Inlichtingen over vredesmissies
Op grond van artikel 100 van de Grondwet1 moet de regering2 de Staten-Generaal (dus Tweede én Eerste Kamer) vooraf inlichten over deelname aan militaire operaties ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde (vredesmissies). Het gaat daarbij zowel om humanitaire hulpverlening en inzet van de krijgsmacht bij een gewapend conflict.
Alleen als er dwingende redenen zijn, mag hiervan worden afgeweken. De regering moet de inlichtingen dan alsnog zo spoedig mogelijk verstrekken.
Artikel 100 is in de Grondwet gekomen na een in 2000 door beide Kamers aanvaard wetsvoorstel over wijziging van de grondwettelijke bepalingen over de verdediging. Bij die herziening werd tevens onder meer opschorting van de dienstplicht mogelijk gemaakt.
Om opneming van artikel 100 was door de Tweede Kamer gevraagd in een motie-Van Middelkoop, die op 21 december 1994 met algemene stemmen was aanvaard. De motie vroeg om een instemmingsrecht, maar dat kwam er slechts indirect. Bij een voornemen tot deelname (of voortgezette deelname) stuurt het kabinet een zogenoemde artikel-100-brief aan de Tweede én Eerste Kamer. Die kan dan worden besproken en eventueel kan via (een) motie(s) instemming of afkeuring worden uitgesproken.
Meer over
- 1.1. De regering verstrekt de Staten-Generaal vooraf inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Daaronder is begrepen het vooraf verstrekken van inlichtingen over de inzet of het ter beschikking stellen van de krijgsmacht voor humanitaire hulpverlening in geval van gewapend conflict.
- 2.De regering is het centrale bestuur van ons land en bestaat uit de koning en de ministers. Omdat de koning onschendbaar is en de ministers verantwoordelijk zijn, wordt het kabinet, de ministers en de staatssecretarissen, in de praktijk ook vaak regering genoemd, bijvoorbeeld de regering-Balkenende. Staatsrechtelijk gezien is dat onjuist.
- 3.Een belangrijke taak van de Tweede Kamer is het beoordelen van besluiten van het kabinet (en van individuele bewindspersonen) en van voorgenomen beleid. Bij die controlerende taak wordt gebruikgemaakt van het recht op inlichtingen, een recht dat ieder individueel Tweede Kamerlid heeft en dat is vastgelegd in de Grondwet. De regering is verplicht om ieder individueel Kamerlid de inlichtingen te geven waar hij of zij om vraagt. Alleen als het belang van de staat in het geding is, mag de regering weigeren de informatie te verschaffen. Via het recht van onderzoek kan de Kamer zelf een nader onderzoek instellen.