Artikel III-283: Beroepsopleiding

III-282
Artikel III-283
III-284
  • 1. 
    De Unie voert inzake beroepsopleiding een beleid waardoor het optreden van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, onder volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.

    Het optreden van de Unie is erop gericht:

    • a) 
      de aanpassing aan veranderingen in het bedrijfsleven te vergemakkelijken, met name door beroepsopleiding en omscholing;
    • b) 
      de intrede en de herintrede op de arbeidsmarkt te bevorderen door verbetering van de initiële beroepsopleiding en van bij- en nascholing;
    • c) 
      de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen;
    • d) 
      de samenwerking inzake opleiding tussen onderwijs- of opleidingsinstellingen en ondernemingen te bevorderen;
    • e) 
      de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de opleidingsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd.
  • 2. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.
  • 3. 
    Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel:
    • a) 
      worden bij Europese wet of kaderwet de nodige maatregelen vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijk bepalingen van de lidstaten. De wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité;
    • b) 
      neemt de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen aan.

1.

Toelichting Nederlandse regering

Artikel III-283 betreffende beroepsopleiding heeft in het Grondwettelijk Verdrag geen inhoudelijke wijziging ondergaan ten opzichte van artikel 150 EG-Verdrag i.

2.

Ontwikkeling artikel

2003
  • 1. 
    De Unie legt inzake beroepsopleiding een beleid ten uitvoer waardoor de activiteiten van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, met volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.
  • 2. 
    Het optreden van de Unie is erop gericht:
    • a) 
      de aanpassing aan veranderingen in het bedrijfsleven te vergemakkelijken, met name door beroepsopleiding en omscholing;
    • b) 
      door verbetering van de initiële beroepsopleiding en van bij- en nascholing, de opneming en de wederopneming op de arbeidsmarkt te bevorderen;
    • c) 
      de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen;
    • d) 
      de samenwerking inzake opleiding tussen onderwijs- of opleidingsinstellingen en ondernemingen te bevorderen;
    • e) 
      de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de opleidingsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd.
  • 3. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de inzake beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.
  • 4. 
    Een Europese wet of kaderwet draagt bij tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met uitsluiting van harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijk bepalingen van de lidstaten. Zij wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en het Economisch en Sociaal Comité.
2003
  • 1. 
    De Unie voert inzake beroepsopleiding een beleid waardoor het optreden van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, onder volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.
  • 2. 
    Het optreden van de Unie is erop gericht:
    • a) 
      de aanpassing aan veranderingen in het bedrijfsleven te vergemakkelijken, met name door beroepsopleiding en omscholing;
    • b) 
      de intrede en de herintrede op de arbeidsmarkt te bevorderen door verbetering van de initiële beroepsopleiding en van bij- en nascholing;
    • c) 
      de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen;
    • d) 
      de samenwerking inzake opleiding tussen onderwijs- of opleidingsinstellingen en ondernemingen te bevorderen;
    • e) 
      de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de opleidingsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd.
  • 3. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.
  • 4. 
    Bij Europese wet of kaderwet wordt het nodige bepaald om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijk regelingen van de lidstaten. De wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité.
2003
  • 1. 
    De Unie voert inzake beroepsopleiding een beleid waardoor het optreden van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, onder volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.
  • 2. 
    Het optreden van de Unie is erop gericht:
    • a) 
      de aanpassing aan veranderingen in het bedrijfsleven te vergemakkelijken, met name door beroepsopleiding en omscholing;
    • b) 
      de intrede en de herintrede op de arbeidsmarkt te bevorderen door verbetering van de initiële beroepsopleiding en van bij- en nascholing;
    • c) 
      de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen;
    • d) 
      de samenwerking inzake opleiding tussen onderwijs- of opleidingsinstellingen en ondernemingen te bevorderen;
    • e) 
      de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de opleidingsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd.
  • 3. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.
  • 4. 
    Om bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel:
    • a) 
      worden bij Europese wet of kaderwet de nodige maatregelen vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijk bepalingen van de lidstaten. De wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité.
    • b) 
      neemt de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen aan.
2004
  • 1. 
    De Unie voert inzake beroepsopleiding een beleid waardoor het optreden van de lidstaten worden versterkt en aangevuld, onder volledige eerbiediging van de verantwoordelijkheid van de lidstaten voor de inhoud en de opzet van de beroepsopleiding.

    Het optreden van de Unie is erop gericht:

    • a) 
      de aanpassing aan veranderingen in het bedrijfsleven te vergemakkelijken, met name door beroepsopleiding en omscholing;
    • b) 
      de intrede en de herintrede op de arbeidsmarkt te bevorderen door verbetering van de initiële beroepsopleiding en van bij- en nascholing;
    • c) 
      de toegang tot beroepsopleidingen te vergemakkelijken en de mobiliteit van opleiders en leerlingen, met name jongeren, te bevorderen;
    • d) 
      de samenwerking inzake opleiding tussen onderwijs- of opleidingsinstellingen en ondernemingen te bevorderen;
    • e) 
      de uitwisseling te bevorderen van informatie en ervaring omtrent de gemeenschappelijke vraagstukken waarmee de opleidingsstelsels van de lidstaten worden geconfronteerd.
  • 2. 
    De Unie en de lidstaten bevorderen de samenwerking met derde landen en met de voor beroepsopleiding bevoegde internationale organisaties.
  • 3. 
    Teneinde bij te dragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van dit artikel:
    • a) 
      worden bij Europese wet of kaderwet de nodige maatregelen vastgesteld, met uitzondering van enige harmonisatie van de wettelijke of bestuursrechtelijk bepalingen van de lidstaten. De wet of kaderwet wordt vastgesteld na raadpleging van het Comité van de Regio's en van het Economisch en Sociaal Comité;
    • b) 
      neemt de Raad op voorstel van de Commissie aanbevelingen aan.