk»?

Antwoord:

Ik zet mij ten volle in voor het bieden van de best mogelijke ondersteuning, zodat gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing zich gezien en gehoord voelen en geholpen worden. Er is zo snel en zorgvuldig mogelijk toegewerkt naar de best mogelijk ondersteuning. Uit de evaluatie van de hersteloperatie hebben we geleerd, en ouders hebben ons ook op het hart gedrukt, dat een oplossing pas gepresenteerd moet worden als die beschikbaar en beproefd is. Dit kostte tijd. Inmiddels is een aanpak ontwikkeld en is de ondersteuning sinds april landelijk beschikbaar.

Voor alle gedupeerde ouders en hun uithuisgeplaatste kinderen is de aanpak met hulp en ondersteuning beschikbaar. Er ligt een opscha-lingsplan klaar en er zijn procesbegeleiders geworven die snel inzetbaar zijn als het aantal aanmeldingen daarom vraagt. In juni zijn 10 extra procesbegeleiders aangesteld bij het Ondersteuningsteam om te kunnen voldoen aan de vraag. Het liefst wil ik dat alle ouders en kinderen ondersteund worden, maar het is uiteindelijk aan henzelf om daartoe te besluiten. Ouders en kinderen kunnen ook vrijblijvend informeren naar de mogelijkheden en op basis daarvan afwegen of zij zich door het Onder-steuningsteam willen laten bijstaan. Zo blijft de regie bij ouders en kinderen.

De leden van de SP-fractie wijzen in dit kader daarbij ook op de gevraagde reactie op de aangenomen motie van de leden Omtzigt en Marijnissen (Kamerstuk 31 839, nr. 850). Waar blijft deze reactie? Waarom duurt het zo lang om hierop te reageren? Begrijpt de Minister dat elke dag dat het langer duurt tot er een reactie komt, woorden als «diepe indruk» minder waard worden? Als de Minister daar begrip voor heeft, waar blijkt dat begrip uit?

Antwoord:

Wij hebben uw Kamer op 3 juni 20224 geïnformeerd over de acties die ingezet gaan worden op de motie van leden Omtzigt en Marijnissen over een mogelijkheid tot herziening bij lopende uithuisplaatsingen.

De leden van de SP-fractie lezen in de geagendeerde brief dat er met de uitwerking van de aanbevelingen uit de factsheet uithuisplaatsingen is begonnen. In de verdere uiteenzetting missen deze leden echter een toelichting bij de nodige aanbevelingen.

Kan de Minister een duidelijk overzicht maken waarin per aanbeveling wordt aangegeven welke acties daarin worden uitgevoerd en kan daarbij een tijdspad worden gegeven wanneer daar veranderingen in moeten plaatsvinden?

Specifieke aandacht vragen voornoemde leden daarbij voor waarheidsvinding. Deze leden ontvangen daar talloze, schrijnende verhalen over. Maar zij merken ook dat voorstellen die zij doen, zie bijvoorbeeld de motie van het lid Kwint (Kamerstuk 35 925-XVI, nr. 108), structureel worden ontraden door de regering.

Gaat daar nu een kentering in komen en wat zijn de precieze plannen van de Minister om goede, onafhankelijke waarheidsvinding te borgen? Deelt de Minister de mening dat goede onafhankelijke waarheidsvinding cruciaal is in de rechtspraak?

Antwoord:

In mijn reactie van 5 juli (Kamerstuk 36 096, nr. 4) op de initiatiefnota-Omtzigt heb ik aangegeven dat ik in november met een uitgebreide reactie kom op de aanbevelingen van de factsheet uithuisplaatsingen, tezamen met een reactie op de aanbevelingen die worden gedaan in de eindevaluatie van de herziene kinderbeschermingswetgeving, het advies van de projectgroep perspectiefbesluit, de eindevaluatie van het Actieplan verbetering feitenonderzoek en het onderzoek van de Inspectie naar de kwaliteit van het feitenonderzoek. Voor vragen over waarheidsvinding verwijs ik u naar mijn antwoord op de vragen van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie vragen specifiek aandacht voor uithuisplaatsingen in het vrijwillig kader. Wat gebeurt er op dit moment voor mensen die met dergelijke uithuisplaatsingen te maken hebben gekregen? Hoe worden deze mensen ondersteund en wordt er onderscheid gemaakt in de wijze waarop een uithuisplaatsing heeft plaatsgevonden? Met andere woorden: worden mensen met een vrijwillig kader hetzelfde geholpen als mensen met een gedwongen kader?

