Sociaal-Democratische Bond (SDB)
De SDB (na 1893 Socialistenbond) was een revolutionair-socialistische partij die in 1881 werd opgericht. De grote voorman van de SDB was de voormalige predikant Ferdinand Domela Nieuwenhuis1.
De SDB stond een marxistisch-socialistische samenleving voor, zonder particulier bezit. Hoewel de bond revolutionair was, kwam Domela in 1888 wel in de Tweede Kamer. Na 1893 werd gekozen voor een buitenparlementaire en anarchistische koers.
Behalve voor een socialistische maatschappij zette de SDB zich ook in voor zaken als geheelonthouding, anti-militarisme, het vrije denken, vrouwenemancipatie en invoering van de republiek.
De SDB baseerde zich op de ideeën van Karl Marx, zoals die waren verwoord in zijn boek 'Das Kapital'. Uitgangspunt daarin was dat via een revolutie de kapitalistische samenleving zou worden vervangen door een socialistische staat, waarin geen klassen meer zouden bestaan en er gemeenschappelijk bezit zou zijn.
Op de korte termijn wilde de SDB verbetering van het lot van de arbeiders. Belangrijk streven daarbij was de invoering van algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht.
Andere beginselen waren:
-
-invoering van de republiek
-
-afschaffing van leger en vloot; een algemene staking bij eventuele mobilisatie
-
-gelijke rechten voor mannen en vrouwen
-
-Indië los van Nederland
Praktische zaken waar de SDB zich voor inzette waren
-
-verbetering van het lot van de arbeiders
-
-invoering van sociale verzekering
-
-een zesurige arbeidsdag voor vrouwen met betaald verlof bij zwangerschap en bevalling
-
-verbod op kinderarbeid onder de 15 jaar
-
-kosteloos onderwijs
-
-salarisverbetering voor onderwijzers en gevangenispersoneel
-
-verbetering van de woningtoestand
-
-verbetering van het gevangeniswezen
-
-beëindiging van de oorlog in Atjeh
-
-inpoldering van de Zuiderzee en andere openbare werken
De SDB ontstond in 1881 als samenbundeling van enkele plaatselijke verenigingen. De bakermat van de bond lag in Friesland, dat in die tijd veel armoede kende, met name onder veenarbeiders.
De partij was nauw verbonden aan het blad 'Recht voor Allen' en zette zich ook in voor de oprichting van coöperaties.
In 1893 moest de SDB haar naam veranderen, omdat de SDB verboden werd vanwege het propageren van onwettige middelen om haar doel te bereiken.
Nadat in 1894 de sociaaldemocratische SDAP was opgericht, ontstond er een scheiding in de Socialistenbond. Onder leiding van Domela werd door een deel van de Socialistenbonders gekozen voor het anarchisme. Het restant van de Socialistenbond ging in 1900 op in de SDAP.
Domela werd richtte hierna het anarchistisch tijdschrift 'De Vrije Socialist' op en er ontstonden nauwe banden met de in 1893 opgerichte revolutionaire vakbond, het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS).
In 1919 stierf Domela Nieuwenhuis. De anarchistische beweging speelde toen al lang slechts een bescheiden rol in Nederland.
De SDB en het anarchisme werden geheel gedomineerd door Domela Nieuwenhuis. Voor velen werd hij gezien als een soort Christusfiguur en profeet, die een betere toekomst aankondigde.
Domela was aanvankelijk Luthers predikant, onder andere in Den Haag. In 1879 verliet hij de kerk en werd hij socialist. Behalve als leider van de SDB werd hij ook bekend als redacteur van het blad 'Recht voor Allen'. In 1886 werd hij na een publicatie van het artikel 'De koning komt' wegens majesteitsschennis tot één jaar gevangenisstraf veroordeeld. In 1887 kreeg hij na zeven maanden echter gratie.
In 1888 koos het Friese district Schoterland (omgeving Heerenveen) hem tot Tweede Kamerlid. Dat was mede te danken aan steun van de antirevolutionairen die liever een socialist dan een liberaal in de Kamer zagen. Als Kamerlid probeerde hij tevergeefs aandacht te vragen voor de noden van de arbeiders en in 1891 verloor hij zijn zetel aan de radicaal Treub2.
In 1897 bekeerde hij zich tot het anarchisme. Hij bleef vooral in Friesland populair onder de arbeiders. In 1897 werd in Schoterland wel de Vrije Socialist Geert van der Zwaag3 tot Tweede Kamerlid gekozen. Hij baseerde zich op de vroegere denkbeelden van Domela.
De begrafenis van Domela op 22 november 1919 in Amsterdam werd door tienduizenden arbeiders bijgewoond en was een van de massaalste uit de geschiedenis.
