Brief regering; Verslag van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 6 december 2021 - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Deze brief is onder nr. 645 toegevoegd aan dossier 21501-31 - Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken i.

1.

Kerngegevens

Officiële titel Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken; Brief regering; Verslag van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 6 december 2021
Document date 14-12-2021
Publication date 15-12-2021
Nummer KST2150131645
Reference 21501-31, nr. 645
Commission(s) Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW)
External link original article
Original document in PDF

2.

Text

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Vergaderjaar 2021

2022

21 501-31

Raad voor de Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken

Nr. 645

BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 14 december 2021

Hierbij ontvangt u het verslag van de Raad WSBVC, onderdeel Werkgelegenheid en Sociaal Beleid, van 6 december 2021.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A.D. Wiersma

kst-21501-31-645 ISSN 0921 - 7371 's-Gravenhage 2021

VERSLAG RAAD WERKGELEGENHEID EN SOCIAAL BELEID (WSB) 6 DECEMBER 2021

Op 6 december jl. kwam de Raad van Ministers voor werkgelegenheid en sociaal beleid bijeen in Brussel. De Raad heeft de volgende documenten aangenomen en/of bekrachtigd, zoals toegelicht in de Kamerbrief met de geannoteerde agenda:

  • Algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU
  • Algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning mannen en vrouwen
  • Raadsconclusies over duurzame inzetbaarheid van werknemers
  • Raadsconclusies over de impact van digitalisering/kunstmatige intelligentie op gendergelijkheid op de arbeidsmarkt
  • Hoofdboodschappen van de evaluatie van het Werkgelegenheidsco-mité over de implementatie van de jongerengarantie

Daarnaast zijn beleidsdebatten gevoerd over het Europees Semester en naar een Europa van gelijkheid.

Hieronder wordt nader ingegaan op de twee algemene oriëntaties en de beleidsdebatten, alsmede op de laatste ontwikkelingen ten aanzien van de herziening van de Verordening coördinatie van socialezekerheidsstelsels (883/2004).

Algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn toereikende minimumlonen in de EU

Verslag van de behandeling van de Algemene Oriëntatie over een compromistekst voor een richtlijn over toereikende minimumlonen in de EU

Een grote meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, heeft ingestemd met het onderhandelingsresultaat dat het Sloveens voorzitterschap had voorgelegd. Middels mijn brief van 15 november jl.1 had ik het voornemen om in te stemmen met het onderhandelingsresultaat reeds met uw Kamer gedeeld. Oostenrijk en Duitsland hebben zich van stemming onthouden. Duitsland heeft zich onthouden omdat de nieuwe regering op het moment van stemmen nog niet was geïnstalleerd. Duitsland liet zich wel positief uit over het voorliggende onderhandelingsresultaat. Denemarken en Hongarije hebben tegengestemd.

Een groot aantal lidstaten dat heeft ingestemd met het onderhandelingsresultaat sprak uit dat het compromis fragiel is en dat er in de triloog (de onderhandelingsfase tussen de Raad en het Europees Parlement) weinig ruimte bestaat voor aanpassingen ten aanzien van de overeengekomen Raadspositie. Ook Nederland heeft hier op gewezen en uitgesproken de onderhandelingen met het Europees Parlement goed te blijven volgen. Een aantal lidstaten sprak uit belang te hechten aan het behoud van ambitie in het voorstel. Frankrijk, dat als aanstaande voorzitter van de Raad de onderhandelingen met het Europees Parlement zal starten, heeft aangegeven tijdens de triloog rekening te houden met de signalen van de Raad.

Appreciatie van het bereikte compromis in de Raad

In mijn brief van 15 november jl. heb ik uw Kamer toegezegd een meer gedetailleerde appreciatie te sturen van de positie van de Raad, zodra deze formeel vastgelegd en openbaar is2. U treft de Raadspositie als bijlage bij dit verslag aan.

In de genoemde brief gaf ik reeds aan dat alles overziend, ik van mening ben dat de Nederlandse inzet effectief is geweest. De Raadspositie is een op de inhoud gebalanceerd compromis, dat nu maximaal aansluit bij de Nederlandse systematiek. Onderstaand ga ik in op de artikelen waar de Nederlandse inzet zich op gefocust heeft, conform het BNC-fiche. Ik licht op numerieke volgorde toe waar de artikelen op zien en geef meer details over het onderhandelingsresultaat.

