30564 - Initiatiefvoorstel Wijziging van de Wet op de lijkbezorging (lijkschouwing van minderjarigen)
Please note
This page contains a limited version of this dossier in the EU Monitor.
Dit wetsvoorstel werd op 19 mei 2006 aanhangig gemaakt door het Tweede Kamerlid Arib (PvdA)1.
Dit voorstel is gebaseerd op de overweging, dat het wenselijk is de Wet op de lijkbezorging te wijzigen teneinde de lijkschouwing van minderjarigen nader te regelen; Overwegende dat daarvoor een wijziging van de Wet op de beroepen in de in de individuele gezondheidszorg noodzakelijk is.
Voorstel van wet van het lid Arib houdende wijziging van de Wet op de lijkbezorging
(9 stuks)2 |
19 mei 2006, geleidende brief, nr. 1
KST97533 Geleidende brief publicatie: 29 mei 2006 |
2 |
19 mei 2006, voorstel van wet, nr. 2
KST97534 Voorstel van wet publicatie: 29 mei 2006 |
2 |
19 mei 2006, memorie van toelichting, nr. 3
KST97535 Memorie van toelichting publicatie: 29 mei 2006 |
Van deze pagina bestaat een uitgebreide versie met het inleidende gedeelte van de memorie van toelichting, alle documenten in dit dossier en een overzicht van verwante dossiers.
The full version is available for registered users of the EU Monitor by ANP and PDC Informatie Architectuur.
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.
- 1.Khadija Arib (1960) was vanaf 19 mei 1998 tot 4 november 2022, met een onderbreking van 30 november 2006 tot 1 maart 2007, lid van de Tweede Kamer voor de PvdA. Van 13 januari 2016 tot 7 april 2021 was zij voorzitter van de Tweede Kamer. Mevrouw Arib is van Marokkaanse afkomst en kwam op haar vijftiende naar Nederland. Zij was voor zij Kamerlid werd onder meer waarnemend hoofd en senior-beleidsmedewerker Maatschappelijke Opvang en Gezondheidszorg van de gemeente Amsterdam. In de Tweede Kamer hield zij zich bezig met gezondheidszorg, medisch-ethische vraagstukken, bestrijding van mensenhandel en zedenwetgeving. Zij was voorzitter van de algemene commissie voor Jeugdzorg en gedurende korte tijd van de tijdelijke commissie corona.