Antwoord:

Alle gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben (gehad) met een Uithuisplaatsing en die aangeven ondersteuning te willen van het

Ondersteuningsteam, kunnen deze krijgen.5 De mate en vorm van de ondersteuning is afhankelijk van de eigen specifieke omstandigheden van ouders en/of kinderen en daaruit voortvloeiende hulpvra(a)g(en).

Voornoemde leden merken op dat waar het bijvoorbeeld gaat om kosteloze rechtsbijstand, ouders met een vrijwillige uithuisplaatsing daar niet voor in aanmerking komen, terwijl zij ook juridische stappen en procedures moeten ondernemen. Is de Minister bereid om ook voor hen kosteloze rechtsbijstand beschikbaar te stellen? Zo ja, per wanneer? Zo nee, waarom niet en waarom blijft er onderscheid gemaakt worden? Daarnaast constateren de leden van de SP-fractie dat daar waar het gaat om rechtsbijstand, dit alleen geldt voor wanneer het gaat om een herziening van de uithuisplaatsing. Echter, soms kan het in een situatie of voor het traject goed zijn om eerst te starten met bijvoorbeeld een bezoek-of omgangsregeling. Klopt het dat daarvoor dan weer niet de gratis rechtsbijstandsregeling geldt? Zo ja, waarom is deze keuze gemaakt en kan de gratis rechtsbijstandsregeling alsnog uitgebreid worden naar alle situaties en alle vormen van trajecten waarbij rechtsbijstand nodig is? Zo nee, waarom niet?

Antwoord:

Ouders die te maken hebben met een vrijwillige uithuisplaatsing komen ook in aanmerking voor kosteloze rechtsbijstand. Indien een gedupeerde ouder, wiens kind vrijwillig uit huis is geplaatst te maken krijgt met een procedure waarin pleegouders zich beroepen op het blokkaderecht, een verzoek om een kind alsnog onder toezicht te stellen of een verzoek tot beëindiging van het gezag dan kan hij of zij een beroep doen op de subsidieregeling die kosteloze rechtsbijstand mogelijk maakt.6

De subsidieregeling kosteloze rechtsbijstand geldt daarnaast ook voor procedures over de mate van omgang en/of contact tussen een ouder en een uithuisgeplaatst kind waarbij Jeugdbescherming wederpartij is. De Raad voor de Raadsbijstand zal samen met de Nederlandse Orde van Advocaten de regeling evalueren. Mocht uit die evaluatie blijken dat uitbreiding van de regeling noodzakelijk is dan ben ik bereid daarnaar te kijken.

Tenslotte willen de leden van de SP-fractie nog een aantal vragen stellen over het Ondersteuningsteam (OT). Uit de voortgangsrapportage blijkt dat het wantrouwen bij ouders diepgeworteld is, wat het werk van het OT zeer moeilijk maakt. Begrijpt de Minister dat doordat de mensen die in het OT zitten werken bij dezelfde organisaties die hen in het verleden de ellende in hebben gestort, het niet heel raar is dat het wantrouwen zo groot is? Nog los van het feit dat de hersteloperatie eindeloos lang duurt?

Wanneer erkent de Minister dat de huidige samenstelling van het OT niet aansluit bij wat er nodig is voor de ouders?

Wanneer erkent de Minister dat er doorzettingsmacht nodig is bij het OT? Kan dit bereikt worden door de samenstelling van het OT te wijzigen en daarbij onder andere kinderrechters toe te voegen aan deze teams?

Antwoord:

Het Ondersteuningsteam herkent dat bij gedupeerde ouders die zich aanmelden vaak sprake is van wantrouwen. Procesbegeleiders besteden daarom veel aandacht aan persoonlijk contact en het opbouwen van vertrouwen. Zij doen dit door met ouders in gesprek te gaan en in die gesprekken vooral goed te luisteren naar hun wensen en behoeften en daar zo goed mogelijk op te acteren in samenspraak met ouders.

De procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam hebben kennis en ruime ervaring in het begeleiden van kinderen, jongeren en ouders, ervaring op sociaal gebied en vooral in de jeugdzorg en -bescherming. De medewerkers zijn specifiek ingehuurd voor dit onafhankelijke team en niet in dienst bij een jeugdbeschermingsinstantie of ministerie maar werken als zelfstandigen of zijn in dienst van een (interim)bureau. Uit de ervaring van het Ondersteuningsteam tot nu toe volgt dat de ondersteuning aan lijkt te sluiten bij de wensen en behoeften van gedupeerde ouders.

Doel van het Ondersteuningsteam is om samen met de ouders, kinderen en elke instantie die daarbij kan helpen, de voorwaarden te creëren waardoor de wensen van ouders en kinderen ten aanzien van het onderling contact of de uithuisplaatsing mogelijk worden. Interventies van het Ondersteuningsteam lopen uiteen van het zorgen voor geestelijke hulp voor ouders en het vinden van woonruimte tot het helpen maken van een verklarende analyse en het helpen bij het doen van een herzieningsverzoek. Ouders waarderen de persoonlijke en ruime aandacht en de ondersteuning die de procesbegeleiders van het Ondersteuningsteam bieden. De concrete stappen naar de door de ouders gewenste oplossingen komen op gang. Omdat ieder gezin uniek is, betreft het altijd maatwerk. Ik heb op dit moment niet de indruk dat het ontbreken van bevoegdheden en doorzettingsmacht effectieve ondersteuning van ouders en kinderen in de weg staat maar ik volg dat nauwlettend.

Na de zomer zal het Ondersteuningsteam haar bevindingen en resultaten van de eerste maanden publiceren. Mochten de evaluaties van het Ondersteuningsteam en gesprekken met ouders en betrokken instanties daar aanleiding toe geven, ben ik bereid te kijken of doorzettingsmacht voor bepaalde situaties nodig is in het kader van deze aanpak en hoe dit eventueel vormgegeven kan worden.

De ondersteuning voor deze ouders en kinderen blijft daarmee in ontwikkeling.

Ik hecht eraan op te merken dat het Ondersteuningsteam geen bevoegdheden zal krijgen ten aanzien van besluitvorming over de uithuisplaatsing. Het toevoegen van kinderrechters aan het Ondersteuningsteam is mijns inziens eveneens geen wenselijke oplossing. Ik verwijs u hiervoor naar de uitgangspunten voor de aanpak zoals die zijn weergegeven in de brief van 26 november 20217. Het Ondersteuningsteam staat naast ouders en kinderen en is er om hen te ondersteunen bij hun hulpvragen. Wanneer het Ondersteuningsteam objectieve besluiten moet nemen over de uithuisplaatsing komt die ondersteuning onder druk te staan. Voorts zou dit een ingrijpende wetswijziging ten aanzien van de bevoegdheden van de Gecertificeerde Instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en de Rechtspraak vereisen.

Kan de regering tevens ingaan op de aangenomen motie van het lid Van Raan c.s. (Kamerstuk 31 839, nr. 852) en de vraag hoe die wordt uitgevoerd?

Antwoord:

Wij hebben uw Kamer op 3 juni 20228 geïnformeerd over de acties die ingezet gaan worden op de gewijzigde motie van lid Van Raan c.s. over gemeentes meer regelruimte geven voor experimenten rond de aanpak van uithuisgeplaatste kinderen en hun families.

  • 5. 
    Vragen en opmerkingen vanuit de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of de Minister inmiddels de enquête van de ouders over de uithuisplaatsingen heelt ontvangen en wat de reactie van de Minister is op deze enquête.

Antwoord:

Zoals ik in de beantwoording van de vragen van de PVV-fractie heb aangegeven, heb ik de uitkomsten van de enquête van de ouders over de uithuisplaatsingen nog niet ontvangen.

Voornoemde leden zijn ook benieuwd of het aantal ouders dat zich gemeld heeft bij het ondersteuningsteam inmiddels is toegenomen. Hoeveel ouders worden nu geholpen? Wat zijn de eerste reacties van deze ouders over het ondersteuningsteam?

Antwoord:

Op 1 juli 2022 hebben in totaal 159 ouders zich aangemeld bij het Ondersteuningsteam. Hiervan waren er op dat moment 120 in begeleiding. Uit de ervaring van het Ondersteuningsteam tot nu toe volgt dat de ondersteuning aan lijkt te sluiten bij de wensen en behoeften van gedupeerde ouders en dat ouders aangeven zich ondersteund te voelen door de procesbegeleider en dat er samen stappen gezet worden in het herstel.

