Economische cijfers kabinet-Drees III (1952-1956)

Source: Parlement.com.

Het kabinet-Drees III1 profiteerde van een zeer hoge economische groei, van gemiddeld 5,7% per jaar. Vooral in de jaren 1953-1957 was de groei hoog, met een uitschieter van 8,4% in 1953. Vanaf 1949 kenden alleen 1960 en 1964 een nog iets hogere groei. Minister Suurhoff2 (Sociale Zaken en Volksgezondheid) bracht in deze kabinetsperiode de Algemene Ouderdomswet (AOW) tot stand, die in 1957 in werking zou treden. De overheidsfinanciën verslechterden in deze kabinetsperiode meer dan onder de latere kabinetten in de jaren zeventig en na 2008.

Jelle Zijlstra3, later minister-president en geestelijk vader van de Zijlstranorm, maakte in dit kabinet zijn entree als minister van Economische Zaken.

Contents

  1. Verslechtering overheidsfinanciën
  2. Cijfers

1.

Verslechtering overheidsfinanciën

Hoewel de staatsschuld dankzij de economische groei daalde als percentage van het BBP4, leefde de overheid op grote voet. Het EMU-saldo5 sloeg om van een overschot van 6,5% BBP in 1952 naar een tekort van 2,2% BBP in 1955 en 0,5% BBP in 1956. Dit was een grotere verslechtering van de overheidsfinanciën dan tijdens de latere kabinetten--Den Uyl6 (1973-1977) en -Van Agt I7 (1977-1981), die beide geen al te degelijke reputatie genieten. De verslechtering was zelfs nog groter dan die onder het kabinet-Balkenende IV8 (2007-2010), dat te kampen zou krijgen met de kredietcrisis.

2.

Cijfers

Drees III

1952

1953

1954

1955

1956

Gemiddeld

Verschil

Algemeen

             

Volumegroei BBP

1,7

8,4

6,9

7,1

4,5

5,7

2,8

Inflatie (mutatie CPI, %)

0,0

0,0

4,0

1,9

1,9

1,6

1,9

BBP (lopende prijzen)

10,1

10,7

12,0

13,4

14,5

12,1

4,5

Bevolkingsomvang

10,3

10,4

10,6

10,7

10,8

10,6

0,5

Bevolkingsgroei

1,3%

1,0%

1,1%

1,2%

1,3%

1,2%

0,1%

Arbeidsmarkt/sociale zekerheid

             

Geregistreerde werklozen

106

76

52

33

24

58

-82

Ziektewet

60

55

67

74

80

67

20

Arbeidsongeschiktheidsuitkeringen

104

105

108

111

113

108

9

WW

44

41

37

32

27

36

-17

WWV

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

AOW/Noodwet Ouderdomsvoorziening

332

343

360

369

369

355

37

AWW/ANW

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

Bijstand e.d.

0

0

0

0

0

n.v.t.

n.v.t.

Overheidsfinanciën

             

EMU-saldo

6,5

2,2

0,7

-2,2

-0,5

1,3

-7,0

EMU-schuld

114,9

108,5

99,3

91,1

87,9

100,3

-26,9

Bruto collectieve uitgaven

28,7

30,3

29,9

31,8

31,4

30,4

2,7

Collectieve lasten

29,1

27,2

25,6

24,1

25,7

26,4

-3,4

 

Meer over

  • kabinet Drees III1
  • Verantwoording cijfers kabinetten9
  • Historisch overzicht cijfers kabinetten10

  • 1. 
    Na de verkiezingen van 1952 kwam dit derde kabinet op brede basis tot stand. Het kabinet onder leiding van PvdA-voorman Willem Drees bestond uit ministers van de PvdA, KVP, ARP en CHU en telde verder een partijloze minister. Het was een van de rooms-rode coalities. De VVD, deel van het voorgaande kabinet-Drees II, werd als regeringspartij vervangen door de ARP.
     