Artikel 1 introduceert het onderwerp van de richtlijn. Zoals toegelicht in het BNC-fiche, onderschrijft het kabinet de gekozen rechtsbasis. Alleen de lidstaten zijn bevoegd om de hoogte van het minimumloon vast te stellen. Het kabinet wordt gesteund door de opinie van de Juridische Dienst van de Raad (JDR) in haar opvatting dat de hoogte van het minimumloon een nationale competentie is3. De tekst zoals overeengekomen door de Raad expliciteert nu dat alleen de lidstaten bevoegd zijn om de hoogte van het minimumloon te bepalen. Ook benadrukt de tekst dat het voorstel enkel een raamwerk betreft ter promotie van de toereikendheid van minimumlonen.

Artikel 5 schreef voor dat vier sociaaleconomische elementen meegewogen dienen te worden bij de vaststelling en aanpassing van het minimumloon. Het ging om de elementen koopkracht, loondistributie, loongroei en productiviteit. Het kabinet heeft zich ingezet om deze elementen niet bindend, maar richtinggevend te maken. De tekst verduidelijkt dat de lidstaten gaan over de invulling van de relevantie en het gewicht van deze elementen. Ook is een nieuw lid toegevoegd dat verduidelijkt dat lidstaten die een automatische indexatieformule hebben, zoals Nederland, de formule in overeenstemming met de nationale wetgeving of praktijken mogen invullen. Het originele voorstel stelde tevens voor de toereikendheid van het minimumloon te beoordelen op basis van indicatieve referentiewaarden in relatie tot het algemene niveau van brutolonen. In de discussies over minimumlonen wordt vaak gekeken naar het brutoloon in verhouding tot het mediane of gemiddelde brutoloon. Om de toereikendheid van minimumlonen te beoordelen dient naar de mening van het kabinet echter niet enkel naar deze indicator gekeken te worden, aangezien deze geen volledig beeld geeft van de toereikendheid. Nederland heeft zich ervoor ingezet dat lidstaten voldoende ruimte houden om indicatieve referentiewaarden te kiezen. De Raad heeft ingestemd met het schrappen van de verplichte relatie tot brutolonen en ruimte geboden voor het gebruik van andere indicatieve referentiewaarden.

Artikel 6, zoals oorspronkelijk door de Commissie opgesteld, stelde voor om afwijkingen en inhoudingen toe te staan mits deze onder meer goed onderbouwd en proportioneel zijn. Het kabinet deelde weliswaar de opvatting van de Commissie dat afwijkingen en inhoudingen op het minimumloon o.a. gerechtvaardigd en proportioneel moeten zijn, maar het kabinet is van mening dat de lidstaten bevoegd zijn om te besluiten welke afwijkingen en inhoudingen zij gewenst achten. Het onderhandelingsresultaat stelt ten aanzien van afwijkingen en inhoudingen enkel nog eisen van rechtsbeginselen die reeds in Nederland en de EU van toepassing zijn, namelijk die van non-discriminatie en proportionaliteit.

Artikel 7 gaat over de betrokkenheid van sociale partners bij het vaststel-lingsproces van het minimumloon. Door de Nederlandse systematiek van indexatie is, naar de mening van het kabinet, de indirecte betrokkenheid van sociale partners bij de vaststelling van minimumlonen reeds geborgd. Ook bij het opstellen van de vierjaarlijkse evaluatie en van de regelgeving waaruit uitzonderingen zoals het wettelijk minimumjeugdloon volgen, worden sociale partners betrokken, bijvoorbeeld op centraal niveau via de Stichting van de Arbeid. Daarnaast wordt voorgenomen regelgeving door middel van internetconsultatie publiek gemaakt. Hierop kunnen ook sociale partners reageren. Het kabinet heeft zich met succes ervoor ingezet dat de richtlijn noodzakelijke ruimte laat voor het Nederlandse beleid.

Het oorspronkelijke artikel 10 schreef vereisten voor rondom de monitoring en vergaring van data. Nederland heeft zich ervoor ingezet de administratieve lasten die hieruit zouden volgen te verlagen. Deze vereisten over de monitoring en vergaring van data zijn in de huidige compromistekst significant teruggebracht. Zo dienen rapporten niet jaarlijks, maar eens in de twee jaar te worden opgesteld. Tevens is de hoeveelheid aan te leveren statistieken sterk verminderd en deels afhankelijk gemaakt van beschikbaarheid.