De voortgangsrapportages van het ondersteuningsteam worden maandelijks gepubliceerd op www.hetondersteuningsteam.nl. De voortgangsrapportages bieden een nadere inkijk in de cijfers en ervaringen van het Ondersteuningsteam.

Ook willen de voornoemde leden weten hoe er uitvoering gegeven gaat worden aan de aangenomen motie van de leden Westerveld en Van Raan (Kamerstuk 31 839, nr. 825) over concrete streefcijfers en doelen vaststellen voor het verminderen van uithuisplaatsingen.

Antwoord:

Deze motie over het vaststellen van concrete streefcijfers en doelen voor het verminderen van uithuisplaatsingen, betrek ik na de zomer in het brede overleg dat ik dan zal voeren met alle bij de jeugdbeschermings-keten betrokken partijen. Dit overleg vindt plaats naar aanleiding van onder meer de evaluatie van de kinderbeschermingswetgeving, de evaluatie van het Actieplan verbetering feitenonderzoek, het inspectie-onderzoek naar de kwaliteit van het feitenonderzoek en de aanbevelingen uit de factsheet van de Universiteit Leiden over uithuisplaatsingen. Mede op basis van dat brede overleg zal ik uw Kamer in november informeren over het totale pakket aan aanbevelingen op het gebied van uithuisplaatsen en rechtsbescherming en hoe ik daar op samenhangende wijze invulling aan zal geven. Daarnaast komt het voorkomen van uithuisplaatsingen terug in de leidende principes voor de hervormingen in de jeugdzorg.9 Dit houdt onder andere in dat betere triage met een gezinsgerichte blik kan plaatsvinden en tijdig passende hulp kan worden ingezet;

als dat nodig is ook ambulant intensief en specialistisch. Dit draagt bij het aan het verkorten en voorkomen van residentiële jeugdhulp.

Sinds 1 juni 2022 is het mogelijk om gratis rechtsbijstand aan te vragen voor toeslagenouders die te maken hebben gehad of hebben met een uithuisplaatsing. De leden van de GroenLinks-fractie vragen op welke manier deze mogelijkheid en subsidieregeling onder de aandacht van deze ouders wordt gebracht. Is dat enkel via het ondersteuningsteam of ook op andere manieren zodat het ook ouders bereikt die niet bij het ondersteuningsteam aankloppen?

Antwoord:

Gedupeerde ouders worden van de mogelijkheid van kosteloze rechtsbijstand op de hoogte gesteld via de websites van de Raad voor Rechtsbijstand en de Uitvoeringsdienst Herstel Toeslagen. Ook zijn medewerkers van het Ondersteuningsteam en de Raad voor Rechtsbijstand die in contact staan met gedupeerde ouders hierover geïnformeerd, alsmede het Juridisch Loket. Daarnaast is de subsidieregeling via de Nederlandse Orde van Advocaten onder de aandacht van advocaten gebracht zodat zij hun cliënten daarover kunnen informeren.

In mijn brief van 3 juni jl. informeerde ik u over dat wat technisch en juridisch nodig is om de doelgroep uithuisplaatsingen kinderopvang-toeslag gericht te kunnen bereiken. Ik zal hen in het najaar benaderen met informatie over onder andere het Ondersteuningsteam en zal hen hierbij ook wijzen op de kosteloze rechtsbijstand.

Tijdens het debat op 12 mei 2022 (Handelingen II2021/22, nr.79, debat over Problemen met uithuisplaatsingen van Kinderen) over problemen met uithuisplaatsingen van kinderen heeft de Minister voor Rechtsbescherming de toezegging aan de leden van de GroenLinks-fractie gedaan dat hij ervoor gaat zorgen dat deze rechtsbijstand ook echt helemaal gratis is en dat hij een oplossing zou zoeken voor de griffiekosten. Is deze oplossing inmiddels gevonden? Zo ja, hoe ziet deze oplossing eruit? Is de rechtsbijstand nu echt volledig gratis?

Antwoord:

Mijn uitgangspunt is dat juridische procedures over een uithuisplaatsing voor gedupeerden van problemen met de kinderopvangtoeslag kosteloos moeten zijn. Ik werk daarom samen met de Raad voor de Rechtspraak aan een oplossing zodat voor gedupeerden in procedures over uithuisplaatsingen geen griffierechten worden geheven. Het streven is de oplossing in de zomer gerealiseerd te hebben.

