Wet van 6 maart 2025 tot wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden) - Main contents
Contents
Document date | 19-03-2025 |
---|---|
Publication date | 19-03-2025 |
Reference | Stb. 2025, 72 |
External link | original article |
Original document in PDF |
Wet van 6 maart 2025 tot wijziging van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het opheffen van bedingen in het handelsverkeer die ertoe strekken vervreemding dan wel verpanding van geldvorderingen op naam tegen te gaan (Wet opheffing verpandingsverboden)
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het onwenselijk is dat partijen in het handelsverkeer overeenkomen dat geldvorderingen op naam voortvloeiend uit de uitoefening van een beroep of bedrijf niet kunnen worden overgedragen of verpand omdat dit de kredietverlening aan het bedrijfsleven belemmert;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I
Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 83 wordt het derde lid vernummerd tot vijfde lid. Er worden een nieuw derde en vierde lid ingevoegd, luidende:
-
-
-
Uitsluiting van de overdraagbaarheid of verpandbaarheid is niet mogelijk als het een geldvordering op naam betreft die voortkomt uit de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een beding tussen schuldeiser en schuldenaar dat ertoe strekt de overdraagbaarheid of verpandbaarheid van een dergelijke geldvordering geheel of gedeeltelijk uit te sluiten dan wel vervreemding of verpanding ervan tegen te gaan, is nietig.
-
-
-
Aan artikel 94 wordt een lid toegevoegd, luidende:
Aan artikel 239 wordt een lid toegevoegd, luidende:
ARTIKEL II
In de Overgangswet nieuw Burgerlijk Wetboek wordt na artikel 85 een artikel ingevoegd, luidende:
De nietigheid, bedoeld in artikel 83, derde lid, tweede zin, van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek geldt, in afwijking van artikel 79, voor bestaande bedingen vanaf drie maanden na het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet opheffing verpandingsverboden.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
ARTIKEL IV
Deze wet wordt aangehaald als: Wet opheffing verpandingsverboden.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 6 maart 2025
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, T.H.D. Struycken
Uitgegeven de negentiende maart 2025
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
XHistnoot histnoot
Kamerstuk 35 482
The EU Monitor enables its users to keep track of the European process of lawmaking, focusing on the relevant dossiers. It automatically signals developments in your chosen topics of interest. Apologies to unregistered users, we can no longer add new users.This service will discontinue in the near future.