De aanhang van de SDB was lange tijd vooral in Friesland te vinden. Rond de verkiezingen van 1888 werd daarbij samengewerkt met de Friese Volkspartij, een partij die rond 1887 ontstond. De Friese Bond was een vooruitstrevend liberale partij, die niet anti-socialistisch was en die zich vooral inzette voor algemeen kiesrecht. Toen het anti-parlementarisme rond 1893 de overhand kreeg bij de SDB kwam het tot een breuk tussen beide.
Domela werd in 1888 in het district Schoterland gekozen dankzij de steun van de antirevolutionairen. In de tweede stemmingsronde stond hij namelijk tegenover de liberale werkman Heldt4, doordat de antirevolutionair De Vries5 na de eerste ronde was afgevallen. De antirevolutionaire voormannen bevolen aan op Domela te stemmen, hoewel diens denkbeelden volstrekt werden afgewezen.
Domela profiteerde van de kiesrechtuitbreiding van 1887. Daardoor hadden kleine boeren en middenstanders het stemrecht gekregen. Ook gegoede burgers die teleurgesteld waren in Heldt stemden in Schoterland op Domela.
Na 1890 kreeg de SDB ook enige aanhang in de provincie Groningen en in steden als Amsterdam en Zaandam. Zij werd echter spoedig overvleugeld door de SDAP.
Meer over
Kijk voor meer informatie over de SDB op de website van het Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen.
- 1.De grote voorman van de revolutionair socialisten aan het eind van de negentiende eeuw. Was aanvankelijk luthers predikant, maar verliet in 1879 de kerk. Als redacteur van 'Recht voor Allen' veroordeeld wegens majesteitsschennis. In 1888 met steun van Kuypers 'kleine luyden' door het district Schoterland tot Tweede Kamerlid gekozen. Vroeg daar aandacht voor de grote sociale noden. Keerde zich later van de parlementaire democratie af en kwam in anarchistisch vaarwater terecht. Werd door zijn aanhangers als een soort apostel beschouwd; zijn portret hing in menig arbeiderswoning. Zijn begrafenis in Amsterdam in 1919 werd door tienduizenden arbeiders bijgewoond.
- 2.Vooraanstaand liberaal politicus uit het einde van de negentiende en begin van de twintigste eeuw. Hoogleraar economie in Amsterdam. Behoorde aanvankelijk tot de Radicalen en werd in 1904 Tweede Kamerlid voor de VDB, waarmee hij later echter brak. In 1913 minister in het kabinet-Cort van der Linden. Bezat uitstekende organisatorische kwaliteiten en zorgde tijdens de Eerste Wereldoorlog voor een voortvarend financieel-economisch beleid. Trad in 1916 af vanwege een conflict over het staatspensioen, maar keerde in 1917 weer terug. Werd in 1918 Tweede Kamerlid voor de Economische Bond, een liberale partij die een 'zakelijke' politiek voor stond. Voerde toen een sterk persoonlijke getinte verkiezingscampagne. Was nogal onberekenbaar; productief in denkbeelden, maar weinig resultaatgericht.
- 3.Friese varkenskoopman, die twaalf jaar als vrije socialist namens het district Schoterland in de Tweede Kamer zat. Aanvankelijk liberaal, maar later (revolutionair-)socialist. Was actief in de Friese Volkspartij en de SDB (Socialistenbond) van Domela Nieuwenhuis. Sloot zich in 1894 niet aan bij de SDAP. Was tevens twaalf jaar gedeputeerde van Friesland. Welsprekend, maar met een simpel socialistisch programma. Populair in de Zuidoosthoek van Friesland, maar geïsoleerd in de Tweede Kamer. Vurig antimilitarist.
- 4.Meubelmaker, vakbondsman en liberaal politicus. In 1885 de eerste 'arbeider' in de Tweede Kamer. Oprichter en voorzitter van het Algemeen Nederlandsch Werkliedenverbond. Pleitbezorger van invoering van een staatspensioen en van kiesrechtuitbreiding. Maakte deel uit van de parlementaire enquêtecommissie naar toestanden in fabrieken. In 1886 de enige die bij de behandeling van de Grondwetsherziening voluit koos voor invoering van het algemeen kiesrecht. Sloot zich later aan bij de VDB, maar zijn politieke rol was toen al grotendeels uitgespeeld.
- 5.Friese antirevolutionair die eind negentiende eeuw Tweede Kamerlid en begin twintigste eeuw Eerste Kamerlid was. Landbouwer en in de gemeente Barradeel eerst wethouder en daarna burgemeester. In 1888 als antirevolutionair in het district Schoterland door Domela Nieuwenhuis verslagen, maar enige tijd later in het district Bergum alsnog gekozen. Was later actief in de Bond van Friese christelijk-historischen en werd in 1922 Eerste Kamerlid voor de CHU. Lokale grootheid, die vooral als streekafgevaardigde optrad.