De leden van de GroenLinks-fractie hebben de website bekeken waarop de gratis rechtsbijstand aangevraagd kan worden. Het valt hen op dat er enkel gesproken wordt over rechtsbijstand voor ouders bij wie een machtiging tot uithuisplaatsing ligt of waarover het gezag is beëdigd via de rechter. Is de kosteloze rechtsbijstand niet beschikbaar voor ouders die iets willen doen aan een vrijwillige uithuisplaatsing? Zo niet, waarom niet? Ook in zulke situaties kan rechtsbijstand toch nuttig zijn?

Antwoord:

Zoals ik in de beantwoording van de vragen van de SP-fractie heb aangegeven, komen ouders die te maken hebben met een vrijwillige uithuisplaatsing in aanmerking voor kosteloze rechtsbijstand. De website is reeds aangepast.

De aan het woord zijnde leden zijn ook benieuwd op hoeveel aanvragen er wordt gerekend. Is de Raad voor Rechtsbijstand hierop berekend? Hoeveel geld wordt ervoor gereserveerd? Binnen welke termijn krijgen ouders die zich aanmelden hulp?

Antwoord:

Voor nu wordt rekening gehouden met een maximum van 750 zaken waarin een beroep wordt gedaan op de subsidieregeling kosteloze rechtsbijstand. Daarbij wordt uitgegaan van een afgerond bedrag van € 1.210,- per toevoegingszaak conform de vergoeding voor de reguliere toevoeging. Totaal is € 907.500,- begroot. De uitvoeringskosten voor de Raad voor de rechtsbijstand bedragen ca. € 100.000,-. Vooralsnog ga ik ervanuit dat deze middelen toereikend zijn. Mocht dat niet zo blijken dan zal hier een oplossing voor gevonden worden.

Wanneer de aanvraag voor deelname aan de regeling binnen komt bij de Raad voor Rechtsbijstand, wordt er binnen een week contact op genomen met de aanvrager. Vervolgens wordt er gezocht naar een passende advocaat. De Raad voor Rechtsbijstand stelt aan de ouder, op basis van de verkregen informatie, drie gekwalificeerde rechtsbijstandverleners voor (matching), waaruit de gedupeerde ouder een advocaat kiest. De ouder kan ook kiezen voor een gekwalificeerde voorkeursadvocaat. Vervolgens kunnen de advocaat en de ouder met elkaar afspraken maken over de snelheid van handelen.

  • 6. 
    Vragen en opmerkingen van het lid Omtzigt

Het lid Omtzigt schrijft met enige aarzeling deze inbreng over uithuisgeplaatste kinderen in het kinderopvangtoeslagschandaal en uithuisgeplaatste kinderen en hun ouder in zijn algemeenheid. De Kamer nam Kamerbreed in november 2021 de motie van het lid Omtzigt c.s. (Kamerstuk 35 927, nr. 79) aan, die de regering verzocht om:

  • onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de omvang van het probleem en hoe dit jarenlang heeft kunnen gebeuren;
  • voorstellen te doen hoe en wanneer ouders en kinderen herenigd worden waar uithuisplaatsing nu nog voortduurt;
  • een meldpunt op te zetten voor ouders die hiermee te maken gehad hebben;
  • aan te geven hoe recht gedaan kan worden aan ouders en kinderen.

Vervolgens gebeurde er maanden bijzonder weinig. Er werd een afhankelijk onderzoek opgezet door de twee inspecties die duidelijk jarenlang gefaald hebben. Voorstellen tot hereniging kwam niet van de grond en een meldpunt ook niet. Daarna vond er een half jaar later in mei 2022 weer een debat plaats waarin de Kamer opnieuw een motie (Kamerstuk 31 839, nr. 850) aannam, die ontraden werd door de regering. Na aanname is de regering verzocht binnen 10 dagen aan te geven hoe deze motie uitgevoerd gaat worden. Tot op heden is daarop geen reactie ontvangen. Ofwel acht maanden nadat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de cijfers over 1.115 kinderen en een maand na de meer uitgebreide schatting van het CBS naar 1.675 kinderen hebben we nog steeds geen plan voor nader contact en hereniging gezien.

Het lid Omtzigt vraagt de Minister dat plan dat de motie uitvoert onmiddellijk aan de Kamer te doen toekomen.

