Algemene Financiële Beschouwingen
De Algemene financiële beschouwingen (AFB) zijn een belangrijk onderdeel van de begrotingsbehandeling1. In de Algemene financiële beschouwingen, die normaliter enige weken na de Algemene politieke beschouwingen2 plaatsvinden, bespreekt de Tweede Kamer3 de financiële aspecten van de rijksbegroting4. De minister van Financiën debatteert dan met de fractievoorzitters of de financiële woordvoerders van de diverse politieke partijen.
Als vervolg op de Algemene politieke beschouwingen bespreken de financiële woordvoerders tijdens de Algemene financiële beschouwingen de plannen van het kabinet5 voor het komende begrotingsjaar. Het is dus een belangrijk debat, omdat daaruit duidelijk wordt hoe de financiële ruimte van het kabinet wordt gebruikt om zijn plannen daadwerkelijk uit te voeren. Het is een jaarlijks debat met de minister van Financiën6 over de rijksbegroting en de Miljoenennota7. Verder is vaak ook de staatssecretaris van Financiën aanwezig.
Het debat wordt voorbereid door de vaste Kamercommissie voor Financiën8. In die commissie stellen de financiële specialisten van de fracties een reeks korte vragen op, die de regering uiterlijk enkele dagen voor het debat schriftelijk moet beantwoorden.
Het debat zelf mondt meestal uit in moties9, waarin wensen kenbaar worden gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld gaan om het ongedaan maken van bezuinigingen. Tijdens het debat kunnen ook alternatieve plannen van de oppositie (tegenbegrotingen) worden besproken.
Na de behandeling in de Tweede Kamer bespreekt ook de Eerste Kamer10 de rijksbegroting en de Miljoenennota. In die Kamer gebeurt dat vaak in combinatie met de behandeling van het belastingplan voor het komende jaar. Ook dan moeten de minister en staatssecretaris van Financiën antwoord geven op de vragen van de senatoren.
De algemene financiële beschouwingen gaan vooraf aan de, meer gedetailleerde, parlementaire behandeling van de afzonderlijke begrotingshoofdstukken. Dat zijn de begrotingen van de ministeries en van de fondsen, zoals het Gemeentefonds en Provinciefonds.
Tot en met 1993 werden de algemene en financiële beschouwingen gecombineerd. Eerst voerden dan de fractievoorzitters het woord en daarna de financiële specialisten. Namens het kabinet beantwoordden de minister-president en de minister van Financiën de vragen en opmerkingen van de Kamerleden. Deze beschouwingen begonnen destijds een aantal weken na Prinsjesdag11, de dag waarop de regering het regeringsbeleid voor de komende jaren uiteenzet.
Omdat de Kamer sneller wilde reageren op de beleidsvoornemens van het kabinet is besloten de 'Algemene politieke en financiële beschouwingen' op te splitsen. Nu worden de Algemene politieke beschouwingen vlak na Prinsjesdag gehouden, zodat de Kamer direct kan debatteren over de beleidsplannen van het kabinet.
Enkele weken later - na een meer gedetailleerde bestudering van de cijfers - vinden vervolgens de Algemene financiële beschouwingen plaats.
Meer over
- 1.Na een begrotingsvoorbereiding van ruim een jaar wordt de Rijksbegroting en de Miljoenennota voor het volgende jaar aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit gebeurt op Prinsjesdag nadat de koning(in) de Troonrede heeft voorgelezen. Anders dan bij gewone wetsvoorstellen, die per post naar de Tweede Kamer worden gestuurd, overhandigt de minister van Financiën tijdens een vergadering van de Tweede Kamer de begrotingsvoorstellen in een 'koffertje' aan de voorzitter. Tevens houdt hij of zij daarbij een korte aanbiedingsspeech.
- 2.In de Algemene Politieke Beschouwingen (APB) worden in het parlement de hoofdlijnen van het kabinetsbeleid besproken. Daarbij wordt meestal veel aandacht besteed aan de overheidsfinanciën en sociaaleconomische onderwerpen. Er is zowel in de Tweede als Eerste Kamer een dergelijk debat, maar die in de Tweede Kamer heeft veel meer politieke betekenis.
