EP buigt zich over schorsing rechten van lidstaten bij schending grondrechten

Tuesday, April 20 2004, Johannes VOGGENHUBER

Johannes VOGGENHUBER (GROENEN/EVA, A)

Verslag over de mededeling over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie: Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest

Doc.: A5-0227/2004

Procedure : Initiatief

Debat : 19 april 2004

Stemming : 20 april 2004

Verslag aangenomen (383-30-52)

Het EP juicht het initiatief van de Commissie toe. Desalniettemin is het Parlement van mening dat in een hoger beschermingsniveau moet worden voorzien dan door de Commissie wordt voorgesteld. Het EP vindt in ieder geval dat het verzuim van een lidstaat om op te treden tegen schendingen van de mensenrechten als duidelijk gevaar voor de waarden van de Unie en de fundamentele vrijheden van haar burgers moet worden aangemerkt.

Het Parlement stelt vast dat het Verdrag van Nice noch het Ontwerpverdrag tot vaststelling van een Grondwet nader ingaan op de aard en het belang van de schorsingsmaatregelen waartoe de Raad van Ministers eventueel kan besluiten. Het EP wijst op de belangrijke rol van het Parlement in de procedure van artikel 7 EU.

Uiteraard moet worden voorkomen dat artikel 7 EU om louter politieke redenen in werking wordt gesteld. Het Parlement wijst daarom op vier beginselen die bij de toepassing van artikel 7 in acht moeten worden genomen:

  • het vertrouwensbeginsel: een optreden van de Unie krachtens artikel 7 van het EU-Verdrag moet beperkt blijven tot een duidelijk gevaar en een voortdurende schending, en geeft geen recht op, noch aanleiding tot een beleid van permanent toezicht door de Unie op de lidstaten;
  • het pluraliteitsbeginsel: de Unie eerbiedigt de pluraliteit van wereldbeschouwingen, politieke doelstellingen en waardeopvattingen bij de inachtneming van de grondrechten en de gemeenschappelijke waarden. Parlement, Raad en Commissie zien erop toe dat de procedures waarin artikel 7 van het EU-Verdrag voorziet, niet als instrument voor politieke controverses misbruikt worden;
  • het gelijkheidsbeginsel: alle lidstaten moeten volstrekt gelijk behandeld worden;
  • het openbaarheidsbeginsel: de te volgen procedure moet transparant, begrijpelijk en open zijn.

    Het EP meent dat het wenselijk is na de installering van het nieuwe Europees Parlement en de nieuwe Commissie een interinstitutionele dialoog op gang te brengen over de gemeenschappelijke criteria voor de toepassing van de procedure uit hoofde van artikel 7.

    Het EU-Verdrag voorziet in een procedure om op te treden tegen een lidstaat wanneer deze de beginselen van vrijheid, democratie, eerbiediging van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, en van de rechtsstaat, op ernstige en voortdurende wijze schendt. Volgens artikel 7 EU is het de Raad die, na instemming van het Parlement, vaststelt dat er sprake is van een ernstige en voortdurende schending. Wanneer een dergelijke constatering is gedaan, kan de Raad als sanctie ten aanzien van de schendende lidstaat besluiten tot opschorting van bepaalde rechten die voor de lidstaat uit het Verdrag voortvloeien. Daarbij is nadrukkelijk gewezen op het opschorten van de stemrechten van de betrokken lidstaat in de Raad.

    De vraag doet zich stellen, wanneer er sprake is van een ernstige en voortdurende schending van voornoemde beginselen van de Unie. Artikel 7 behoeft nadere uitleg. Daartoe heeft de Europese Commissie een mededeling gepubliceerd. Het Parlement reageert in een initiatiefverslag op deze mededeling en geeft zijn opinie.