Antwoord:

In eerdere brieven10 en tijdens het debat op 12 mei jl. is uw Kamer geïnformeerd over het onderzoek dat de Inspectie Justitie en Veiligheid in samenwerking met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (hierna: de inspecties) is gestart en de oprichting van het Ondersteuningsteam.

De inspecties gaan met hun onafhankelijke onderzoek na hoe de jeugdbe-schermingsketen omging met gedupeerde gezinnen. Zij willen weten of het falen van de overheid in de toeslagenaffaire heeft doorgewerkt bij het treffen van jeugdbeschermingsmaatregelen. De inspecties richten zich daarmee op het functioneren van het systeem van de jeugdbeschermings-keten en op verklaringen waarom gedupeerde gezinnen (bijzonder) zijn getroffen door maatregelen van kinderbescherming, en of dit wel of niet had kunnen worden voorkomen.

Daarnaast werk ik aan de instelling van een onafhankelijke onderzoekscommissie, aanvullend aan het onderzoek van de inspecties. Die commissie krijgt als opdracht om nader onderzoek te doen naar het verband tussen de kinderopvangtoeslag en de problemen in de betrokken gezinnen die hebben geleid tot de uithuisplaatsing van kinderen. De commissie zal zelf de precieze onderzoeksvraag en de werkwijze bepalen. Op dit moment richt ik mij op het vinden van een voorzitter en het maken van vervolgafspraken met hem of haar. Het instellingsbesluit zal op basis hiervan worden uitgewerkt en na tussenkomst van de minsterraad worden gepubliceerd. Ik verwacht dat dit medio september zal zijn.

Verder worden individuele gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben (gehad) met uithuisplaatsing hulp en ondersteuning aangeboden door het onafhankelijke Ondersteuningsteam. Dit team ondersteunt de ouders en kinderen, aanvullend op de extra inspanningen van de gemeenten, Gecertificeerde Instellingen en de Raad voor de Kinderbescherming, onder andere bij het inzicht krijgen in de individuele casuïstiek.

Met het onafhankelijk onderzoek van de inspecties, het instellen van een onderzoekscommissie en door de inzet van het Ondersteuningsteam op de individuele casuïstiek wordt uitvoering gegeven aan de motie.

Wij hebben uw Kamer op 3 juni 202211 geïnformeerd over de acties die ingezet gaan worden op de motie van leden Omtzigt en Marijnissen over een mogelijkheid tot herziening bij lopende uithuisplaatsingen.

Het tweede punt betreft het onafhankelijk onderzoek door een groep mensen (wetenschappers, advocaten) die niet zelf betrokken zijn. Daartoe zou de Minister eindelijk een voorstel doen, zo merkt het lid Omtzigt op. Alleen wacht dit lid nog steeds op dat voorstel. De vertraging die hij opmerkt is wrang: tot voor kort ging er na uithuisplaatsingen een aanvaardbare termijn lopen van een half jaar of een jaar. Daarna was terugplaatsing in principe niet meer het perspectief. Het lijkt erop dat de Minister eerst de aanvaardbare termijn (die ondertussen versoepeld is) wil laten verlopen voordat er actie ondernomen is. Dat is niet aanvaardbaar.

Antwoord:

Ik onderschrijf de urgentie van de aanpak. De extra ondersteuning voor de ouders en kinderen is daarom georganiseerd. Hiermee is niet gewacht op de uitkomsten van de onderzoeken van de inspecties en van de nog in te stellen onderzoekscommissie. Het Ondersteuningsteam biedt sinds april ondersteuning en hulp aan alle gedupeerde ouders en kinderen die te maken hebben (gehad) met een uithuisplaatsing. Ik heb er vertrouwen in dat het Ondersteuningsteam in samenwerking met de betrokken organisaties de juiste doorbraken voor deze gezinnen kan realiseren.

Ik streef ernaar dat het onderzoek door een onafhankelijke commissie, waar vragensteller op doelt, medio september kan starten.

De ombudsman en de kinderombudsman schreven een brief aan de regering over uithuisplaatsingen. Zij vroegen een reactie voor 27 mei. De Kamer vroeg een reactie en het lid Omtzigt merkt op dat erop 3 juni nog geen reactie ligt. Graag ziet dit lid per onmiddellijk een reactie.