Kernpunten van de positie van het Europese Parlement

In reactie op de vragen van uw Kamer ter voorbereiding van de Raad heb ik aangeboden in dit verslag terug te komen over de voornaamste inhoudelijke amendementen uit het rapport van het Europees Parlement (EP). De commissie van het EP dat over werk gerelateerde zaken gaat (EMPL) heeft op 11 november jl. ingestemd met het compromisrapport van de twee rapporteurs, Agnes Jongerius (S&D) en Dennis Radtke (EVP)4. Een meerderheid van het EP heeft vervolgens op 22 november jl. middels een plenaire stemming akkoord op het compromisrapport gegeven5. Het compromisrapport bestaat uit een reeks schriftelijke amendementen op het oorspronkelijk richtlijnvoorstel van de Commissie. Het rapport voegt op onderdelen nieuwe voorschriften toe aan het voorstel van de Commissie of verhoogt het detailniveau ervan. Maar het EP stelt ook voor om onderdelen te schrappen.

Het EP kiest ervoor om consequent te expliciteren dat minimumlonen niet alleen toereikend moeten zijn, maar ook eerlijk. Ook ziet het EP graag dat het minimumloon niet discriminerend is en toegankelijk is voor alle werknemers. Het initiatief moet naar de mening van het EP niet zozeer toereikende minimumlonen en fatsoenlijke levenstandaarden promoten en ondersteunen, maar beogen deze te garanderen. Het voorstel van het EP beoogt tevens loonverschillen tussen mannen en vrouwen te verminderen.

In het Commissievoorstel staat dat lidstaten een actieplan ter bevordering van collectieve onderhandelingen moeten opstellen als de cao-dekking onder de 70% zakt. Het EP-rapport stelt voor om deze drempel naar 80% te verhogen. Ook stelt het EP-rapport voor om verschillende acties ter bevordering van de sociale dialoog te introduceren. Zo is het de bedoeling dat lidstaten maatregelen treffen om elke vorm van ondermijning van cao-onderhandelingen aan te pakken. Ook voorziet het rapport in meer ondersteuning van werknemersorganisaties op allerlei gebieden, zoals bij het verkrijgen van informatie die relevant is voor de onderhandelingen en fysieke toegang tot de werkvloer. Ook worden lidstaten gevraagd te borgen dat raadgevende organen en arbeidsinspecties over voldoende middelen beschikken om hun werk te kunnen doen.

Ten slotte stelt het EP voor om voorschriften uit het Commissievoorstel te schrappen. Zo hoeft arbeidsproductiviteit geen element te zijn dat wordt meegewogen in de nationale stelsels. Ook heeft het EP het artikel inzake de vereisten rondom afwijkingen en inhoudingen in zijn geheel geschrapt.

Algemene oriëntatie EU-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning mannen en vrouwen

Tijdens de Raad is een algemene oriëntatie bereikt op het EU-voorstel Richtlijn beloningstransparantie en handhavingsmechanismen voor gelijke beloning mannen en vrouwen. U treft de Raadspositie als bijlage bij dit verslag aan6. Vijf lidstaten hebben zich onthouden van stemming (Zweden, Duitsland, Hongarije, Slowakije en Oostenrijk). Alle andere lidstaten, waaronder Nederland, hebben voorgestemd. Nederland heeft hierbij aangegeven dat maatregelen voor loontransparantie een nuttig instrument kunnen zijn om de loonkloof tussen mannen en vrouwen tegen te gaan. Daarnaast heeft Nederland genoemd dankbaar te zijn dat het Sloveense voorzitterschap met de volgende elementen die Nederland van belang acht, rekening heeft gehouden in de tekst:

  • • 
    De drempel van 250 werknemers voor de rapportageverplichtingen is gehandhaafd. Met deze drempel is een juiste balans gevonden, en blijven de administratieve lasten voor werkgevers beperkt.
  • • 
    In verschillende bepalingen is flexibiliteit toegevoegd om de implementatie voor lidstaten, werkgevers en werknemers te vergemakkelijken.
  • • 
    De tekst verduidelijkt de autonomie van sociale partners en geeft de mogelijkheid om het nemen van maatregelen aan de sociale partners toe te vertrouwen. Bijvoorbeeld voor het ontwikkelen van tools en methodieken voor de beoordeling van gelijke beloning.
  • • 
    De bepalingen inzake handhaving en sancties bieden nu de nodige flexibiliteit voor goed functionerende nationale rechtsstelsels.
  • • 
    Ten slotte heeft Nederland aangegeven uit te kijken naar de komende onderhandelingen onder het Franse EU-voorzitterschap met het Europees Parlement en er op te rekenen dat bovengenoemde elementen hierin goed worden meegenomen.