  • 2. 
    Vooraanstaande sociaaldemocratisch politicus en vakbondbestuurder. Vertegenwoordiger van de (socialistische) vakbond in de PvdA-Tweede Kamerfractie. Typische selfmade man, die het in 1952 tot minister van Sociale Zaken bracht. Werd vooral bekend doordat hij de AOW tot stand bracht, maar tot zijn wetgevende prestaties behoren ook de Gezondheidswet en de Wet op de Geneesmiddelenvoorziening. Ontwierp de Algemene Weduwen- en Wezenwet. Keerde in 1959 terug in het parlement en werd in 1960 partijvoorzitter. In 1965 minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Cals. Werd reeds toen tussentijds uitgeschakeld door ziekte, en overleed enkele maanden na de val van het kabinet. Uitstekend spreker, die helder ingewikkelde onderwerpen kon uitleggen, en gewaardeerd minister, die het debat niet uit de weg ging.
     
  • 3. 
    Bekwame en gezagvolle econoom van ARP-huize. Werd al op jonge leeftijd, na hoogleraar aan de VU te zijn geweest, minister van Economische Zaken in het kabinet-Drees III en later in het kabinet-De Quay minister van Financiën. Ontwikkelde in die laatste functie een norm voor een trendmatig begrotingsbeleid. Gold in de ARP als modern en pragmatisch, maar riep soms weerstanden op door zijn rechtlijnigheid. Hoewel hij zichzelf niet als politicus beschouwde, was hij tweemaal lijsttrekker van de ARP. Werd als premier van een interim-kabinet een populair politicus, mede door een oudejaarsconference van Wim Kan. Nadien een behoedzame president van De Nederlandsche Bank, die vaak waarschuwde tegen groei van overheidsuitgaven. Had ook internationaal gezag. Was een uitstekend spreker, die helder ingewikkelde problemen kon uitleggen zonder vakjargon te gebruiken.
     
  • 4. 
    Het bruto binnenlands product (BBP) is de totale waarde van alle goederen en diensten die binnen de grenzen van een land zijn geproduceerd. Dit is het belangrijkste meetmiddel voor de marktwaarde van een land. De stijgingen en dalingen van het BBP zijn een graadmeter voor de ontwikkeling van de economie. In Nederland houdt het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) deze cijfers bij.
     
  • 5. 
    Het begrotingssaldo van een land geeft weer of dat land een overschot of een tekort heeft bij zijn overheidsuitgaven. Als de uitgaven in een bepaald jaar groter zijn dan de inkomsten, is er in dat jaar sprake van een tekort en groeit de staatsschuld. Het begrotingssaldo geeft dus een indicatie van de staat waarin het huishoudboekje van de overheid in een bepaald jaar verkeert.
     
  • 6. 
    Dit kabinet wordt beschouwd als het meest links-progressieve kabinet uit de parlementaire geschiedenis. Het kwam tot stand na de moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972 en was de opvolger van de kabinetten-Biesheuvel I en II. Het bestond uit bewindslieden van de PvdA, D'66, PPR, KVP en ARP onder leiding van PvdA'er Joop den Uyl.
     
  • 7. 
    Dit kabinet van CDA en VVD kwam na een lange formatieperiode tot stand, nadat vorming van een tweede kabinet-Den Uyl was mislukt. Hoewel de PvdA bij de verkiezingen van 1977 de grootste partij was geworden, werd CDA-leider Dries van Agt premier.
     
  • 8. 
    Dit kabinet werd gevormd na de Tweede Kamerverkiezingen van 22 november 2006. Het was tot 23 februari 2010 een coalitie van CDA, PvdA en ChristenUnie en daarna van CDA en CU. Het trad op 22 februari 2007 aan als opvolger van het kabinet-Balkenende III. Motto van het kabinet was 'Samen werken, samen leven'.
     
  • 9. 
    Deze pagina bevat een verantwoording voor de gebruikte cijfers en methodiek bij de economische beschrijvingen van de kabinetten vanaf het kabinet-Biesheuvel I en II.
     
  • 10. 
    De economie en de arbeidsmarkt verzwakken na de twee oliecrises in de jaren '70, met oplopende begrotingstekorten en uitkeringsafhankelijkheid als gevolg. In 1981/1982 is sprake van een crisis. Ondanks economisch herstel blijft daarna sprake van grote problemen op de arbeidsmarkt. Daaraan komt pas in de loop van de jaren '90 een eind. In 2002/2003 gaat het weer slecht met de economie, maar deze herstelt zich dit keer sneller.