Antwoord:

Zoals ik bij de beantwoording van de vragen van de SP-fractie heb aangegeven, hebben wij uw Kamer op 3 juni jl.12 geïnformeerd over de acties die ingezet gaan worden op de motie van leden Omtzigt en Marijnissen over een mogelijkheid tot herziening bij lopende uithuisplaatsingen.

Wat de brandbrief van het ouderpanel betreft, ziet het lid Omtzigt ook graag de schriftelijke reactie, net als een reactie op de enquête van de ouders.

Antwoord:

Wij hebben uw Kamer op 11 mei jl. een reactie gestuurd op de brandbrief van het ouderpanel.13 Zoals ik in eerder heb aangegeven, heb ik de uitkomsten van de enquête van de ouders over de uithuisplaatsingen nog niet ontvangen.

In het Kamerdebat beloofde de regering de aanbevelingen van professor Bruning en anderen uit te voeren. Graag ziet dit lid per punt een lijst tegemoet met hoe elk voorstel uit de memo uitgevoerd wordt

Antwoord:

Voor het antwoord op de vraag over de aanbevelingen van professor Bruning verwijs ik naar mijn antwoord op vragen hierover door de leden van de SP-fractie.

Het lid Omtzigt wenst nog een verzoek te doen aan de Minister. Het Europees comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) van de Raad van Europa brengt in 2022 een periodiek bezoek aan Nederland. Het CPT is een mechanisme dat gevangenissen, psychiatrische instellingen, vreemdelingendetentie en andere plekken inspecteert waar burgers beperkt zijn in hun vrijheid en waar die getoetst wordt aan internationale mensenrechten. Is de Minister bereid om aan het CPT voor te stellen bij dit bezoek een aantal instellingen voor gesloten jeugdzorg te bezoeken en dan met name die instellingen waar veel incidenten hebben plaatsgevonden en waarover bijvoorbeeld de jeugdzorgtapes gaan? Graag ontvangt dit lid op deze vraag een spoedig bevestigend antwoord inclusief een brief aan het CPT met het verzoek om de gesloten jeugdzorg hier te inspecteren.

Antwoord:

Het Europees comité ter voorkoming van foltering en onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing (CPT) heeft recent (10 tot 25 mei) hun bezoek aan Nederland afgerond. Op de korte termijn valt een nieuw bezoek niet te verwachten.

Het lid Omtzigt heeft kennisgenomen van de nieuwe subsidieregeling voor juridische hulp voor uithuisgeplaatste kinderen. Er zijn ook kinderen uithuisgeplaatst in het zogenaamde drang-kader. Dan is er geen rechterlijke uitspraak. Op welke wijze kunnen deze ouders juridische hulp krijgen voor hereniging met hun kinderen?

Antwoord:

Voor het antwoord op de vragen over de kosteloze rechtsbijstand verwijs ik naar mijn antwoord op de eerdere vraag hierover van de SP-fractie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 31 839, nr. 872 16

1

Stcrt. 2021, nr. 43111

2

   Zie bijv. https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2022:1322

3

   In artikel 9:11 Algemene wet bestuursrecht is neergelegd dat de totale duur van de procedure bij de RvdK, inclusief de procedure bij de klachtadviescommissie, maximaal tien weken mag duren. Deze termijn kan maximaal met vier weken worden verlengd. Verder uitstel is alleen mogelijk indien de cliënt daarmee schriftelijk instemt.

4

Kamerstuk 31 066, nr. 1027

5

   Steeds waar staat vermeld «vrijwillige uithuisplaatsing», wordt bedoeld een uithuisplaatsing zonder kinderbeschermingsmaatregel en daar waar staat vermeld «gedwongen uithuisplaatsing» wordt bedoeld een uithuisplaatsing met kinderbeschermingsmaatregel.

6

   Subsidieregeling kosteloze rechtsbijstand procedures rondom uithuisplaatsing en gezagsbeëin-diging minderjarigen voor gedupeerde ouders herstelregelingen kinderopvangtoeslag (de subsidieregeling kosteloze rechtsbijstand).

7

Kamerstuk 31 066, nr. 921

8

   Kamerstuk 31 066, nr. 1027

9

   Kamerstuk 31 839, nr. 853.

10

Kamerstuk 31 066, nrs. 921 en 979

11

Kamerstuk 31 066, nr. 1027

12

   Kamerstuk 31 066, nr. 1027

13

   Kamerstuk 31 066, nr. 820


 
 
 

3.

More information

 

4.

EU Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.