Beleidsdebat Europees Semester

Tijdens de Raad vond een beleidsdebat plaats over het Europees Semester. Lidstaten hebben het herfstpakket van het Europees Semester voor 2022 verwelkomd en gaven aan de verschillende uitdagingen op de arbeidsmarkt die in dit pakket worden geïdentificeerd te herkennen.

Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, benoemden dat actief arbeidsmarktbeleid met een sterke focus op bij- en omscholing in het licht van de COVID-19 crisis en het herstel van cruciaal belang is om de match tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt te verbeteren. Een aantal lidstaten vroeg specifiek aandacht voor digitale vaardigheden, de positie van jongeren en kwetsbare groepen, en de dekking van zelfstandigen en werkenden in nieuwe vormen van werk voor arbeidsongevallen en beroepsziekten.

Verschillende lidstaten gaven aan het voorstel van België en Spanje over een Social Imbalance Procedure graag snel te willen bespreken in het Werkgelegenheidscomité (EMCO) en het Sociaal Beschermingscomité (SPC). Nederland heeft onder andere aangegeven een individueel leerbudget in te voeren (STAP) in 2022 en te werken aan maatregelen die zelfstandigen aangaan.

Beleidsdebat naar een Europa van gelijkheid

Tijdens de Raad vond een beleidsdebat plaats over naar een Europa van gelijkheid waarbij de focus lag op gendergelijkheid op de arbeidsmarkt. Meerdere lidstaten, waaronder Nederland, verwezen naar de Richtlijn over werk-privé balans en het Richtlijnvoorstel beloningstransparantie omdat deze beide bijdragen aan gendergelijkheid. Daarnaast benoemden lidstaten dat vrouwen over het algemeen meer zorgtaken op zich te nemen en dat dit door de crisis verder is toegenomen. Er werd door veel lidstaten aandacht gevraagd voor het belang van (toegang tot) goede kinderopvang, scholing en het aanpakken van gender stereotypering. Verder werd genoemd dat het belangrijk is dat werk loont. Nederland heeft o.a. ingebracht dat het realiseren van gendergelijkheid op de arbeidsmarkt samenhangt met het tegengaan van discriminatie en racisme. Ook vroeg Nederland aandacht voor het toepassen van gendermainstreaming in EU-fondsen.

Herziening Verordening coördinatie van sociale zekerheidsstelsels (883/2004)

Tijdens de afronding van de Raad gaf het Sloveens voorzitterschap een kort overzicht van de stand van zaken van de onderhandelingen en gaf daarbij aan dat er de afgelopen maanden intensief is gesproken met het Europees Parlement en de Europese Commissie op zowel technisch als politiek niveau en dat er goede voortgang is geboekt. Partijen zijn dichterbij elkaar gekomen en het zou mogelijk moeten zijn om tot een gebalanceerd pakket te komen, aldus het voorzitterschap. Op 16 december zal een triloog plaatsvinden over de laatste openstaande punten. Niet uitgesloten kan worden dat de op dit moment bestaande kwetsbare blokkerende minderheid geen standhoudt en er een akkoord tot stand zal komen.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2021-2022, 21 501-31, nr. 645 6

1

Kamerstuk 21 501-31, nr. 639.

2

   De positie van de Raad van WSB is tevens te vinden op https://data.consilium.europa.eu/doc/ document/ST-14366-2021-INIT/en/pdf.

3

   Kamerstuk 21 501-31, nr. 610.

4

   Een Nederlandstalige versie van het EP-rapport is te vinden op https://www.europarl.europa.eu/ doceo/document/A-9-2021-0325_NL.pdf.

5

   Zie voor de details van de stemming de website van het EP: https://www.europarl.europa.eu/ news/nl/press-room/20211119IPR17718/minimum-wage-green-light-to-start-negotiations-with-council.

6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.


3.

Attachments

 
 
 

4.

More information

 

5.

EU Monitor

The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.