- 3.De Tweede Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging. Zij speelt een belangrijke rol bij de totstandkoming van wetten, controleert de regering en beslist over de vraag of een kabinet (of bewindspersoon) genoeg vertrouwen heeft.
- 4.In de Rijksbegroting staan de verwachte verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van de rijksoverheid voor het komende jaar. De Rijksbegroting bestaat in feite uit een aantal afzonderlijke begrotingen (begrotingsstaten en toelichtingen), per ministerie en voor specifieke fondsen.
- 5.Met het begrip kabinet worden alle ministers en staatssecretarissen bedoeld. Een kabinet wordt genoemd naar de minister-president, bijvoorbeeld het kabinet-Drees of het kabinet-Kok. In het spraakgebruik worden de begrippen regering en kabinet vaak door elkaar gebruikt. Strikt genomen, is er echter een verschil tussen beide. Met de term 'regering' duiden we het staatshoofd (koning of koningin) samen met de ministers aan.
- 6.Dit ministerie speelt een centrale rol bij het vertalen van het algemeen regeringsbeleid in financieel beleid. Daarnaast coördineert het de openbare uitgaven en zorgt het ministerie voor de inning van de belastinggelden. Het ministerie is verantwoordelijk voor het beleid ten aanzien van de financiën van lagere overheden als provincies en gemeenten. Het monetaire beleid is eveneens een zorg van dit ministerie. Het ministerie behartigt de Nederlandse, financiële belangen in Europa en de rest van de wereld.
- 7.De Miljoenennota geeft een overzicht van het budgettaire beleid van het kabinet voor het komende begrotingsjaar, inclusief meerjarenramingen. In de vorm van Vermoedelijke Uitkomsten bevat de Miljoenennota tevens geactualiseerde ramingen over de lopende begroting. De Miljoenennota wordt jaarlijks op de derde dinsdag in september (Prinsjesdag) door de minister van Financiën aangeboden aan het parlement.
- 8.Deze Tweede Kamercommissie houdt zich bezig met de hoofdlijnen van het financieel-economisch beleid die horen bij het ministerie van Financiën.
- 9.Moties zijn uitspraken van de Tweede of Eerste Kamer, die door één of meer Kamerleden worden voorgesteld. Een motie wordt vaak gebruikt om een conclusie van een debat of een actiepunt voor een minister (of staatssecretaris) vast te leggen. Moties komen veel voor bij de bespreking van regeringsnota's en -notities in de Tweede Kamer.
- 10.De Eerste Kamer is deel van de volksvertegenwoordiging en heeft met name een rol op wetgevend gebied. Over een wetsvoorstel moet, als de Tweede Kamer het heeft aangenomen, ook door de Eerste Kamer worden gestemd. De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel nog tegenhouden.
- 11.De derde dinsdag van september is het Prinsjesdag. Normaal gesproken reed de koning op die dag in de Glazen Koets naar het Binnenhof en las in de Ridderzaal de troonrede voor. Zolang de verbouwing van het Binnenhof gaande is, is de Koninklijke Schouwburg in Den Haag tot ten minste eind 2028 de plaats waar de Verenigde Vergadering van Eerste en Tweede Kamer plaatsvindt en de troonrede wordt voorgelezen. In de troonrede staan de plannen van de regering voor het komende jaar.
- 12.Het begrotingsrecht is een oud parlementair recht. Het recht stond al in de Staatsregeling van 1798. In 1815-1840 waren er tienjaarlijkse (gewone) begrotingen. Alleen voor buitengewone uitgaven (defensie, oorlog) was er een jaarlijkse begroting. In 1840 werd een tweejaarlijkse begroting ingevoerd. In dat jaar kwamen er ook afzonderlijke begrotingshoofdstukken per ministerie. De Grondwetsherziening van 1848 bracht de jaarlijkse begroting.